6. Mineralen

1. Macro-elementen ofwel mineralen zoals: calcium, fosfor, magnesium, kalium, natrium en chloor.

Macro-elementen zijn die mineralen die voor het functioneren van het lichaam onmisbaar zijn, van deze mineralen heeft het geitje een grotere hoeveelheid nodig.

1.1. Calcium:

- is belangrijk voor de skeletopbouw en kalkstofwisseling;

- speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling en vorming van het gebit;

- speelt ook een rol in de spierfuncties (samentrekking) en zenuwgeleiding;

- is in ruwvoer normaal voldoende aanwezig;

- is opgeslagen in het skelet en wordt in het bloed zo lang mogelijk op peil gehouden.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (g) per kg droge stof (g)

onderhoud 1,45 2,3

jong drachtig dier 1,5 2,3

oud drachtig dier 1,54 2,2

1 kg melk melkgevend dier 1,66 2,8

Een tekort aan calcium geeft:

- verschijnselen van melkziekte, door de grote calciumbehoefte aan het einde van de dracht en bij een hoge afgifte van calcium in de melk;

Kan tot enkele weken na aflammeren voorkomen omdat het calcium niet snel genoeg uit het skelet genomen kan worden.

- rachitis bij lammeren;

- bij volwassen dieren veroorzaakt het botziekte, zwakke pijnlijke botten die gemakkelijk breken, de dieren kunnen kreupel worden.

1.2. Fosfor:

- is belangrijk voor de skeletopbouw en kalkstofwisseling;

- speelt een rol bij enzymen;

- is betrokken bij energieoverdracht;

- speelt een rol in het zuur/base evenwicht;

- is vooral nodig bij melkgevende geitten;

- is opgeslagen in het skelet;

- is in ruwvoer onvoldoende aanwezig, men zal dus krachtvoer moeten bijvoeren om de behoefte te dekken.

Kruiden voorzien ruim in de behoeften, houtachtige gewassen hebben een te kort aan fosfor.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (g) per kg droge stof (g)

onderhoud 1,16 1,9

jong drachtig dier 1,25 1,9

oud drachtig dier 1,33 1,9

1 kg melk melkgevend dier 2,5 3,5

Tekorten of overschotten aan fosfor zijn minder extreem dan bij andere elementen.

1.3. Magnesium:

- zorgt voor de emzymenwerking voor energie en eiwitstofwisseling;

- zorgt ook voor de prikkelgeleiding in het zenuwstelsel;

- is vooral nodig bij melkgevende geitten;

- is voor een groot deel opgeslagen in het skelet;

- is in ruwvoer normaal voldoende aanwezig.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (g) per kg droge stof (g)

onderhoud 0,54 0,9

jong drachtig dier 0,66 1

oud drachtig dier 0,78 1

1 kg melk melkgevend dier 0,91 1,4

Bij een te kort aan magnesium ziet men opwinding en spiersamentrekkingen.

Een tekort kan in klaverrijke weiden tympanie (overmatig gas in de pens) doen ontstaan.

Een te kort is in normale omstandigheden niet vrezen.

1.4. Kalium:

- heeft een belangrijke functie bij de celstofwisseling;

- belangrijk bij de werking van de zenuwen en de spieren;

- speelt een rol bij de zuur/base evenwicht;

- is ruim voldoende aanwezig in grasland;

- er is zelden behoefte aan een aanvulling.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (g) per kg droge stof (g)

onderhoud 2,5 4

jong drachtig dier 2,92 4,4

oud drachtig dier 3,04 4,3

1 kg melk melkgevend dier 5,42 7,8

Een tekort aan kalium leidt tot verminderde voedselopname, slechte groei en verminderde melkproductie.

1.5. Natrium:

- noodzakelijk bij lichaamsvloeistoffen (waterbalans), bloed en lymfebanen;

- draagt bij tot absorptie van glucose en aminozuren

- grasachtige voedermiddelen bevatten normaal voldoende hoeveelheid.

- is slechts beperkt voorraad aanwezig in het lichaam.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (g) per kg droge stof (g)

onderhoud 0,25 0,4

jong drachtig dier 0,25 0,4

oud drachtig dier 0,29 0,4

1 kg melk melkgevend dier 0,62 1

Een tekort geeft "picaverschijnselen" = de geit staat overal aan te likken, aan muren, hekwerk, zand en de handen van de verzorger.

Er kan ook een groeivertraging optreden.

1.6. Chloor: chloride-ionen zijn nodig voor:

- de regulatie van de osmotische druk;

- de waterbalans;

- het zuur/base evenwicht in het lichaam;

- de vorming van zoutzuur in de maag.

Behoeftenorm: 0,35 g

2. Micro-elementen ofwel sporenelementen zoals: kobalt, koper, ijzer, jodium, mangaan, molybdeen, nikkel, selenium, zink en zwavel.

Micro-elementen zijn die mineralen die nodig zijn voor een groot aantal biochemische processen, van deze mineralen heeft het geitje een zeer kleine hoeveelheid nodig.

2.1. Kobalt:

- heeft te maken met de aanmaak van rode bloedcellen;

- speelt een rol bij het functioneren van de zenuwen in samenwerking met vitamine B12.

Behoeftenorm: 0,07 mg

Een tekort aan kobalt betekend:

- een tekort aan vitamine B12;

- verminderde eetlust;

- groeivertraging;

- vermageren;

- verlaagde melkproductie;

- tranende ogen en bloedarmoede.

2.2. Koper:

- is een werkzaam bestandsdeel van enzymen die betrokken zijn bij de stofwisselingsprocessen:

- belangrijk bij de vorming en de instandhouding van het bloed;

- is noodzakelijk voor de pigmentvorming in de huid;

- de structuur en het uiterlijk van de haren;

- de elasticiteit van de bloedvatwanden;

- de vorming van bindweefsel;

- de weefselademhaling;

- de bescherming tegen vrije radicalen;

- is normaal onvoldoende aanwezig in ruwvoeder, de nodige hoeveelheid moet dus via brok of liksteen aangevuld worden;

- wordt in de lever opgeslagen. In de lever kan een grote voorraad opgeslagen worden zodat een periode met te kort overbrugd kan worden.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (mg) per kg droge stof (mg)

onderhoud 7,1 11,3

jong drachtig dier 7,7 11,6

oud drachtig dier 8,3 11,8

1 kg melk melkgevend dier 7,9 11,3

Lammeren met te kopergebrek vertonen zwaaigat, een teveel aan koper kan vergiftigingen veroorzaken.

Kopertekort geeft ook:

- verminderde eetlust, groeivertraging, vermageren, verlaagde melkproductie, bloedarmoede en verminderde weerstand;

- de afwijkende (ontkleuring) van de haren;

- het afwijkende haarkleed;

- verdikte kogels;

- slechtere conditie;

- diarree;

- slechte vruchtbaarheid;

- doodgeboren lammeren;

- gebroken botten.

2.3. Ijzer:

- belangrijk bij de vorming en instandhouding van het bloed;

- is nodig voor de energiehuishouding;

- zorgt voor het zuurstoftransport in het bloed;

- is vooral nodig voor de groei;

- zit vooral in hemoglobine;

- is voldoende aanwezig in ruwvoer, enkel bij maagdarmworminfecties of vergiftiging kan een te kort aan ijzer optreden.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (mg) per kg droge stof (mg)

onderhoud 0 0

jong drachtig dier 41,7 63

oud drachtig dier 38,3 54

1 kg melk melkgevend dier 11,2 15

Ijzertekort geeft:

- bloedarmoede (bleke slijmvliezen);

- slechte eetlust;

- niet gedijen;

- gevoelig voor infecties.

2.4. Jodium:

- beïnvloed de werking van de schildklier en daarmee ook de snelheid van de stofwisseling;

- wordt opgeslagen in de schildklier;

- tekorten komen zelden voor;

- vooral jonge groeiende dieren hebben het nodig.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (mg) per kg droge stof (mg)

0,2 0,3

Een tekort aan jodium veroorzaakt struma (zwelling van de schildklier).

Deze zwelling is aan beide kanten van de luchtpijp te voelen. In ernstige gevallen is het zelfs te zien.

Jonge geitjes groeien vele malen minder dan normaal.

Bij drachtige geitjes kan het abortus veroorzaken. Doodgeboren lammeren zijn kaal, sterk vergrote schildklier en de poten zijn korter dan normaal.

Een vergrote schildklier kan ook ontstaan door een te veel aan jodium, te veel jodium geven moet daarom afgeraden worden.

2.5. Mangaan:

- speelt een rol bij de vruchtbaarheid, functioneren van de geslachtsorganen;

- is nodig voor de vorming van kraakbeen en botten;

- is belangrijk bij de bloedstolling;

- is elangrijk bij de koolhydraat- en vetstofwisseling;

- is voldoende aanwezig in ruwvoer;

- is beperkt opgeslagen in de darmwand zodat een periode van schaarste kan overbrugd worden.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (mg) per kg droge stof (mg)

onderhoud 25 40

jong drachtig dier 30 45

oud drachtig dier 28,3 40

1 kg melk melkgevend dier 28,3 40

Een te kort aan mangaan geeft:

- bij de lammeren een vertraagde groei;

- de geitjes willen minder lopen door een afwijkende vorming van het kraakbeen;

- geeft meer boklammeren dan miekelammeren bij een geboorte;

- kromme en zwakke voorpoten bij jonggeborenen;

- minder vruchtbaarheid, er zijn meer dekkingen nodig om de geit drachtig te krijgen.

2.6. Molybdeen:

- belangrijk bij de vorming en instandhouding van het bloed;

- speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van kopertekort.

2.7. Nikkel:

- is belangrijk voor de vorming van de huid en haar.

Een tekort aan nikkel zorgt voor huidafwijkingen, verminderde groei en slecht functioneren van hart en nieren.

2.8. Selenium:

- zorgt voor enzymvorming;

- heeft een ontgiftende werking;

- geeft dezelfde verschijnselen als vitamine E tekort;

- is belangrijk in de weerstand van het lichaam;

- is normaal te laag in ruwvoer;

- moet aangevuld worden via krachtvoer;

- er is geen buffer opgeslagen in het lichaam.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (mg) per kg droge stof (mg)

onderhoud 41,6 67

jong drachtig dier 95,8 144

oud drachtig dier 70,8 100

1 kg melk melkgevend dier 108,3 111

Een tekort aan selenium geeft:

- stijve lammeren "white muscle discase";

- beschadiging aan weefsels;

- vruchtbaarheidsproblemen (vroege sterfte van embryo, niet drachtig worden, aan de nageboorte blijven staan).

2.9. Zink:

- maakt deel uit van enkele enzymen en activeert deze;

- is betrokken bij: groeiprocessen, vorming van het skelet, hoeven, huid en haar;

- is nodig voor het functioneren van de voortplantingsorganen, botten, de huid, haren en afweersystemen;

- wordt beperkt opgeslagen in de lever, spieren en botten;

- is normaal voldoende aanwezig in ruwvoer.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (mg) per kg droge stof (mg)

onderhoud 8,3 13,3

jong drachtig dier 11,1 16,7

oud drachtig dier 11,7 16,5

1 kg melk melkgevend dier 17,5 24,4

Een tekort aan zink zorgt voor:

- de huidafwijkingen (huidontsteking, kaalheid);

- de vermindering van de eetlust;

- een beperkte groei;

- mindere vruchtbaarheid bij jonge geiten.

Zinkgebrek geeft:

- perkamentachtige huid;

- gevoeligheid voor rotkreupel.

Geiten gaan:

- sterk speekselen;

- krijgen korstjes op neus, lippen, ogen en poten;

- de hoorn van nagels en hoorns is afwijkend, het is van slechte kwaliteit en bros, groeien onregelmatig en zijn grillig van vorm;

- kaalheid;

- ruwe vacht;

- ontsteking van tandvlees en oogslijmvlies;

- krijgen eczeemachtige huiduitslag;

- abnormale groei van de voorklauwtjes.

2.10. Zwavel:

- zorgt voor de opbouw van aminozuren, deze zuren zorgen op hun beurt voor de aanmaak van eiwitten;

- is nodig voor de productie van eiwit in de pens;

- is in ruwvoer normaal voldoende aanwezig.

Behoeftenorm:

Geit 25 kg per dag (mg) per kg droge stof (mg)

onderhoud 0,9 1,5

jong drachtig dier 1 1,5

oud drachtig dier 1,1 1,5

1 kg melk melkgevend dier 1,4 2

Te kort aan zwavel geeft:

- verminderde voeropname;

- eiwittekort;

- trage groei;

- moeilijkheden voor nieuwe haren in het voorjaar.

(02/12/2015)