Vlaams onderwijs is top in alle opzichten!

Vlaams onderwijs kampioen ongelijke kansen?

Een mythe! Opinie − 01/03/14, 06u00

Wim Van den Broeck is psycholoog en onderwijsdeskundige aan de Faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen van de Vrije

Universiteit Brussel. "Onze scholen doen het helemaal niet slecht voor kansarme leerlingen, zo bewijzen objectieve cijfers", schrijft hij.

Vlaanderen heeft het hoogste percentage veerkrachtige leerlingen van heel Europa. Het zijn weliswaar geen gelijke kansen, maar wel de best mogelijke kansen !

Sinds jaar en dag melden de media, gesteund door allerlei onderzoeksrapporten, dat het Vlaamse onderwijs weliswaar kampioen is in wiskunde, lezen of wetenschappen, maar helaas ook kampioen is in het in stand

houden en zelfs creëren van ongelijke kansen. De kloof tussen sterke en zwakke leerlingen zou nergens zo

groot zijn als bij ons en bovendien zou die kloof vooral lopen tussen de sociale klassen, zeg maar tussen arm

en rijk. Dit argument werd ook het belangrijkste motief voor de voorstanders van een structuurhervorming

van ons secundair onderwijs in de richting van een latere studiekeuze en een gemeenschappelijke eerste graad.

De redenering in heel wat studies volgde uit het objectieve gegeven dat de peilingsscores systematisch lager

liggen voor kinderen uit gezinnen met een lagere socio-economische status (SES) dan die van kinderen uit

hogere SES-gezinnen. Op grond van de aanname dat intelligentieverschillen gelijk verdeeld zijn over de verschillende sociale klassen kwam men vanzelf tot de conclusie dat het onderwijs er niet in slaagt de

bestaande sociale ongelijkheden weg te werken, en erger nog, het deze verschillen zelfs versterkt. Daarvoor

zou dan ons onderwijssysteem met vroege studiekeuze verantwoordelijk zijn, omdat daardoor kinderen te veel kiezen in functie van hun sociale klasse, en te weinig in functie van hun echte talenten. Daarom ook wordt er

met bewondering verwezen naar gidsland Finland waar men er kennelijk in slaagt een uitstekende gemiddelde prestatie te combineren met kleine verschillen tussen kinderen van verschillende sociale klassen.

Hefboom

Het bestaan van prestatieverschillen tussen sociale klassen kan echter niet zomaar op het conto geschreven worden van het onderwijssysteem omdat vast staat dat intelligentie niet perfect gelijk verdeeld is over de sociale klassen en dus nergens ter wereld een onderwijssysteem bestaat dat geen sociale ongelijkheid vertoont. De verwevenheid van intelligentie en sociale klasse vermindert echter in geen enkel opzicht het aanzienlijke belang van sociale factoren. Integendeel: ze zijn en blijven een belangrijke hefboom om iedere leerling optimale kansen te bieden.

In de bestaande studies had men uitsluitend aandacht voor de grootte van de verschillen in leeruitkomsten en voor de mate waarin die verschillen samenhangen met de sociale klasse, en dus helemaal niet voor het niveau van de prestaties zelf van de zwakste leerlingen.

Nochtans zou men precies vanuit een sociale bezorgdheid verwachten dat men vooral begaan is met de reële kansen van jongeren die toch vooral voortvloeien uit hun reële kennis en vaardigheden. Kleine verschillen in prestaties tussen de zwakste en de sterkste leerlingen of tussen sociale klassen, maar telkens op een laag niveau, zijn veel minder goed nieuws voor kansarme leerlingen dan indien die verschillen wat groter zouden zijn maar de prestaties op een hoger niveau liggen.

Het probleem is dat men zich in de meeste studies bijna uitsluitend baseerde op deze ongelijkheidsmaten, die slechts een heel beperkte waarde hebben. Men hield er immers nooit rekening mee dat ze in sterke mate afhankelijk zijn van de sociale diversiteit van een land en ook van de moeilijkheidsgraad van de toets die ervoor kan zorgen dat een hoog gemiddelde van een land vanzelf samengaat met grotere verschillen. Gelukkig heeft men in het meest recente PISA-rapport (2013) een nieuwe, interessantere maat toegevoegd, m.n. de 'resilience' (of veerkracht), dat is het percentage jongeren uit de laagste sociale klasse van een land dat toch hoog scoort op de prestatiemaat over alle landen heen.


Wereldtop

Uit onze analyses blijkt nu dat op het ogenblik dat er in de media zwaar uitgehaald werd naar het Vlaamse onderwijs omdat het sociale ongelijkheid zou bestendigen, we in werkelijkheid behoorden tot de absolute wereldtop, niet alleen op het vlak van het algemene niveau, maar ook wat betreft de kansen die we gaven aan de zwakkere leerlingen, ongeacht wat de kenmerken zijn van deze groep (bv. kansarm of allochtone herkomst).

Het feit dat we nu wat gezakt zijn qua algemeen niveau impliceert meteen dat we het nu iets minder goed doen voor de zwakkere leerlingen, in tegenstelling tot wat de media daarover berichtten. Maar ook nu nog heeft Vlaanderen het hoogste percentage veerkrachtige leerlingen van heel Europa. Het zijn weliswaar geen gelijke kansen, maar wel de best mogelijke kansen. Hiermee doen we het aanzienlijk beter dan alle comprehensieve landen (met late studiekeuze) in Europa. Verder blijkt dat voor landen met een geringe maatschappelijke diversiteit, zoals sommige oosterse en Scandinavische landen, vroege of late studiekeuze weinig verschil uitmaakt. Landen met een grote maatschappelijke diversiteit, zoals Vlaanderen, hebben echter de meeste baat bij een vroege studiekeuze, zowel voor het algemene niveau als voor het bieden van kansen aan de sociaal zwakkeren.

En Finland? Dat doet het veel slechter op vlak van sociale ongelijkheid. Vergelijkbare Turkse leerlingen scoren daar zomaar eventjes meer dan een vol leerjaar onder het niveau van onze Turkse leerlingen.