Geloof/ geloven

Inleiding:

In het Nederlands is het woord geloof/geloven voor meerdere uitleggingen vatbaar. In onze Nederlandse cultuur wordt het vaak gebruikt voor 'iets' vinden, voelen of ervaren.

Het Oude Testament

Wanneer wij de Bijbel lezen is het belangrijk om te weten wat het woord geloof/geloven in de Bijbelse context betekent. In het Oude Testament wordt vaak voor het woord geloof/geloven het woord heëmin en verwante uitdrukkingen gebruikt. Het betekent: "vertrouwen, trouw, toevertrouwen aan, zich verlaten op". Het woord amen is van dit woord afgeleid. Het is een zaak waarbij hart en verstand betrokken zijn. In Genesis 15:6 wordt gesteld dat Abraham God geloofde (vertrouwde), en dat werd hem gerekend als een gerechtigheid. Zelfs wanneer wij weten dat Abrahams handelen niet altijd rechtvaardig was.

Het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament wordt vaak het Griekse woord pisteuõ gebruikt. De betekenissen van dit woord zijn: iets voor waar aanhouden, geloven in, vertrouwen stellen, (iemand) iets toevertrouwen.

De eerste betekenis is geloven in de zin van 'iets voor waar houden'. Zie b.v. Handelingen 9:26 Toen Saulus nu in Jeruzalem gekomen was, probeerde hij zich bij de discipelen aan te sluiten, maar zij waren allen bevreesd voor hem, want zij geloofden niet dat hij een discipel was.

Maar in de meeste gevallen heeft het woord pisteuõ de betekenis van 'vertrouwen'. Zoals Johannes in 1Joh 4:1 zegt: "niet elke geest te geloven". Het woord geloof houdt ook gehoorzaamheid in, zoals Romeinen 10:16-17 Maar zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest. Jesaja zegt namelijk: Heere, wie heeft onze prediking geloofd? Zo [is] dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God.

Een ander woord voor geloven dat veel in het Nieuwe Testament voorkomt is het woord pistis. De betekenissen van dit woord zijn: trouw, betrouwbaarheid, het vertrouwen en geloof.

In Romeinen 3:3 wordt gesproken van ‘de trouw van God’ en wel in contrast met de ‘ontrouw’ of ‘ongelovigheid’ van het joodse volk

Gehoorzaamheid en geloof (trouw) uit zich in volharding en geduld zoals Hebr. 6:12 dit duidelijk zegt opdat u niet traag wordt, maar navolgers bent van hen die door geloof en geduld de beloften beërven (Zie 2Tess 4:1).

Een derde betekenis is het woord pistos: Het is een bijvoeglijk naamwoord wat betekent (1) ‘geloofwaardig, betrouwbaar, trouw’, en (2) ‘vertrouwend (op), gelovend, gelovig’, en zelfstandig gebruikt ‘gelovige’.

De Bijbel geeft vele malen aan dat Jezus getrouw is, zelfs wanneer wij ontrouw zijn (2Tim 2:13). Het boek Openbaring schrijft zelfs dat het een van de namen van Jezus is. Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd.

Conclusie

Geloven betekent dus meer dan 'iets' vinden, voelen of ervaren. God is door en door betrouwbaar. Geloof is het fundament voor een relatie met God. Geloof is een handeling van ons verstand samen met ons hart. Het beschrijft niet alleen het cognitieve, gebaseerd op het intellect, maar ook vertrouwen hebben in, trouw zijn aan. Het is een levenswijze dat gehoorzaamheid en doorzettingsvermogen van ons vraagt.


bronnen: Woordenboek voor Bijbellezers pag .183-185, door dr. G.W. Marchal
Studiebijbel WSNT, Woordenboek Bijbels Hebreeuws, P.D.H. Broers ,