Kweken wil zeggen dat men lammetjes wil hebben. Niets is leuker dan vrolijk rondspringende kleine geitjes!
Wenst men de lammetjes zelf te houden? Waar naar toe met de andere lammetjes? Waar naar toe met de bokjes?
"Kweek enkel met gezonde dieren!"
Om te kunnen kweken moet men beschikken over een geslachtsrijp mieke en bokje.
Het is de kunst om de meest geschikte bok en het meest geschikte mieke samen te brengen, zonder inteelt, zo hou je de goede eigenschappen van de dieren in stand.
Geef het mieke tussen 2 drachten voldoende tijd om te herstellen. Kweek nooit meer dan 1 nest lammetjes per jaar uit een geitje. Het geitje is immers 5 maanden zwanger, 3 maanden zoogt de moeder de lammetjes, dan blijven er nog 4 maanden over om te bekomen van de zwangerschap, geboorte en opfokken.
Dit hoofdstuk bevat volgende onderwerpen:
1. Ritsheid
2. Dekking
3. Dracht
4. Geboorte
5. Opfok
6. Geslachtsbepaling
7. Inteelt
8. Allerlei
8.1. Wanneer kleine lammetjes buiten laten?
1. Ritsheid:
Als de eicellen van een geit rijpen, worden vrouwelijke hormonen uitgescheiden en zal het geitje rits (vruchtbaar) worden. Ze is dan bereid om te paren met de bok.
Een mieke wordt voor de eerste keer rits op de leeftijd van 6 – 7 maanden oud. Voor de ontwikkeling van het geitje is het beter het niet te laten dekken voor het 12 maanden oud is of 70% van haar volwassen lichaamsgewicht heeft. Dit is voor onze mini-dwerggeitjes veelal een gewicht van 18 kg. De miekes kunnen alzo tot voldoende lichaamsontwikkeling komen en voorkomt de geboorte van minder levensvatbare lammetjes.
Een bokje kan vanaf de leeftijd van 3 maand een mieke dekken. Een jonge bok gebruikt men best als dekbok vanaf de leeftijd van 7 maand.
Een niet zwanger mieke is om de 18 tot 21 dagen rits en dit het hele jaar door, het kan dus het hele jaar door gedekt worden. De vruchtbare periode duurt ongeveer 2 dagen.
Ritsheid herkent men aan:
- rusteloosheid en aanhoudend mekkeren (roept de bok);
- kwispelen snel heen en weer met het staartje;
- het geslachtsorgaan is rood en gezwollen;
- lichte vochtafscheiding.
Als de geit gedekt kan worden (dekrijp is) kan men herkennen door op haar onderrug te duwen, het dier zal dan stokstijf blijven staan.
De bok zal zijn gekende bokkengeur verspreiden, ingeval een mieke rits is in de omgeving.
2. Dekking:
Een rits geitje beantwoordt de toenadering van de bok door het heftig heen en weer bewegen van de staart.
Gedurende enige tijd besnuffelt de bok het geitje, hij wisselt dit af met het "flemen" (neusvleugels worden opengezet om de lucht van een ritse geit nog beter binnen te kunnen halen).
De kop wordt hoog opgeheven, de bovenlip opgetrokken en de lucht diep door de neus opgesnoven. Tussentijds maakt hij een knorrend geluid en druk zijn kop regelmatig in de flank van het ritse geitje, hiermee wordt bij het geitje een gunstig "stareflex" (blijven staan van het geitje) opgewekt.
Blijft het geitje staan dan zal de bok zich achter de geit opstellen en het geitje bespringen. Hij zal daarbij de geit omklemmen met de voorpoten waarna de penis in de vulva zal dringen.
Na enkele stevige stoten zal de bok zich bij “de nastoot” oprichten ten teken dat de paring voltooid is.
3. Dracht:
Als de geit na 3 weken na de dekking niet meer rits wordt, is ze normaal drachtig.
Men kan de drachtigheid ook laten vaststellen door de veearts:
- Vanaf de 22ste dag van de dracht, een bloedstaal van het mieke te laten onderzoeken op PAG (Pregnancy Associated Glycoprotein). Aan de hand van de gemeten waarden kan men afleiden dat ze drachtig is.
- Tussen de 35ste en de 50ste dag van de dracht kan men het mieke scannen. Via echografie kan men te weten komen of het mieke drachtig is en meestal ook hoeveel lammetjes.
De dracht duurt normaal 147 dagen, 4 dagen minder of meer zijn mogelijk.
Bij een boklammetje of een éénling kan de dracht iets langer duren, bij een meerling doorgaans iets korter.
Men kan de dracht indelen in 3 periodes: de differentiatie, de groei en de maturatie.
De differentiatieperiode: de eerste 40 dagen van de dracht.
Tijdens deze periode worden alle organen gevormd bij de foetus.
Na 4 weken is de foetus nog maar enkele cm groot.
In deze periode is het af te raden om toxische producten (oa. ontwormmingsmiddelen) toe te dienen. Men kan best ontwormen voor het mieke bij de bok komt en net voor het aflammeren.
De eerste maanden zal er weinig veranderen aan het uiterlijk van de toekomstige moeder. In de baarmoeder ontwikkeld zich echter het nieuwe leven.
Bijvoederen tijdens de eerste maanden is niet nodig. Te veel voeding in de eerste 3 maanden na de dekking kan leiden tot te vette dieren.
De groeiperiode: van de 40ste tot de 90ste dag van de dracht.
Na enkele maanden is meestal te zien dat de buikomvang toeneemt en dat vooral aan de rechterkant.
Het lam bereikt op het einde van deze periode tot 80 % van haar geboortegewicht.
De maturatieperiode: vanaf de 90ste dag van de dracht tot aan het lammeren.
Het vruchtje gaat rijpen, vooral de longen gaan zich tijdens deze periode volledig ontwikkelen. Daarom dat bij een te vroeg geboorten vaak problemen met de longen voorkomen.
De baarmoeder is nu spectaculair uitgezet
In deze laatste 6 weken verdubbelt het gewicht van de foetus. De dracht is nu duidelijk zichtbaar en de uier zal zich ontwikkelen.
Op het einde van de dracht kan de pens van de aanstaande moeder minder plaats in nemen. Ze kunnen daardoor onvoldoende voeding (hooi, gras, ...) opnemen. Het is daarom ook aangeraden om bijkomend krachtvoer te geven om een gebrek aan suikers te voorkomen.
De geit zal nu rustiger worden en meer gaan liggen.
Indien mogelijk kan de geit nu best apart gestald worden om de rust te bevorderen en de kans op ongelukken en daardoor abortus te voorkomen.
Tijdens de dracht (zeker de laatste maand) is het belangrijk het drachtige mieke correct te voederen, ondervoeding kan nare gevolgen hebben, zoals: slepende melkziekte tijdens de dracht, cachexie (uitzonderlijk vermageren), melkziekte, algemene verminderende afweer, onvoldoende melkgift of moederzorg.
In geval van onvoldoende voeding gaat het mieke haar eigen vetreserves afbreken. Door massaal veel vet om te zetten kan er zich een verstopping voordoen in de lever waardoor de giftige stoffen onvoldoende uit het bloed gezuiverd worden.
In normale omstandigheden zal een mieke, in goede conditie en met de juiste verzorging, zonder problemen de lammerdag bereiken en ook vlot lammeren.
4. Geboorte:
De periode dat de lammetjes geboren worden is voor de geitenfokkers een spannende tijd.
De meeste geiten brengen hun jongen zelfstandig en zonder hulp van de fokker ter wereld. Probeer er nochtans altijd bij te zijn om eventueel een handje te helpen al is het maar om de veearts te roepen.
Meestal heeft een geitje 2 of 3 lammetjes per worp, 4 of zelfs 5 lammetjes komt ook voor. Een jong geitje dat voor de eerste keer lammert krijgt vaak maar 1 lammetje.
Het geboortegewicht van een lammetje schommelt tussen de 2 en 3 kg bij een éénling, bij een meerling tussen 1,5 en 2,5 kg. Lammetjes van 1 kg of zelfs minder komen ook voor en hebben ook alle levenskansen.
Bij te vroeg geboren lammetjes zijn vaak de longen nog onvoldoende ontwikkeld, daarom kan men best bij deze lammetje de temperatuur onder de verwarmingslamp verhogen tot 20° C op het stro.
Aan het einde van de dracht worden de eerste tekenen van de naderende geboorte zichtbaar bij de aanstaande moeder.
- Nadat de buikomvang is toegenomen, ziet men de laatste weken voor de geboorte, de uier groeien en zwellen.
- De banden en kruisbanden van de flank vallen in door verweking.
Het juiste ogenblik van geboorte is, uit het gedrag van de geit, voor een niet-kenner moeilijk af te leiden.
Volgende signalen melden een nakende geboorte aan:
- niet meer of trager eten;
- de flanken vallen wat in;
- het geslachtsorgaan zwelt op en er komt een slijmerige vloeistof uit;
- het dier krabt met de voorbenen op de grond;
- het knarst met de tanden.
Deze laatste 2 signalen zijn een teken van de weeën.
Indien het nog niet gebeurt is, leg het mieke apart op een dik strobed en laat de natuur haar gang gaan.
Door de samentrekking van de baarmoeder wordt de baarmoedermond geopend. De weeën zullen in aantal en hevigheid toenemen en vervolgens de vruchtblaas uitdrijven.
Zeker bij de eerste keer lammeren kunnen de weeën enkele uren tot wel 12 uren duren.
Deze vruchtblaas dient om de ontsluiting te bevorderen. De vruchtblaas nooit stuk maken, deze gaat vanzelf stuk.
Normaal wordt het lam in kopligging geboren.
De klauwtjes komen als eerst in de baarmoedermond en rekken deze op. Als er voldoende ruimte is komt het kopje en rekt de baarmoedermond verder op. Na het oprekken van de baarmoedermond strekt het lam de pootjes en worden eerst de klauwtjes van de voorpootjes zichtbaar uit de kling.
De voorhoefjes komen als eerste naar buiten waarbij het kopje op de voorpootjes ligt.
De persweeën van de baarmoeder zorgen voor de nodige druk op het lam om de geboorteweg in te gaan.
Het kopje is wigvormig en maak geleidelijk de geboorteweg ruimer.
Door de druk in het bekken worden de buikspieren aangespannen, gaat de buikpers werken en wordt het uitdrijvingsproces in werking gesteld.
Persweeën van de buik en de baarmoeder drijven het lammetje verder naar buiten.
De voorpootjes komen naar buiten, op dat moment breken veelal de vruchtvliezen en komt het vruchtwater naar buiten. Hierdoor wordt het lam met vruchtvliezen kleiner en wordt het naar buiten komen eenvoudiger.
Het slijm van het vruchtwater hecht zich aan de geboorteweg, waardoor het lam gemakkelijker naar buiten wordt geleid.
Normaal ligt het kopje op de voorpootjes, door de wigvorm van het kopje help dit bij het oprekken van de kling.
Is het kopje eenmaal buiten dan volgt het lichaam van het lammetje snel. Dit is noodzakelijk want de ademhaling van het lam komt meteen op gang.
Als de doorbloeding van de navelstreng stopt komt de ademhaling binnen enkele minuten op gang. Dit gebeurt door het verscheuren van de navelstreng of het dichtdrukken ervan in het bekken.
Als het lammetje voor meer dan de helft gepasseerd is, volgt het achterlijf van zelf.
De navelstreng breekt uit zichzelf. Indien dit niet het geval is kan men dit doen.
Afscheuren is beter dan afknippen, er wel op letten dat de scheur niet in het lichaam van het lammetje gaat, kan inwendige bloedingen veroorzaken.
Om de navel te breken of in te korten, moet men met beide handen werken. Eén hand dient op de navelstreng geplaatst tegen het lichaam van het lammetje, de andere hand neemt het vrije uiteinde van de navelstreng op enkele cm van de andere hand. Beide handen van elkaar verwijderen terwijl mijn de navelstreng goed vasthoud. De streng zal scheuren tussen de beide handen zodat er altijd een stukje van 10 cm aan het lam blijft zitten.
Dit stukje best met jodium desinfecteren. Het zal verschrompelen waardoor geen bloed meer naar buiten kan en geen bacteriën in het lichaam van het lammetje kunnen dringen.
Na verdroging van de navelstreng valt het resterend stukje na enkele dagen vanzelf af.
Een goede ligging van het lam is te herkennen doordat de hoefjes, van de voorpootjes, van bovenaf zichtbaar zijn. Bij een stuitligging worden de achterpootjes met naar boven gerichte zoolkant het eerst zichtbaar.
Ongeveer 20 minuten na het zichtbaar worden van de vruchtblaas wordt het lam geboren. Indien na 1 uur na verschijnen van de vruchtblaas, niets meer gebeurt of het lam niet volledig is uitgedreven, moet men de veearts bij roepen.
De gehele geboorte is op ongeveer 1 tot 2 uur na de eerste weeën afgelopen.
Het pas geboren lammetje zit onder de slijm en kucht om de luchtwegen vrij te maken.
Als het lam geboren wordt met een stukje vlies over de kop, verwijder dit dan onmiddellijk om verstikking te voorkomen.
Komt de ademhaling niet op gang, dan kan het lam hierbij geholpen worden.
Eerst nazien of de vruchtvliezen weg zijn en de luchtweg vrij is en er geen vruchtwater naar binnen geademd is.
Om vruchtwater en vliezen uit de longen te verwijderen kan men gebruik maken van de middelpuntvliedende kracht om het water uit de longen te halen. In een vrije ruimte, dus zonder obstakels, het lammetje stevig met de achterpoten vasthouden en over een boog van 90 graden heen en weer slingeren.
Daarna het lam op de grond leggen en lucht in de neus blazen, hierdoor kunnen de longen gevuld worden.
Ook kan door borstmassage de ademhaling gestimuleerd worden, wel even nazien of er een hartslag is.
Soms lukt het om de ademhaling te stimuleren door het lammetje te laten schrikken door een grote hoeveelheid koud water over het kopje en borstkas te laten stromen.
De moeder zal het lammetje schoon likken, hierdoor wordt het behoedt voor afkoeling en wordt de band tussen moeder en kind bezegeld. Bij het aflikken komen ook de processen van het melkgeven en het melkdrinken op gang.
Indien er nog een volgend lammetje op komst is zal de moeder na 15 minuten opnieuw beginnen met persen.
Neem de lammetjes direct na de geboorte niet onnodig in de handen. Indien het niet anders kan (vb. ontsmetting van de navel), doe dan plastieken handschoenen aan, om geen verkeerde geuren aan het lam na te laten zodat de kans bestaat dat de moeder het lam zal afstoten.
Laat de moeder tijdens de weeën en geboorte met rust, enkel tussenkomen indien echt nodig.
Bij twijfel over de goede afloop en zeker wanneer de geboorte tijdens een half uur niet positief evolueert, bel dan de veearts en begin niet zelf doktertje te spelen.
De moeder zal de pas geboren lammetjes blijven likken, dat bevordert de bloedsomloop en moedigt ze aan om te gaan staan. Rechtstaan zal voor de pas geboren lammetjes in het begin niet meevallen.
De pootjes kunnen krommingen vertonen of de oortjes kunnen hangen, dat is te wijten aan de niet altijd optimale houding in de baarmoeder. Meestal zal zich dat in een paar dagen herstellen.
De jonge geitjes zullen meestal binnen het kwartier na de geboorte op zoek gaan naar de uier, dat valt niet mee, ze zullen op de vreemdste plaatsen gaan zoeken. De moeder zal er alles aan doen om hen de goede plek te wijzen.
De beide tepels moeten worden voorgemolken om eventuele proppen in het tepelkanaal te verwijderen.
De moeder zal haar lammetjes altijd beschermen en zich opstellen tussen de lammetjes en de persoon (indringer) die de lammetjes te kort benaderd en zodoende de diertjes beschermen tegen mogelijk gevaar.
Tot slot wordt na 1 tot 2 uur later de nageboorte geboren. Als men deze niet verwijdert zal de geit deze opeten.
Wanneer de buitentemperatuur lager is dan 10°C, is het aangewezen om een verwarmingslamp bij te plaatsen. Plaats de lamp zo dat het op het stro 18° C is.
Om besmetting te voorkomen, binnendringen van bacteriën via de navel, dient de navelstreng onmiddellijk na de geboorte, ontsmet met jodiumtinctuur.
Geef het moederdier voldoende vers water, om het vochtverlies bij het lammeren te compenseren.
De moedergeit geeft de eerste dagen speciale melk: de biest. Deze bevat antistoffen die voor de lammetjes onmisbaar zijn.
Een pasgeboren lam moet zo snel mogelijk minimaal 50 tot 100 ml biest, per 1 kg lichaamsgewicht van het lammetje, opnemen vanwege de antistoffen. De mogelijkheid om antistoffen op te nemen, neemt al na enkele uren af, is 24 uur na de geboorte al gehalveerd en na 48 uur miniem. De beste biest is die van de moedergeit.
Als er twijfel is of het lam goed bij de moeder drinkt, moet men niet aarzelen en het lam met de fles voldoende biest te geven. Indien het lammetje te zwak is om te zuigen, kan men met een injectiespuit (zonder naald) wat biest in het mondje spuiten.
In geval van nood kan men ook voor koeienbiest kiezen (mits van een paratbc onverdacht bedrijf).
Kunstbiest is gemaakt van koeien- of schapenbiest en is in de handel te koop.
Zorg daarom voor enige voorraad geitenbiest in de diepvries. Bij het ontdooien niet teveel verhitten (niet boven de 50 graden). Het beste is "au bain marie" en nooit in de magnetron.
Zo spoedig mogelijk na de geboorte zijn er 3 belangrijke zaken die zeker moeten vervuld zijn opdat het jonge leven een goede start zou kunnen nemen, nl:
1e Is de navel ontsmet?
2e Heeft het lammetje biest gedronken?
3e Geeft de moeder (voldoende) melk?
Wanneer de aanstaande moeder maar 1 lammetje heeft, zal dit lammetje iets groter zijn en kan het lammeren iets moeilijker verlopen. Nogmaals, enkel ingrijpen als het echt nodig is. Laat de natuur eerst zijn gang gaan. Indien na 1 uur na verschijnen van de vruchtblaas, niets meer gebeurt of het lam niet volledig is uitgedreven, moet men de veearts bij roepen.
Soms moet bij de geboorte hulp geboden worden door een veearts. Zeker als de ligging van de lammeren niet normaal is, zoals bv:
- je ziet slechts één pootje;
- je ziet alléén het kopje of één achterpootje;
- je ziet alleen de achterpootjes;
- de geboorte is tot stilstand gekomen.
Hou het jong gezinnetje de eerste dagen goed in de gaten. Drinken ze voldoende? Zijn ze actief?
Hou er rekening mee dat 90 % van al de veeartstussenkomsten te maken hebben met de dracht en geboorten.
Verzorging van het moederdier na de geboorte:
Kleine verwondingen aan de geboorteweg en de kling zullen binnen enkele dagen genezen.
De zwelling van de vulva verdwijnt en de banden van de bekken komen geleidelijk weer terug.
Blijft de kling opgezwollen of zwelt ze uren na een zware bevalling op, kan men deze best met koud water afspuiten.
Het moederdier kan best gecontroleerd worden op eetlust en drinken. Is ze niet actief of geen eetlust, is het noodzakelijk om de lichaamstemperatuur te meten en indien nodig antibioticum te geven.
Na de geboorte moet de baarmoeder zich verschonen en weer zijn normale grootte en positie terug krijgen.
De vruchtvliezen, die tijdens de dracht verbonden waren met het lammetje, worden snel na de geboorte door de baarmoeder uitgedreven.
De moederkoek zit met kleine vaten vast aan de baarmoeder.
Na de geboorte stopt de doorbloeding en sterft de moederkoek af.
Door samentrekking van de baarmoeder laat de moederkoek los en wordt geleidelijk naar buiten gedreven.
Vruchtvliezen en moederkoek moeten binnen enkele uren na de geboorte naar buiten komen. Lukt dit niet dan ziet men deze vruchtvliezen uit de kling hangen. Ze worden grijsgrauw en gaan stinken. Als dit te lang duurt ontstaat er een ontsteking, wat men "aan de nageboorte staan" noemt.
Gedurende 3 weken na de geboorte is er nog een geringe uitvloeiïng uit de baarmoeder, men noemt dit wel "nazuiveren".
Onmiddellijk na de geboorte zal deze bloederig van kleur zijn, daarna bruin en later waterig. De baarmoeder heeft na 4 weken na de geboorte weer de normale omvang.
5. Opfok:
Voor de opfok heeft men 2 methoden:
- de natuurlijke opfok, waarbij men de lammetjes door de moeder laat zogen;
- de kunstmatige opfok, waarbij men de lammetjes met de fles zoogt.
Meestal zal de verzorging van de lammetjes door de moeder tijdens de eerste weken geen problemen met zich brengen, enkel ingrijpen wanneer het echt nodig is.
De moeder geeft de eerste dagen een speciale melk “biest” aan de lammetjes, om vervolgens geleidelijk over te gaan in gewone geitenmelk.
Biest bevat levensreddende antistoffen tegen bacteriën en virussen. De levenskansen van een lammetje dat geen biest gedurende de eerste 24 uren heeft gedronken is nihil.
Zie regelmatig na of de buikjes van de lammetjes goed gevuld zijn.
Een lammetje dat niet bij de moeder mag of kan drinken, dient men bij te voederen met de fles. Men dient eveneens de papfles te geven als de moeder teveel lammetjes heeft. Normaal past de uier zich aan aan het aantal lammetjes. Weeral enkel flessenvoeding geven als het echt nodig is.
Indien men toch de fles moet geven en de moeder gemolken kan worden, kan men best deze biest gedurende 3 dagen en pas na 3 dagen gewone geitenmelk te drinken geven.
Het grootbrengen van lammetjes met de fles is geen eenvoudig werkje en vraagt veel tijd. Al je werk wordt ook beloont want zo’n fleslammetje zal altijd aanhankelijk en mak zijn.
Biest en opfokmelk zijn in poedervorm ook te koop in de handel.
Het poeder kan men oplossen in warm water (50-55° C) en vervolgens koud water toevoegen tot lichaamstemperatuur. De verhouding is aangegeven op de verpakking en is meestal 10 gr melkpoeder per 50 ml water.
Een lammetje heeft tijdens de eerste 36 uren 100 ml biest per 1 kg lichaamsgewicht van het lammetje nodig.
Na deze 36 uren in meerdere stappen overgaan naar poedermelk voor lammetjes. De 1ste overgangsvoederbeurt 3/4 biest + 1/4 poedermelk, bij de 2de overgangsvoederbeurt 1/2 biest + 1/2 poedermelk, bij de 3de overgangsvoederbeurt 1/4 biest + 3/4 poedermelk, vanaf de volgende voederbeurten enkel nog melk gemaakt van poedermelk geven.
De hoeveelheid flessenvoeding per dag en per keer is afhankelijk van het gewicht van het lammetje, het heeft immers 15% van haar gewicht per dag nodig:
vb: Een lammetje van 2,5 kg, heeft per dag 375 ml melk per dag nodig (15% van 2500 = 375).
Verdeelt over 6 maaltijden geeft dat ongeveer 6 X 63 ml melk per maaltijd, verdeelt over 4 maaltijden geeft dat 4 X 94 ml melk per maaltijd.
De aantal maaltijden per dag is afhankelijk van de leeftijd van de lammetjes:
- de 1e tot de 3e week: 6 X daags
- de 3e tot de 6e week: 4 X daags
- de 6e tot de 10e week: 3 X daags
- de 10e tot de 12e week: 2 X daags
De 1ste week krijgt het lammetje best om de 4 uur voeding, ook 's nachts.
Vanaf de 2de week kan men de tussentijd 's nachts steeds verlengen.
Vanaf de 3de week kan men 's avonds een tussentijd van 8 uur laten.
Voor fleslammeren geldt “overdaad schaadt”.
Vanaf het ogenblik dat de lammetjes hooi en krachtvoer eten, kan men dit best bijvoeren.
Een klein percentage van de lammetjes kan sterven tijdens de eerste 14 levensdagen. 10 tot 30 % van de sterften is te wijten aan infecties (ontsteking, diarree, ...) en 70 tot 80 % van de sterften door functionele stoornissen (aangeboren afwijkingen).
6. Geslachtsbepaling:
Het geslacht van een lammetje wordt bepaald door het geslachtschromosoom die het van de vader en de moeder krijgt.
Een bokje (vader) heeft de 2 geslachtschromosomen (X en Y), een mieke (moeder) heeft de 2 geslachtschromosomen (X en X).
Wanneer een X-chromosoom van de vader samensmelt met een X-chromosoom van de moeder (kan maar alleen een X-chromosoom geven), zal het lammetje een mieke zijn met geslachtschromosomen (X en X).
Wanneer een Y-chromosoom van de vader samensmelt met een X-chromosoom van de moeder (kan maar alleen een X-chromosoom geven), zal het lammetje een bokje zijn met geslachtschromosomen (X en Y).
Geslachtsbepaling van een dwerggeitje:
Om het geslacht van een dwerggeitje te bepalen, kan men best onder de staart kijken.
Beide geslachten hebben een anus direct onder de staart.
Een bokje heeft één gat, het anus. Een mieke heeft twee gaten, het anus en de vagina.
Het lammetje links op de foto is een bokje. Hij heeft enkel een anus en de kale V-vormige huid onder de anus is glad.
Het lammetje rechts op de foto is een mieke. Zij heeft een anus en een vagina en de V-vormige huid onder de anus heeft rimpels en plooien.
Wanneer in een dier de organen van beide geslachten meer of naast elkaar ontwikkeld zijn, spreekt men van intersex of kween. Deze dieren zijn steeds onvruchtbaar.
Bij geen andere soort van huisdieren komen zoveel kwenen voor als bij geiten.
Bij paring van een hoornloze bok X hoornloze mieke geeft een hoog percentage kwenen, vooral bij oorspronkelijk vrouwelijke dieren.
De voornaamste uiterlijke kenmerken van een kween zijn:
- Aan de schede bevindt zich een klein aanhangsel ter grote van een erwt.
- In de schede of uierstreek onder de huid zijn vaak knobbeltjes waar te nemen, die overeenkomen met de teelballen van de bok en bij de kween op de plaats van de eierstokken gevormd worden.
- Bij het urineren blijft de lichaamshouding onveranderd, zodat de straal bijna loodrecht afloopt, terwijl een normaal mieke door de achterbenen gaat en meer zittende houding aanneemt.
- Een geheel open "plasgoot" tot onder de buik.
- Het hele voorkomen van het dier is enigszins mannelijk, grove kop en sterk ontwikkelde botten.
7. Inteelt:
Inteelt is het paren van dieren die aan elkaar verwant zijn, zoals oa:
- ouder - kind (vader X dochter, zoon X moeder);
- volle broer X volle zus;
- grootouder X kleinkind;
- half broer X half zus;
- overgrootouder X achterkleinkind;
- neef X nicht.
Men spreekt over inteelt wanneer er in 3 opeenvolgende generaties terug een gemeenschappelijke ouder voorkomt.
Maar ook verderop in de stamboom kunnen aan vaders- en aan moederskant dezelfde dieren voorkomen, alzo is er ook sprake van inteelt maar in iets meerdere mate.
Zie eveneens erfelijkheid.
Inteelt heeft voordelen maar ook nadelen. Bij inteelt komt vaak een afname voor van:
- de gezondheid;
- de vruchtbaarheid;
- het lichaamsgewicht (geboortegewicht);
- het aantal lammetjes;
- de levensduur.
Bij de vorming van inteeltlijnen is een voortdurende selectie nodig. Met deze selectie worden de negatieve effecten van inteelt uitgebannen.
8. Allerlei:
8.1. Wanneer kleine lammetjes buiten laten?
Lammetjes moeten zo vlug mogelijk buiten kunnen, maar enkel als het weer het toelaat. Dit wil zeggen als de buitentemperatuur boven de 10° C. is en als de zon schijnt, dus nooit bij neerslag (regen, mist, sneeuwval, hagel).
Het gevaar bij de lammetjes is, is dat ze veel huppelen en springen en dus vlug moe worden. Wanneer ze moe zijn willen ze gaan neerliggen op de grond. Deze grond is vaak te koud voor de lammetjes, zeker in de winter en het voorjaar. Ze hebben nog geen beschermende vetlaag en zullen dus vlug afkoelen, ja zelfs onderkoeld geraken, in coma vallen en zelfs sterven.
Dus jonge lammetjes max. 1 uurtje buiten laten, langzaam mag deze buitenspeeltijd verlengd worden volgens de behoefte van de lammetjes, de leeftijd en de buitentemperatuur. Indien ze gaan neerliggen, onmiddellijk naar binnen.
Dus samengevat:
- Lammetjes tijdens de eerste 2 weken: best alleen bij de moeder houden en gescheiden van andere dwerggeitjes. Zo kunnen ze elkaar rustig leren kennen. Enkel buiten laten indien moeder met lammetjes gescheiden zijn van andere dwerggeitjes en indien het warmer is dan 18° C.
- Lammetjes ouder dan 2 weken: kunnen samen met de moeder bij andere dwerggeitjes buiten gelaten worden. Buitentemperatuur wel hoger dan 10° C.
- Lammetjes van 2 maanden oud: kunnen buiten bij iets lagere temperatuur. Bij vrieskou best binnen houden.
- Lammetjes van 3 maanden oud: kunnen zelfs last hebben van lage temperaturen, bij vrieskou kunnen ze onderkoeld geraken.
- Jonge dwerggeitjes ouder dan een half jaar oud: mits aangepaste pels (winterpels), kunnen onze winterse koude wel de baas.
(15/03/2016)