ICT ... kommer en kwel !!!

Recensie: ICT en kommer en kwel in het Amerikaanse onderwijs

Datum 01/10/2004

Auteur publicatie Todd Oppenheimer

Titel publicatie "The Flickering Mind. The False Promise of Technology in the Classroom and how Learning Can Be Saved"

Bijdrage van Hans Roes

Het is veel leuker en leerzamer om boeken te lezen die krachtig stelling nemen tegen ICT in het onderwijs, is de ervaring van Hans Roes. Dit keer scherpt hij zijn opvattingen aan de publicatie "The Flickering Mind. The False Promise of Technology in the Classroom and how Learning Can Be Saved" van Todd Oppenheimer. Alhoewel het boek zich vooral bezig houdt met het Amerikaanse basis en voortgezet onderwijs, zijn er wel degelijk parallellen te trekken met de Nederlandse situatie in het hoger onderwijs. Is de docent het probleem, of de technologie? Antwoorden op deze en meer vragen komen aan bod in de boekbespreking van Hans Roes.

Toen ik vorig jaar Larry Cubans "Oversold and Underused: Computers in the Classroom" las, besefte ik dat het veel leuker en leerzamer is om boeken te lezen die krachtig stelling nemen tegen ICT in het onderwijs, dan het verwerken van de niet aflatende stroom aan artikelen en publicaties die alsmaar – en soms irritant kritiekloos - de voordelen uit de doeken doen. Cubans stelling is dat alle investeringen in ICT niet geleid hebben tot fundamentele veranderingen in het onderwijs, en hij baseerde zich daarbij op waarnemingen aan basisscholen tot en met zijn eigen Stanford. In de literatuur staat deze stelling ook wel bekend als het 'no significant difference' fenomeen.

Todd Oppenheimer, een Amerikaanse freelance journalist, gaat in zijn boek "The Flickering Mind. The False Promise of Technology in the Classroom and how Learning Can Be Saved", een stapje verder. Drie jaar lang reisde hij door de VS en bezocht veel K12- (basis- plus voortgezet onderwijs-)scholen om zich op de hoogte te stellen van de gevolgen van ICT in het onderwijs. Het resultaat is een lijvig boek dat geen wetenschappelijke pretentie heeft, maar een journalistiek werk is. Zijn mening over ICT in het onderwijs liegt er niet om: "[In] the realm of education, technology is like a vine – it's gorgeous at first bloom, but quickly overgrows, gradually altering and choking its surroundings." (p. xiv) Overigens beperkt Oppenheimer zich niet tot het ICT domein. Het boek laat zich ook lezen als een verhaal over een onderwijssysteem dat in een voortdurende crisis zit, overprikkeld als het is door de vele politieke en maatschappelijke eisen die eraan gesteld worden. Technologie fungeert in zo'n situatie al snel als het middel bij uitstek om die crisis te lijf te gaan, politici koketteren ermee en stellen geld ter beschikking dat scholen maar al te graag aannemen. Het boek gaat daarmee bij vlagen behoorlijk richting pamflet.

Niet waargemaakte beloften

Oppenheimer bouwt zijn betoog in drie grote delen op: "False Promises", "Hidden Troubles" en "Smarter Paths". Deel I duikt aardig in de historie en laat zien dat ICT slechts één instantie is van allerlei technologische beloften aan het onderwijs. Zo voorspelde Edison ooit dat film tekstboeken volledig zou gaan vervangen. Al in 1939, zo'n zeventien jaar na Edisons voorspelling lag er onderwijskundig onderzoek dat op zijn minst gemengde resultaten liet zien. Optimale inzet van het medium film leek - hoe bekend klinkt dit - vooral afhankelijk van de wijze waarop docenten het inzetten. En dus volgde een roep om trainingen voor docenten. In 1945 volgde het idee om radio in te zetten in het klaslokaal, onder andere door Skinner ondersteund, in de jaren zestig gevolgd door televisie en weer later video. Steeds weer blijkt dat nieuwe middelen uiteindelijk slechts een marginale rol spelen in het onderwijs, terwijl ze steeds als totale revoluties worden aangekondigd. Zou het met computers dan niet dezelfde kant opgaan als met film, radio en televisie? De eerder genoemde Cuban heeft hierin een bepaald patroon ontdekt – het begint met grote (valse) beloften, ondersteund door research door de ontwikkelaars van de technologie. Steeds weer blijkt dat dit soort vernieuwingen niet omarmd worden op de plek waar het ertoe doet, het klaslokaal. De standaard twee verklaringen voor de mislukking zijn dan gebrek aan geld en onwillige of onwetende docenten. Uiteindelijk krijgt dan toch de falende technologie de schuld, waarna de cyclus van voren af aan begint met weer een technologische vernieuwing. ICT lijkt daarbij zijn eigen cyclus te hebben, iedere nieuwe softwareversie belooft de problemen van oude versies op te lossen, mits dan ook tegelijkertijd geïnvesteerd wordt in weer nieuwe hardware.

Is de docent het probleem, of de technologie?

De arme docent die steeds maar weer de schuld krijgt van het mislukken van vernieuwingen is het onderwerp van hoofdstuk 10. Oppenheimer keert de schuldvraag echter meteen om en spreekt van "another of education's dominant e-lusions - that teacher training will solve technology's problems" (p. 305). Een andere vaak genoemde reden, het gebrek aan ondersteuning, vindt in zijn ogen meer genade. In het bedrijfsleven lijkt een ICT ondersteuner op 30 tot 40 gebruikers de norm. Hoewel die in de praktijk wellicht iets hoger ligt, ter vergelijking New York waar er 150 trainers en onderhoudstechnici zijn voor 1200 scholen met 80.000 docenten. In de training van docenten worden bovendien fundamentele pedagogische fouten gemaakt, er is bijvoorbeeld vaak geen directe link tussen training en toepassing. Cursussen in de avonduren, zelfs wanneer het extra betaald werd, leverden ook niets op aangezien docenten in New York vaak een extra baan in de avonduren hebben omdat ze anders hun gezin niet kunnen onderhouden. Los daarvan is de kwaliteit van de Amerikaanse leerkracht sowieso niet erg hoog en zijn de lerarenopleidingen er vaak een rommeltje. Dat geldt ook voor de scholen zelf waar de verhouding bureaucratie / leraren drastisch is gestegen. De basis is al zwak en dan daarboven ook nog investeren in ICT is dan al snel teveel gevraagd. Dan maar ICT-onderwijs voor docenten? Ja, voor degenen die dat leuk vinden, maar je moet het niet opleggen. Oppenheimer ziet veeleer een rol weggelegd voor schoolmediathecarissen, IT-specialisten en enthousiaste docenten.

De menselijke factor

De human touch staat centraal in het laatste hoofdstuk (met een uitgesproken voorkeur voor de op de ideeën van Steiner gebaseerde Waldorfscholen) en de conclusies van Oppenheimer. Voorkomen moet worden dat de computer de rol van de docent overneemt. In een wereld die bovendien steeds meer informatie produceert worden leerlingen overvoerd met stimuli. Dat is niet bevorderlijk voor leren, het gaat immers ook om laten bezinken en bezinnen, vergelijk ook de titel van Marcel Mirandes boekje "Stilstaan bij een haastig medium" uit 2000. In die zin zijn de lessen van Oppenheimer ook toepasbaar op het hoger onderwijs: "Like it or not, computer technology is also here to stay in some fashion. The challenge for schools, therefore, is to be smarter about how and when they use technology, and how they separate its wheat from its chaff." (p. 393)

Oppenheimer heeft een rijk, zij het hier en daar wat wijdlopig, boek geschreven. Alhoewel het zich vooral bezig houdt met het Amerikaanse basis en voortgezet onderwijs, zijn er wel degelijk parallellen te trekken met de Nederlandse situatie. Over computers die alsmaar niet naar behoren werken hoor ik regelmatig van mijn zus die in het basisonderwijs werkt. Mijn dochter, die in het "Voorbereidend Middelbaar" werkt, en die een eerdere versie van deze recensie las, merkte op dat het goed is dat de andere kant van technologie ook eens belicht wordt.

Het is jammer dat Oppenheimer niet ingaat op zijn laatste vraag hoe scholen slimmer om kunnen gaan met ICT in het onderwijs. Daarover zijn in de literatuur wel degelijk zinnige dingen gezegd (in Nederland onder andere door Henk de Wolf) die steeds gemeen hebben dat er sprake dient te zijn van een weloverwogen strategie die vertrekt vanuit lange termijn onderwijsdoelen. Het probleem, zowel in de Amerikaanse als de Nederlandse situatie, is nu dat over die lange termijn doelen zo weinig wordt gesproken. Veel meer aandacht gaat uit naar de eeuwige strijd over onderwijsmethoden en –filosofieën (vergelijk de recente discussie over de Iederwijs scholen), het reageren op de zoveelste oekaze van het "Ministerie van Onderwijs" en het dagelijkse woekeren met mensen en middelen. Het leervermogen van onderwijsorganisaties blijkt helaas beperkt. Dat komt door de maatschappelijke en politieke druk op het systeem waardoor scholen geen tijd hebben – een interessante parallel - voor bezinken en bezinnen.