Krantenartikels

De controversiële Duitse neuropsychiater Dr. Manfred Spitzer schrijft in zijn tweede boek, ‘Digitale Demenz’ (Digitale Dementie), dat computergebruik onomkeerbare schade toebrengt

aan de hersenontwikkeling van kinderen en dat het dan ook verboden moet worden in scholen. Die Welt vat Spitzers visie kort samen.

Spitzer, die het in zijn eerste boek opnam tegen onze televisieverslaving, verzamelde een enorme hoeveelheid aan wetenschappelijk bewijsmateriaal voor de stelling dat internet ons dom maakt.

Alles laat sporen na in de hersenen. In hun ontwikkelingsfase worden er allerlei verbindingen gevormd die, tijdens onze eerste levensjaren, de structuur creëren voor alles wat we daarna leren.

De manier waarop het brein zich continu aanpast aan de omgeving, wordt “neuroplasticiteit” genoemd.

Het is die neuroplasticiteit die in gevaar komt door overmatig computergebruik. Chauffeurs die altijd op hun GPS vertrouwen, ontwikkelen veel minder oriëntatievermogen,

hoewel onze hersenen daar wel voor gebouwd zijn. Hetzelfde geldt voor kinderen en pc-gebruik.

Steeds meer kinderen staan op met hun laptop of smartphone en gaan er op het einde van de dag mee naar bed. Ze leren over Google en Wikipedia op school.

“Dit heeft een onvermijdelijk negatief effect op hun leervermogen,” aldus Spitzer, “en er zijn geen onafhankelijke studies die bewijzen dat computers op school de studie-effectiviteit stimuleert.”

Zijn advies is dan ook radicaal: verban alle digitale media uit de scholen. Hiermee komt hij in schril contrast te staan met andere informatie-experts zoals John Naughton.

Volgens Spitzers studie gebruiken steeds meer jongeren ook verschillende media tegelijkertijd. Al dat multitasken betekent dat sommigen 8,5 uur aan dagelijks mediagebruik er in 6,5 uur tijd inrammen.

“Multitasken is geen vaardigheid die moet worden aangemoedigd bij de volgende generaties,” waarschuwt hij.

Prof Paul Verhaeghe hekelt hoog aantal leer – en gedragsstoornissen bij kinderen.

“ Niet ziek, maar verkeerd opgevoed !”

Bijna een kwart van de kinderen tussen 10 en 15 jaar heeft minstens één leer – of gedragsstoornis, van ADHD, ADD tot dyslexie. Dat blijkt uit een recent onderzoek van TNS Media bij bijna 1000 Vlaamse gezinnen. Paul Verhaeghe, professor psychologie aan de universiteit van Gent , vindt het boerenbedrog dat steeds meer kinderen tal van ‘ veronderstelde pseudo – medische stoornissen’ worden toegedicht. Op die manier wordt de kern van de zaak verdoezeld : een serieus opvoedingsprobleem.

Volgens professor Verhaeghe kampen vandaag heel wat kinderen effectief met autoriteits - , leer ,- en aandachtsproblemen. Maar het feit dat men dat alles afzonderlijk gaat benoemen – het liefst nog met enkele vieze afkortingen zoals ADHD – wekt de indruk dat we met iets vrij uitzonderlijks te maken hebben. Waar bovendien niemand schuld aan heeft. Daar zit de fout.

Al die verschillende onderdelen maken deel uit van een groter geheel : een serieus opvoedingsprobleem. En daarin hebben niet alleen hulpverleners en leerkrachten, maar zeker ook de ouders een belangrijke verantwoordelijkheid, vindt Verhaeghe.

Vele ouders hebben dezer dagen schrik van hun eigen kinderen. Ze hebben schrik om ze op tijd in bed te krijgen, ze hebben schrik om ze hun groentjes te laten opeten, enzovoort. Hoe dat komt ? We leiden tegenwoordig allemaal een veel drukker leven. Daarmee wil ik zeker niet pleiten voor een terugkeer naar de ‘goede oude tijd’. Dat is onzin. Met z’n tweeën uit gaan werken, bereikbaar zijn via gsm en het internet, zijn nu eenmaal ingeburgerd en eigen aan deze tijd.

Een pasklare oplossing heeft de professor echter niet voorhanden. "Vast staat wel dat al die medicatie en logopedietrainingen niet veel zullen uithalen. Dat is dweilen met de kraan open. We kunnen wel beginnen met al wat meer aandacht te besteden aan een aantal elementaire zaken. Bijvoorbeeld het aan de dag leggen van een gezonde, ouderlijke autoriteit. Je hebt ouders die met hun kind van vier discussiëren over het uur van slapen gaan. Dat is idioot. Met een kind van die leeftijd moet je niet in discussie gaan. Met een twaalfjarige kan dat al wel. Vandaag staat de wereld op zijn kop. Vele ouders zetten de deur wijd open voor kinderen tot 11 – 12 jaar, daarna knalt men ze plots dicht. Dat is om problemen vragen ….. “

Daarnaast lijkt het ook eens tijd te worden om qua prestatiedruk serieus gas terug te nemen. Plots moet elk kind per definitie een diploma ASO halen. Het technisch en beroepsonderwijs worden de laatste jaren afgedaan als "mindere" opleidingen. Dat is flauwekul. Vroegere klasgenootjes van mij, die een stiel zijn gaan leren, hebben een goed leven en verdienen soms meer dan ik.. Daar is helemaal niets mis mee. Een aantal kinderen is nu eenmaal niet intelligent genoeg of heeft helemaal geen belangstelling voor het ASO. Laat hen een keuze en haal wat druk van de ketel.

Van opleuken wordt onderwijs niet beter!

Martin Slagter: docent Nederlands en filosofie.

Het nieuwe leren

Er is groeiende kritiek op het ’nieuwe leren’. Maar de voorstanders gaan onverdroten door met de afbraak van het onderwijs

Eind vorig schooljaar verscheen er een stroom aan publicaties waarin de vloer werd aangeveegd met het nieuwe leren. In het programma ’Zomergasten’ bracht de filosoof Ad Verbrugge, oprichter en voorzitter van de vereniging Beter Onderwijs Nederland, die kritiek nog eens welsprekend onder woorden. Samengevat: door het voortdurend ’opleuken’ van het onderwijs (praktijkleren) ontbreekt het Nederlandse jongeren steeds meer aan elementaire vaardigheden en basale feitenkennis.

Grofweg vallen voor- en tegenstanders van het nieuwe leren samen met enerzijds bestuurders, managers en onderwijskundigen, en anderzijds vakdocenten, leerlingen en ouders. Zonder de moeite te nemen serieus op de toenemende kritiek te reageren, gaan bestuurders en managers onverdroten door met de afbraak van het Nederlandse onderwijs. De arrogantie van de macht. Zelfs nu uit nieuw neuropsychologisch onderzoek blijkt dat de hersenen van jongeren nog niet rijp zijn voor het nieuwe leren, blijven ze hardnekkig bij hun standpunt. Vanwaar deze halsstarrigheid? Antwoord: er staan grote belangen op het spel, vooral ook eigenbelang.

Een van de grootste problemen van het Nederlandse onderwijs is het onderscheid tussen de bedenkers van didactische vernieuwingstrajecten en de uitvoerders ervan in de praktijk – de vakdocenten. Lesgeven – de belangrijkste taak van iedere docent – staat in alle onderwijssoorten het laagst in aanzien en wordt het slechtst betaald. Terwijl dat het moeilijkste, zwaarste en veruit zinnigste werk is dat je in het onderwijs kunt verrichten.

Om in het onderwijs carrière te maken, dien je als docent te gaan coördineren, managen of besturen. Dat wil zeggen: juist níet te doen waarvoor je bent opgeleid. Alleen dan kom je in aanmerking voor salarisverhoging. Een manager of coördinator in het mbo verdient in Nederland meer dan een universitair hoofddocent, bestuursleden van roc’s meer dan de minister-president. Het is precies deze absurde salarisstructuur die de managerscultuur, en daarmee de bureaucratie, in het onderwijs instandhoudt.

Vrijwel alle politieke partijen doen in hun verkiezingsprogramma’s ferme uitspraken over de noodzaak de managerscultuur in het onderwijs aan te pakken. De PvdA noemt zelfs een gewenste verhouding tussen management en uitvoerende vakdocenten van respectievelijk 15 en 85 procent.

Daar krijgt deze partij nog een zware dobber aan. Want docenten die zich eenmaal aan het primaire proces ontworsteld hebben, piekeren er doorgaans niet over om weer voor de klas te gaan staan. Het schijnt namelijk een stuk leuker te zijn om vanachter een bureau voortdurend innovatieve trajecten te bedenken, die vervolgens anderen mogen uitvoeren. Zeker als je daarvoor ook nog eens beter betaald wordt.

In mei van dit jaar ontstond er enige ophef over het geringe aantal lesuren dat er in het ’competentiegerichte’ beroepsonderwijs nog wordt gegeven. Leerlingen bleken per week niet meer dan zo’n tien uur les te krijgen, en dat in toenemende mate van stagiairs, assistenten en onbevoegde docenten. Alle landelijke kranten besteedden aandacht aan dit onderwerp en spraken er schande van. Minister Van der Hoeven stuurde een boze brief aan de besturen van alle roc’s. En wat gebeurt er vervolgens? Niets dus. Op de school waar ik werk, worden dit jaar nóg minder vakgebonden contacturen gegeven, nadat dat aantal vorig jaar al gehalveerd was. Op nóg meer roc’s wordt Nederlands niet meer als apart vak aangeboden (maar alleen ’integraal’ bij andere vakken). Terwijl een unanieme Tweede Kamer zich daar vorig jaar krachtig tegen uitsprak. Hoe serieus denkt de politiek eigenlijk nog dat zij genomen wordt?

Martin Slagter is docent Nederlands en filosofie.