Inspectie dringt visie op (SO)

Etienne Van Eygen

Geïnspecteerd worden is voor leerkrachten en scholen niet altijd aangenaam, maar het is natuurlijk wel nodig dat het onderwijsniveau van een school en van de leerkrachten bewaakt wordt. De overheid heeft dus het volle recht om te inspecteren. Goede inspecteurs kunnen leraren overigens ook aan het denken zetten over hun lesgeven. Ik heb in de loop van mijn carrière wel eens met inspecteurs gebotst, maar ik heb van sommigen ook wel eens wat geleerd. Maar de eigenlijke taak van inspecteurs is toch te controleren of de leerlingen kennen en kunnen wat eindtermen en leerplannen eisen.

Artikel 33 (*) van het decreet van 8 mei 2009 bepaalt dat de onderwijsinspectie niet bevoegd is voor de gebruikte pedagogische methode. Het is duidelijk dat heel wat inspectieteams in hun concrete optreden hun boekje te buiten zijn gegaan.

Dat blijkt uit de verhalen van leerkrachten, vooral taalleraren die om hun methode negatief beoordeeld werden. “Te cognitieve aanpak” is dan het standaardverwijt. De ervaring van door de wol geverfde maar nog steeds gedreven leerkrachten – wij hebben het dus niet over 9 tot 4 leraars, die overigens niet zo verschrikkelijk talrijk zijn – wordt door nog al wat inspecteurs als weinig relevant beschouwd, of soms zelfs als een hinderpaal voor vernieuwing.

Maar het blijkt ook uit de doorlichtingsverslagen. Ik heb er een verslag onder ogen gehad van een Aso-school gedateerd november-december 2005. In het hoofdstuk ‘vakverslagen’ wordt voor elk vak in de paragraaf ‘leerlingenbegeleiding’ de gebruikte methode onder de loep genomen. De criteria zijn daarbij: is de aanpak leraargestuurd of leerlinggericht? Wordt er gedifferentieerd? Je hoeft helemaal niet tussen de lijnen te lezen om te ontdekken dat de scholen de richting van het begeleid zelfstandig werken uit gestuurd worden. En als je de paragrafen ‘leerlingenevaluatie’ doorneemt, lees je steeds maar weer dat leraren veel meer het proces moeten evalueren dan het product. En dan heb ik het nog niet over de grote aandacht voor het welbevinden van de leerling. Dat alles betreft toch wel de pedagogische methode, tenzij ik natuurlijk in mijn grote domheid het begrip niet juist interpreteer.

Hoe groot de invloed van de inspectie op directies is, heb ik in de laatste weken in mijn omgeving kunnen ervaren. Van een onderwijzeres hoorde ik dat ze een felle ruzie had gehad met haar directrice omdat ze aandacht aan spelling besteedde. Spellingfouten vond de directrice helemaal niet zo erg: op elke computer staan immers spellingcontrolefuncties. En er zijn zoveel interessanter dingen waar leerlingen zich kunnen mee bezighouden. En wat moet je denken van een directeur secundair onderwijs die, hopend op een pluim van de inspectie, een “visietekst over evaluatie” schrijft die als volgt begint: ”In onze school wordt leerlingenevaluatie niet louter gekoppeld aan een externe bovengrens, die door alle leerlingen moet gehaald worden en die voor iedereen hetzelfde is. Aan de andere zijde van het spectrum bevindt zich de unieke persoon van de leerling met de hem eigen talenten en de hem toegeëigende cultuur. De eigenheid van de leerling vormt de ondergrens voor een persoonlijk leer- en evaluatieproces.” Ik zou willen zeggen: “Herlees deze zinnen en savoureer deze briljante parodie, een ‘Ubu roi’ waardig”, als het niet zo ernstig bedoeld was.

Maar laat ik niet mijn pijlen richten op deze brave grootsprakerige directeur. Het is een inspectie die de verspreiding van zulke onzin in de hand werkt, die tot de orde geroepen moet worden. Directies die kritiekloos de inspectierichtlijnen volgen, moeten wel beseffen dat zij vaak hun beste vakleerkrachten demotiveren. Er zijn er gelukkig andere, verstandige directies die wat zinnig is in hun school willen toepassen, maar voldoende realiteitszin hebben om bepaalde eisen van de inspectie te negeren.

*Art. 33. (bron Edulex)

De inspectie is niet bevoegd voor de controle op de invulling van het pedagogisch of agogisch project, noch voor de controle op de gebruikte pedagogische, agogische, artistieke of begeleidingsmethoden. Ze is evenmin bevoegd voor het toezicht op het onderwijs in de levensbeschouwelijke vakken.

De inspectie oefent haar opdrachten uit op zodanige wijze dat de gelijke behandeling van de instellingen gegarandeerd wordt.

De inspectie oefent haar opdrachten uit op zodanige wijze dat de instellingen niet meer worden belast dan voor een zorgvuldige uitoefening van het toezicht noodzakelijk is. Daarbij waakt zij erover bij de instellingen alleen gegevens of documenten op te vragen die met het oog op het toezicht noodzakelijke informatie bevatten.

De Vlaamse Regering stelt voor de inspectie een werkingscode op en maakt die bekend bij de instellingen en hun personeelsleden.