Baroeg hamakom - Bikdoeshato - 4 zonen
Meestal zeggen we baroeg ata - "U" tweede persoon. Hier zeggen we "hamakom" derde persoon.
G-d heeft de wereld geschapen op een manier dat we Hem niet zien maar zullen zoeken.
Als we met onze ogen zouden kunnen zien hoe de hele omgeving spiritueel verlicht wordt elke keer als we een mitswa doen en de spirituele schade die we teweeg brengen als we wat verkeerd doen dan zouden we allemaal perfect zijn en helemaal geen vragen stellen. Zelfs de wijze niet.
Maar dat is de bedoeling niet. Vandaar dat we de Torah hebben gekregen op een manier dat we G-d alleen in de derde persoon herkennen. En op een manier van heiligheid. Heilig is iets waar we tegenop kijken. Wat verheven is. G-d is aanwezig in de mitswot op zo een manier opdat er 4 soorten zonen kunnen bestaan
(Erech Shai)
בָּרוּךְ שֶׁנָּתַן תּורָה לְעַמּו יִשְׂרָאֵל
Voor het leren moet men altijd eerst een bracha zeggen. Nu dat we een zin beginnen te verklaren moet eerst de bracha over de Tora uitgesproken worden.
(Sjibalee Haleket)
Voor wij beginnen over de 4 zonen danken wij G-d voor het geven van de Torah aan het Joodse Volk. Waarom doen wij dat?
Het stukje van de vier zonen is namelijk een heel goed voorbeeld hoe onze geleerden de mogelijkheid hebben de Tora te interpreteren met hun G-delijke inzicht.
Er zijn namelijk een heleboel vragen die we over de tekst van de hagada kunnen stellen.
De vraag van de chacham staat in Devariem 6:20 en daar volgt meteen een antwoord op in zin 21. Maar dat antwoord geven we hem niet! In plaats daarvan moeten we hem de wetten van het pesach offer tot .en met de afikoman vertellen. Bij geen enkele van de zonen geeft de Tora instructie dat te doen
De Rasja: Tora geeft wel degelijk een antwoord op de vraag van de slechte zoon maar in de hagada staat dat we hem een grote mond terug moeten geven en hem dat antwoord niet geven.
Het antwoord dat bij de vraag van de rasha staat is overigens wat we volgens de hagada aan de niet vragende zoon moeten uitleggen!
De Tam: zijn vraag en antwoord staan in Sjemot 13:12. Zijn antwoord lijkt wel heel erg op het antwoord dat de Tora aand de chacham geeft in Devariem 6:21.Het boek Dewariem is een toespraak van Mosje waarin hij volk nogmaals bepaalde opdrachten geeft die we al eerder geleerd hebben
?Hoe komen we erbij dat de 'zoon' van Sjemot niet dezlfde is als de 'zoon' van Dewariem
?Wie zegt dat er vier soorten zonen zijn
Al deze vragen hebben antwoorden waar we nu niet op in zullen gaan maar het is duidelijk dat de geleerden de vrijheid hebben om de Tora niet letterlijk te interpreteren (Uiteraard alleen met roeach hakodesh). Vandaar de inleiding dat we G-d danken dat Hij de Tora aan ons heeft gegeven.
(Abir Yakov – Abuchatsera)
1 Torah Voor 4 Zonen
De Torah is aan 4 soorten zonen op precies dezelfde wijze gegeven. Dat is heel merkwaardig. Een rekenboekje in de kleuterschool valt niet te vergelijken met het boek dat op de lagere school wordt gebruikt en zeker niet met wiskunde dat op de universiteit wordt behandeld.
Maar hetzelfde choemash dat op de kleuterschool wordt gelezen en in de lagere school ook vertaald, is wat de grootste geleerden gebruiken om van elke extra letter een reeks wetten af te leiden!
Dat kan alleen maar met een Goddelijk boek.
(R'Chaim van Brisk)
Torah Alleen Voor 4 Zonen
Wat heeft het geven van de Torah te maken met het feit dat er 4 soorten zonen zijn?
De gemara vertelt ons dat toen Moshe de berg Sinai besteeg om de Torah in ontvangst te nemen, de engelen dat niet toelieten. Moshe moest zijn zaak bepleiten. Hij vroeg "Wat staat er in de Torah?" - Ik ben de G-d die jullie uit Egypte heeft gevoerd". Zijn jullie, engelen dan in Egypte geweest? - Wat staat er nog meer? Niet moorden,stelen en jaloers zijn. Hebben engelen dan dat soort gevoelens?" En zo werd besloten dat Moshe met de Torah mocht afdalen naar onze materiële wereld.
Nu begrijpen we waarom het belangrijk is te vermelden dat er een slechte zoon bestaat. Zonder hem als argument te gebruiken was de Torah nooit aan ons gegeven! En door op te merken dat er 4 verschillende soorten mensen zijn begrijpen we dat het best mogelijk is om wel eens wat van de ander te willen hebben. Dat is jaloezie in het beste geval en kan ook leiden tot diefstal en nog erger.
(Keren Jeshoe'a - Blozov)
כְּנֶגֶד אַרְבָּעָה בָנִים דִּבְּרָה תּורָה:
אֶחָד חָכָם, וְאֶחָד רָשָׁע, וְאֶחָד תָּם, וְאֶחָד שֶׁאֵינו יודֵעַ לִשְׁאול.
De 4 Zonen
Één Chacham, één Rasja.
De Chacham gebruikt net als de Rasja het woord: “jullie”. Het kost alle verklaarders de nodige moeite om uit te leggen waarom hij dan wel anders is dan de Rasja.
Als antwoord op zijn vraag vertellen we de Chacham over de Afikoman. De gemara zegt dat dat slaat op de wet dat men niet van de ene groep naar de andere mag lopen. (het Pesach offer moest met een van te voren afgesproken groep gegeten worden). Waarom juist dit onderwerp? Er zijn zoveel wetten die met het vieren van Pesach te maken hebben!
Waarom spreekt men over een ‘Chacham’, wijze, en niet over een ‘Tzadik’ rechtvaardige?
Ook is het opvallend dat de Hagada zegt dat de Tora ‘keneged’ vier zonen spreekt. Letterlijk vertaald betekend dat ‘tegen’.
In andere woorden, niet een van de 4 personaliteiten is ideaal volgens de Tora.
Men zou zelfs kunnen zeggen dat het hier gaat over één en dezelfde persoon. Hij is niet goed, maar wel wijs. Als hij een leerhuis binnen loopt vraagt hij beleefd “Wat leren jullie?” en doet mee aan de discussie. Maar ook met slechte mensen praat hij mee op hun manier. Met eenvoudige mensen houdt hij zich van de domme. Enz.
Dit soort gedrag is goed voor de politiek maar niet voor een joodse jongen. Daarom antwoorden wij hem de wet dat men niet van de ene groep naar de andere mag lopen.
(R’ Joel van Satmar)
אֶחָד חָכָם, וְאֶחָד רָשָׁע
De Rasha zit naast de chacham want dat is zijn redding.
Bij het hemelse gerechtshof zijn geen excuuses voor slecht gedrag. Er zijn ons altijd mensen voor geweest die in ergere situaties hebben gedaan wat ze moesten doen. Josef wordt gebruikt als tegen argument voor degenen die gezondigt hebben. Hij was in een situatie met de vrouw van potifaar die goed is afgelopen.
Waarom wordt juist hij als voorbeeld gebracht? We kennen nog meer bijbelse verhalen van mensen in soortgelijkle situaties die ook niet gezondigt hebben.
Over Josef vertellen onze geleerden dat hij toen hij verleid werd door mevr potifaar het gestalte van zijn vader voor zich zag en daaarom snel weg rende.
Door Josef als voorbeeld te gebruiken leert ons de Torah ook de manier waaromp we ons kunnen weerhouden van zonde.
Door met een tsadiek verbonden te zijn. Zelfs als hij ver weg is dan nog kan zijn kracht ervoor zorgen dat plotselling zijn gestaltevoor de ogen komt.
Pirkee avot staat אל תהי רשע בפני עצמך. Wees geen zondaar bij jezelf. (zie Bartenoera voor meerder interpretaties van deze woorden)
Dit kunnen we zo verklaren. Zorg ervoor dat als je zondigt dat je dan niet op jezelf bent.
Zolang je nog met een tsadiek verbonden bent dan zal het met het zondigen ook wel rustig aan lopen. Ben je echter op jezelf dan komt snel van het een het ander.
De rasha van de Hagada is van het goede soort. Hij weet dat hij het nodige te verbeteren heeft maar weet tenminste dat zijn redding zal komen door naast de chacham te gaan zitten.
(Divree Shmuel - Slonim)
De chacham zit naast de Rasha.
De chacham en de rasha zijn beide vragen stellers. Het verschil is hoe ze de vragen stellen. De chacham probeert te begrijpen en de rasha is de boel aan het uitlachen. Maar beide zijn aan het vragen.
Denken en begrijpen is niet alleen toegestaan binnen het jodendom maar word zelfs aangemoedigt. Maar het is wel gevaarlijk terrein. De chacham moet constant voor ogen houden dat als hij niet uitkijkt zijn denkend en filosoferend hoofd hem van het goede pad kan leiden.
Vandaar dat wij hem naast de rasha neer zetten om hem het resultaat van verkeerd denken voor ogen te houden.
( )
אחד חכם אחד ...
De getal waarde van Echad is 13. We hebben 4 x 13 = 52. בן = 52. Alle vier zonen types zijn soms in een persoon terug te vinden. (Toevoegend aan het hierboven vermelde)
(R' Daniel Alter)
חָכָם מָה הוּא אומֵר
Chacham, ‘ma hoe’, wat hij is, ‘omer’ zegt hij.
Aan iemands manier van spreken kan men horen in welke categorie zoon hij thuis hoort.
(Rajats)
חָכָם מָה הוּא אומֵר
De Chacham zegt constant ‘ma’. Wat zijn die paar goede daden die ik gedaan heb ten opzichtte van wat ik moet doen? Hoeveel het ook moge zijn, het is nog veel te weinig!
(Tiferet Baniem)
מה העדות
Hoe zijn de verschillende soorten wetten van het Pesach offer vandaag de dag van toepasing nu dat we geen tempel meer hebben en het korban niet brengen?
De vraag is aan "jullie" gesteld. Niet om zichzelf uit te sluiten maar om te benadrukken dat dat het alleen op de vroegere generaties slaat en nuiet op de huidige.
We antworden over het afikoman.
Van het feit dat we nu niets na het afikoman eten zoals we vroeger niets na het pesach offer mochten eten zien we dat het eten van de matza ons aangerekend word als het eten van het pesach offer en is alles nog gewoon van toepassing !
(Maharam Shik)
הָעֵדוֹת וְהַחֻקִּים וְהַמִשְׁפָּטִים
De chacham vraagt waarom we het afikoman ter herinnering aan het pesach-offer pas na de matza eten.
Deze vraag kan gesteld worden als edoet choekiem en misjpatiem.
Edoet zijn getuig wetten. Het pesach-offer is vanwege het feit dat G-d ‘pasach’ (had medelijden/sprong over) de joodse huizen.
De matza is ter herinnering aan het deeg dat geen tijd had om te rijzen bij de wonderbaarlijke uittocht.
Pesach komt hier duidelijk voor de matza.
Als we er op een manier van choekiem, g-ddelijke wetten zonder verdere verklaring, naar kijken, dan komt ook pesach voor de matza.
Het gebod om een lammetje in huis te nemen was al op de tiende niessan nog voor de opdracht kwam om matzes te bakken.
Ook mishpatiem, verstandelijke wetten, heeft zijn moeilijkheden.
De misjna legt uit dat de gevogelte offers voor de meel offers genoemd worden omdat het bloed op het altaar gesprenkeld wordt, wat duidt op een grotere verzoening.
Matza is een meel offer en het pesach lammetje heeft bloed dat op het altaar gesprenkeld wordt.
Waarom dus niet eerst pesach en dan matza?
Vandaar dat we antwoorden dat er een klein technisch probleem is, aangezien de smaak van het pesach-offer/afikoman in de mond moet blijven.
Ware het niet voor deze regel, dan had de chacham gelijk gehad.
(Paniem Jafot)
אֵין מַפְטִירִין אַחַר הַפֶּסַח אֲפִיקומָן
Men mag niets eten na het Pesach offer (Afikoman)
In de Talmoed Jeroesjalmi staat dat men de wijze zoon moet antwoorden “dat we met sterke hand uit Egypte zijn gehaald.”
Waarom staat daar niet hetzelfde wat er in onze Hagada staat?
Er is een meningsverschil tussen de Talmoed Bawlie en Talmoed Jeroesjalmie waarom we het Pesach-offer pas na de maaltijd moeten eten.
De Tora verbiedt ons om een bot van het offer te breken. Stel dat het Pesach-offer als hoofdmaaltijd zou dienen, dan zou men in de haast om de rammelende maag op te vullen wel eens een bot kunnen breken. Vandaar dat het pas na de maaltijd geserveerd wordt. Aldus de Talmoed Jeroesjalmie.
De Talmoed Bawlie geeft als reden dat de smaak van het Pesach-offer nog in de mond zal blijven.
De Afikoman die we vandaag de dag eten is ter herinnering aan het Pesach-offer. Aangezien het verbod om botten te breken niet van toepassing is op matzes, is er eigenlijk ook geen reden om de Afikoman pas na de maaltijd te eten. Daarom heeft de Jeroesjalmie het ook niet over deze wet.
De reden van de Talmoed Bawlie is echter ook van toepassing op de Afikoman waarvan de smaak in de mond moet blijven. Vandaar dat de Hagadda, die is opgesteld gebaseerd op de bawlie, het wel heeft over de wet van niets eten na het nuttigen van het Afikoman.
(Ma’amar Jonatan )
Geef je zoon antwoord op een Afikoman manier. Na het eten van de Afikoman mag men niets meer eten zodat de smaak nog lang blijft zitten. Zo ook leer met je kinderen op een manier dat ze het lang niet zullen vergeten.
(Chiedoesjee Hariem)
De enige zoon die als antwoord op zijn vraag geen zin uit de Tora te horen krijgt, is de wijze!
Hij weet dat de joodse manier van overlevering is, dat men de rabbijnen allereerst op hun woord moeten geloven. Daarna, om het beter te begrijpen, kunnen de bronnen opgezocht worden.
De 4 bekers zijn verbonden met de 4 zonen.
De eerste beker is alleen over de wijn. Die is voor de wijze die geen bewijzen nodig heeft om te geloven.
De volgende beker krijgt heel maĝĝied aan te horen. De slechte zoon moeten we proberen door middel van uitlegen te proberen over te halen zich volgens de wetten van de Tora te gedragen.
De eenvoudige zoon is wat dit betreft niet ver van de wijze, vandaar dat we over de derde beker alleen maar het dankgebed voor het eten zeggen.
De vierde zoon is in dit opzicht weer dichter in de buurt van de slechte zoon. Over de vierde beker zeggen we hallel en de slot-liederen. Deze zoon moet positief beinvloed worden door het aanhoren van lof aan G-d.
(Beet Awraham)
אֶחָד חָכָם, וְאֶחָד רָשָׁע
Toen ons de Tora werd aangeboden hebben wij geantwoord “Na’ase wenisjma” Wij zullen doen en luisteren. Eerst doen, dan proberen te wetten te begrijpen. Ook het begrijpen is een belangrijk deel van het Jodendom.
De wijze zoon stelt vragen ná het doen.
De Rasja vraagt zonder te doen.
(Hafla’a)
אֶחָד רָשָׁע
De Rasja
De Rasja is niet een jongen die de kamer uitstuift en zegt “Ik doe niet mee met de onzin. Ik ga liever voetballen.” Het is iemand die aan tafel zit en vragen stelt en wacht op een antwoord.
Maar als het hem niet interesseert, waarom stelt hij dan vragen?
De reden dat hij mee doet aan de discussie is om te laten zien aan de andere 3 zonen dat ook hij een goede Jood is. Op die manier probeert hij ze over te halen naar zijn manier van denken.
Zo iemand mag men niet mee laten doen aan de seder en moet hard aangepakt worden.
De volgende zoon, de tam, snapt het verschil tussen de eerste vragensteller, de Chacham, en de tweede, de Rasja, niet. Wat is dit? Vraagt hij. Waarom krijgt de Chacham wel antwoord maar de Rasja niet?
Wij antwoorden hem. Want met sterke hand… Farao kreeg ook deze behandeling. Geen lange verklaringen waarom het Joodse volk eigenlijk niet in Egypte thuis hoorde, maar meteen een flink pak slaag.
(Lehorot Natan)
De Ĝemara (Sjabbat 31) vertelt ons over een niet-jood die joods wilde worden als de geleerde Hillel hem de hele Tora zou uitleggen terwijl hij op een voet stond!
Hillel aanvaarde de opgave en zei:
"Wat Gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet! Dat is de hele Tora, de rest is de verklaring."
In het 32ste hoofdstuk van het boek Tanja wordt dit begrip uitgelegd. Het Joodse volk is niet alleen verbonden door familie band of door het
naleven van dezelfde wetten. Wij zijn met elkaar verbonden doordat onzezielen één zijn.
Men kan elkaar door twee verschillende brillen bekijken. De lichamelijke, waar het uitmaakt hoe oud, groot, slim rijk enz iemand is; of door de geestelijke.
Dan maakt het niet uit wat de ander doet.
We komen allemaal van dezelfde Hemelse Vader en daar kan het zijn dat de domme arme man een hogere positie heeft dan de geleerde rijke in deze wereld.
Zoals bekend hadden we eigenlijk 400 jaar in Egypte moeten zijn, maar aangezien het zo moeilijk was, werd het ons aangerekend als 'tropen-jaren' en mochten we na 210 jaar al weg.
De Ramban in zijn verklaring op de Tora is van mening dat de slaven niet dag en nacht gewerkt hebben. Als dat wel het geval zou zijn geweest dat was heel Egypte vol gebouwd en dat was niet het geval. Volgens zijn verklaring werden de werklui afgewisseld.
Hoe verklaart hij dan dat het zo moeilijk was, als iedereen geregeld vakantie had?
De Aroeĝot Habossem en de Bat Ajien geven allebei het volgende antwoord.
Het was voor de niet-werkende slaven onmogelijk om aan te zien hoe hun werkende broers onder hun werk leden (Hoewel zij zelf hetzelfde ondergingen tijdens hun eigen werk beurt.) In hun ogen was dit net zo zwaar als hun eigen lijden.
Zij voelden elkaars pijn, zoals het Joden betaamt.
De Rasja ziet zijn medejood door een lichamelijke bril.- Het doet hem niets wat er met de ander gebeurt.
Wij vertellen hem dat het ‘met de ander meevoelen’ juist is wat ons uit Egypte heeft laten vertrekken!
(Chodesh Ha'aviv)
כָּפַר בְּעִקָּר. וְאַף אַתָּה
We kunnen dit ook lezen als “ook jij, beste lezer, bent schuldig aan wat de Rasja zegt en doet. Alle Joden zijn voor elkaar
verantwoordelijk en als deze slechte zoon zo spreekt dan moet jij jezelf afvragen waarom jij daar tot nu toe niet genoeg aan gedaan hebt”.
הוציא "את עצמו"
Omdat hij zichzelf ‘et atsmo’ niet meerekent is hij een ongelovige.
Dat is een beetje vergaand op het eerste gezicht.
De gemara (gittin 56:) vertelt het verhaal van de verwoesting van de tempel.
Titus kwam het allerheiligste binnen en stak een zwaard in het parochet (gordijn). Toen geschiedde er een wonder en spoot er bloed uit. Titus dacht toen dat hij G-d gedood had. Op een beleefde manier zegt de Gemara daar dat hij dacht dat hij “zichzelf” - et atsmo - had gedood.
Als we deze verklaring van de woorden et atsmo hier ook toepassen, klopt het helmaal. Omdat de rasha “zichzelf = G-d” niet mee rekent weten we dat hij een ongelovige is.
(R’ Yehoshoea van Kroli)
וְאַף אַתָּה הַקְהֵה אֶת שִׁנָּיו
Maak zijn tanden stomp
De mens heeft tanden gekregen om als hek te dienen voor de tong. Aangezien de Rasja wel alles zegt wat hij vindt, kunnen we zijn tanden stomp slaan, want hij gebruikt ze toch niet waar ze voor geschapen zijn.
(R’ Joel van Satmar)
Rekensommetje: 570 – 366 = 204
Rasja (slechte) 570 - sjinaw (‘zijn tanden) 366 = tsadiek (rechtvaardige) 204
(Oematok ha’or)
אִילּוּ הָיָה שָׁם, לֹא הָיָה נִגְאָל
Als hij daar was geweest, zou hij niet verlostzijn
Niet alleen goede mensen zijn uit Egypte vertrokken.
We weten bijvoorbeeld van Micha die met een afgod’s beeld door de wonderbaarlijk gesplitse zee is getroken!
Waarom vertellen wij onze Rasja dan dat hij zeker niet verlost zou zijn?
Het antwoord ligt in het woord ‘verlost’. Er had namelijk ook vertrokken kunnen staan.
De Rasja ziet het nut van de verlossing niet in.In Egypte waren we slaven van de Farao en toen werden we slaven van G’d.
De Rasja was misschien wel uit Egypte weg getrokken, maar in zijn ogen zou dat geen verlossing zijn geweest!
(Birkat Chaim)
הוציא עצמו מן הכלל
Wat verwijten we de slechte zoon? Niet dat hij zonden begaat. Het nalaten van wat men moet doen kan uit luiheid voortkomen en het overtreden van verboden is meestal omdat ze zo aantrekkelijk zijn. Daarmee is hij nog niet verloren. De meesten van ons vallen in die categorie. Zolang men zich niet van het volk los trekt is er nog hoop voor zo iemand. Joden zijn er om elkaar te helpen. Als iemand moeite heeft met het nakomen van een bepaald gebod kan zijn buurman in sjoel of bij de joodse bridge club hem een stootje in de rug geven.
Het wordt pas problematisch als men zich niet met de medejood wil mengen.
Zolang de tak aan de boom vast zit kunnen er nog mooie bloemen uit komen.
(Nachal Jitschak - Zutchka)
מָה הָעֲבודָה הַזּאת לָכֶם
De zoon vraagt “Wat kunnen jullie hiermee? Wat er toen gebeurd is, is geschiedenis! Hoe kunnen we vandaag de dag zulke wonderen krijgen?”
Het antwoord dat hierop gegeven wordt is. Wa amertem zewach Pesach.* En jullie zullen zeggen dat het een Pesach offer is enz.
Op Poeriem lezen we inde Megila dat “de dagen nizkariem vana’asim -herinnerd en gedaan - zullen worden. Door het te herinneren wordt het gedaan! Door nu over de uittocht te praten, is het alsof het vandaag de dag opnieuw gebeurt!
* Dit antwoord staat niet in de Hagada maar is wel het vervolg op de vraag van de Rasja in de Tora.
(Atsee Chajiem)
לכם - לשון כינוי מלבוש
De beginletters van lachem – ‘jullie’ duiden op de woorden Lashon = taal, kinoei - naam en malboesh - kleding.
Het joodse volk is niet ten onder gegaan in Egypte omdat ze die 3 dingen niet veranderd hebben. Zij bleven hun eigen taal spreken, gebruikten joodse namen en droegen kleding die hun duidelijk herkenbaar maakte als behorende tot het Joodse volk. De slechte zoon wil dat vandaag de dag afschaffen.
Wat is dit ‘werk’? מה העבודה הזאת לכם
Het jodendom kent heleboel hiddoeriem. We doen altijd veel meer dan wat er strikt gesproken van ons verlangd wordt. “Moet dat allemaal zo moeilijk” vraagt de slechte zoon?
De Rebbe van Klausenburg legde het antwoord van de hagada zo uit. “Vanwege dit” zijn we uit Egypte weggehaald!. Waar slaat dat op? Op de hiddoeriem waar jij, rasha, tegen bent. Vandaar dat als jij daar was geweest je nooit verlost zou worden want je zou alles op de eenvoudige manier gedaan hebben.
Wat is dit werk dat jullie doen?
De ĝemara geeft als regel dat ‘werk’alleen volmaakt kan worden beschouwd als er niet nog een andere handeling na afloop hoeft te worden verricht.
Als een jood eet, doet hij dat met de intentie om zijn lichaam in stand te houden, zodat hij na afloop van de maaltijd G-d weer kan gaan dienen.
Het eten heeft op deze manier een positief doel, maar is op zich zelf een gewone handeling.
Bepaalde kabbalisten weten ook hoe ze met elke hap G-d kunnen dienen.
Om zo iets te kunnen, moet men heel veel geleerd hebben en heel veel in gedachten hebben tijdens het eten.
In Egypte kreeg niemand daar de kans toe.
Men verafschuwde het werk, het feit dat men G-d niet kon dienen zoals het hoorde.
Het eten was geen volledig ‘werk’, want het had slechts tot doel G-d op een andere manier te dienen.
Om dat goed te maken heeft G-d ons een mitswa gegeven waarbij het eten zélf het doel is.
Namelijk het eten van de matza.
De slechte zoon vraagt: ”wat is dit volledige‘werk’dat jullie aan het doen zijn?”
Eet omdat het lekker is,niet om G-d te dienen!
Vandaar dat wij zijn tanden eruit slaan. Hij hoeft ook geen matza meer te kauwen.
(Tiferet Baniem)
De eenvoudige vraagt מה זאת
זאת - dit verwijst naar de Torah waarover we zeggen זאת התורה
Hij vraagt zich af waarom we de joodse manier van leren zo ingewikkeld is. De gemara kan zich paginas lang bezig zijn met het uitzoeken van een halacha. Daar zijn dan weer vele verklaringen over met vragen en antwoorden.Dat dat 2000 jaar geleden nodg was om tot een conclussie te komen valt nog te begrijpen. Maar nu dat we de uiteindelijke wet weten, zou het niet genoeg zijn om alleen de wetten in eenvoudige taal te leren zonder keer op keer alle achtergronden te bestuderen?
Het antwoord luidt: Wij zijn met sterke hand weg getrokken. Waar was die sterke hand voor nodig? Als ze plotseling besloten hadden ons te laten gaan dan zou dat een wonder zijn maar daar waren de plagen niet nodig voor geweest. De reden waarom die plagen er waren was om af te rekenen met alle natuur en zwarte krachten waar de Egyptenaren waarde aan hechtten als afgoden.
Torah leren heeft niet alleen als doel informatie te vergaren. Het is het zich bezig houden met een G-ddelijke wijsheid. Wanneer men dat doet verbindt men zich met positieve, G-ddelijke krachten die ook de omgeving spiritueel verhelderen. Hoe meer men zich inspant bij het leren,hoe meer men zichzelf en de omgeving Goddelijker maakt.
Zo zien we dat het afrekenen met de negatieve krachten toen hetzelfde doet als onze Torah studie vandaag de dag.
(Pele Joets)
Wat is dit? - G-d heeft ons weg gevoerd
De Torah-wet kent drie sorten straffen. Betaling, slaag en doodstraf. Maar een persoon kan alleen in één categorie gestraft worden. Wie betaalt krijgt geen slaag en wie de doodstraf krijgt betaalt niet voor de schade die hij heeft aangericht.
Maar de Egyptenaren kregen wel alle soorten straffen! De eenvoudige vraagt " Hoe zit dat?"
En het antwoord is dat als G-d het zelf doet, het wel zo mag.
(Rabbi Abdallah Somech uit naam van 'verklaarders')
Wat is dat werk dat jullie doen?
Het vertoeven in ballingschap is weliswaar tegen onze wil, maar uiteindelijk wel een nodig proces om tot de uiteindelijke verlossing te komen.
De Rasja vraagt: “Wat voor G’dsdienst is dit?” Waarom zien jullie het lijden van de jood als iets religieus.
Ik ben liever niet uitverkoren om te lijden. Het is alleen maar lastig!
Wij antwoorden hem: Vanwege dit lijden zijn we verlost! G’d had Awraham 400 jaar ballingschap toe gezegd.
Vanwege het zware werk zijn we al na 210 jaar weg gegaan. Met jouw manier van denken, Rasja, zou je daar gebleven zijn!
(Doreesj ba’adi)
Waarom is de Rasja zo slecht omdat hij ‘jullie’ zegt; de Chacham zegt dat toch ook?
Elke Mitswa is verbonden met een ander lichaamsdeel.
Als Rabbi Tzvi Hirsh van Ziditchov ziek was vroeg hij de dokter hem alleen te vertellen welk deel van zijn lichaam aangetast was.
Als hij dat eenmaal wist kon hij bij zichzelf weten welke Mitswa hij beter moest vervullen en dan ging het vanzelf weer over.
De Rasja zegt ‘Lachem’ maar de Chacham zegt ‘Etchem’.
Etchem is wat vriendelijker en ligt heel dicht bij het woord Ietchem, MET jullie.
De Chacham vraagt hoe jullie die Mitswot met elk lichaamsdeel verbinden.
De Rasja gelooft daar niet in.
(Tiferet Tzvi – Spinka)
Wat is nou eigenlijk het verschil tuusen de chacham en de rasha? Beiden vragen wat we nou aan het doen zijn.
De Imree Emmet zei eens dat de bewoording niet altijd een probleem is. Het is aan de toon van de vrager te merken wat zijn bedoeling is. Twee mensen kunnen hetzelfde vragen maar de een doet het om te begrijpen en de ander om te spotten.
“Als je zoon je MORGEN vraagt” is de inleiding tot de vraag van de chacham zoals het in de
Tora staat.
De chacham doet eerst wat hij moet doen en vraagt pas later wat de diepere reden achter elke
mitswa is.
De rasha vraagt wat is DIT? Hij wil nu weten waarom en anders doet hij het niet.
(meerdere verklaarders)
De Melitzer Rebbe van Ashdod legt daarmee uit waarom we straks in de Hagada als we het over de Matza en Maror hebben vragen “de matza/maror DIE WIJ ETEN, waarom doen we dat?.”
Om duidelijk te maken dat we -hoewel we nu al vragen- dat doen met goede bedoelingen omdat het op de sederavond met vraag en antowoord moet besproken worden, voegen we de woorden ‘die wij eten’ to
אחד תם De Tam
De Baal Sjem Tov had in een openbaring te horen gekregen dat er een jood was wiens seder de hele hemel in oproer bracht. Hij besloot te gaan kijken. Het begon allemaal eenvoudig tot de man bij de woorden: tam ma hoe omer – wat zegt de tam- aankwam. Bij die woorden begon hij verschrikkelijk te huilen. De Baal Sjem Tov vroeg hem waarom deze woorden hem zo ontroerden. In het aramees betekend ‘tam’ ‘daar’ (in de ĝemara zien we meestal het woord ‘hatam’) Wat ik hier zie staan is ‘tam’ daar, boven in de volgende wereld, wat zeg je daar. Hoe zal ik me ooit kunnen verantwoorden voor al mijn daden in deze wereld! En daar moet ik van huilen.
De Tam zit naast de Rasja en hoort hoe hij spreekt en vraagt zich af hoe zo iets mogelijk is. Waarom mogen dit soort slechte Joden rondlopen?
Het antwoord is dat ook wij met sterke hand weg gevoerd moesten worden uit Egypte. Ook wij waren helemaal geassimileerd en zijn vanuit het laagste niveau begonnen.
Ook met deze Rasja kan het nog goed komen.
(Shefa Chaim)
De vraag van de tam staat bij de mitswa van het offeren van de eerstgeboren koe en pidjon haben (inlossen van de eerstgeboren zoon).
Waarom doen we dat? vraagt hij. En de vader geeft als antwoord dat G-d de eersgeborenen van Egypte heeft gedood. "Daarom slacht (offer) ik mijn eerstgeborenen."
Het is opmerkelijk dat de vader zegt dat hij (zelf) de eerstgeboren koe slacht als offer.
Sommige werkzaamheden in het beet hamikdash mogen alleen door kohaniem gedaan worden maar het slachten mag vaak ook door een niet koheen gedaan worden.
De Chatam Sofer merkt op dat van de woordkeuze "ik slacht" valt af te leiden dat het gebruikelijk was om de bechor van de dieren zelf te slachten.
De Rema schrijft dat alhoewel het bij veel mitswot het mogelijk is een ander aan te stellen om het als afgezant te vervullen, het gebruikelijk is om een pidjon haben zelf te doen.
In beide gevallen, zo schrijft de chatam sofer, doen we dat als dank omdat G-d ook zelf ons uit Egypte heeft gehaald.
וְשֶׁאֵינו יודֵעַ לִשְׁאול
Die niet kan vragen
De Chacham heeft nog steeds vragen. Hij ziet nog steeds niet het G-ddelijke in alles om hem heen. De sje’eno jode’a lisjol heeft een ziel die van zo een hoog niveau komt dat er geen vragen meer zijn!
(Rajats)
De vier zonen hebben o.a. te maken met de 4 ballingschappen in de geschiedenis van het Joodse volk.
Nu, in de vierde ballingschap, zijn we als de zoon die niet eens meer weet wat hij moet vragen.
Daarom zeggen we ‘at petach’. Wilt U, G-d, onze monden dan open doen om ons het juiste gebed voor de verlossing te laten uitspreken?
(Or Malee)
וְשֶׁאֵינו יודֵעַ לִשְׁאול - אַתְּ פְּתַח לו
En het kind dat nog niet kan vragen, begin zelf er mee te spreken.
Als iemand jode’a (weet) dat hij ‘eeno’ (niets) is,(niets weet) dan gaan boven in de hemel alle poorten van alef tot tav open.
(Divree Chaim)
אַתְּ פְּתַח לו
De eerste letters vormen zowel het woord Afel (duisternis) als Alef (les geven).
De zoon die in duisternis vertoeft en niet eens kan vragen- afel, daar moet je alef – les aan geven
בַּעֲבוּר זֶה עָשָׂה
De getal waarde van de laatste letters van deze 3 woorden is 210.
De uittocht was na 210 jaar in Egypte.
(Pe Echad)
“En je zult het je zoon vertellen op die dag”
Leer je kinderen om alles ‘op die dag’ te doen. Nooit een mitswe uitstellen. Want daarom heb ik jullie uit Egypte gehaald. Net zoals dat razendsnel gebeurde, zo moet je ook meteen een mitswe doen zodra de kans zich voordoet.
(Tiferet Baniem)