Mattheus 5:17-19 afschaffen van de wet?

Matth.5:17 Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen.18 Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.19 Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen.

Een korte analyse over Mattheus 5:17-19

Inleiding:

Mattheus 5:17-17 maakt onderdeel uit van de zogenaamde Bergrede, welke begint in hoofdstuk 5 en eindigt in hoofdstuk 7. De Bergrede behoort bij het publieke optreden van Jezus rondom het meer van Galilea. Dit gedeelte begint in H.4:23, waar Hij het Koninkrijk der Hemelen ging prediken. Mattheus noemt als enige schrijver het Koninkrijk der Hemelen. Een Joods synoniem voor het Koninkrijk van God. Waarschijnlijk heeft dat te maken dat Mattheus zijn evangelie geschreven heeft voor. De Bergrede gaat over het karakter, taken, gedrag en gevaren voor een discipel van Christus.

Inhoud:

4:23-25 Jezus predikt het Koninkrijk der hemelen en geneest elke ziekte en kwaal onder het volk. Door deze tekenen volgde een menigte vanuit heel Israël en verder volgde Jezus.

Vanaf 5:1-11 krijgen wij zogenaamde zaligsprekingen. Het onderwijs is in eerste instantie bedoeld voor zijn discipelen. De tweede groep toehoorders is de menigte genoemd in 4:25. Het genre van dit eerste gedeelte is poëzie- gebaseerd op de dichterlijke boeken van het Oude Testament. Het sleutelwoord in dit gedeelte is het woord “zalig” (HSV) of “gelukkig” (NBV). Waarbij het draait om hoe het karakter van een discipel van Christus moet zijn

Vs 12-16 Jezus richt zich direct tot Zijn discipelen. In deze verzen draait het om het effect van het karakter van een discipel. Het zout der aarde en een licht voor de wereld zijn. Het zout staat in dit geval voor puurheid, maar ook wijsheid (vlgns Col 4:6). Het licht reflecteert Jezus. Want Hij is het Licht (8:12). Je kan geen ‘geheime gelovige’ zijn. Niet alleen met woorden maar ook met het juiste karakter.

Vs 17 Wet of profeten: Vlgns Matth 7:12, 22:40 is dit een synoniem voor wat wij kennen als het Oude Testament. Waarbij Jezus in Lucas 24:44 zegt: En Hij zei tegen hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles vervuld moest worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen.

Vervullen: betekent letterlijk- volmaken. Vervullen woord is een sleutelwoord in Mattheus. Dit woord komt voor in 1:22, 2:15, 17, 23, 4:14, 8:17, 12:17, 13:14, 35, 21:4, 26:54, 56, 27:9, 27:35. Het vervuld een een profetie of handeling in Jezus. Dat betekent in geval van Jes 7:14 dat deze vervuld is in Matth 1:22- dus niet meer in die zin geldt. Zo stelde de wet offers aan, deze zijn vervuld in Jezus, volgens Hebr.9. De wet stelde hogepriester aan- is vervuld in Jezus (Hebr. 9). De wet stelde een Pesachlam aan, welke is vervuld in Jezus (1Kor 5:7). De fysieke tempel is er niet meer- dat is de gemeente volgens 1Kor 3:16, 6:19. Echter is het zo dat nog niet alles is vervuld. Zoals de najaarsfeesten- en de wederkomst.

Vs 18 titel en jota zijn de kleinste tekens vanuit het Hebreeuwse alfabet en tekens. De wet- kan staan voor de Torah (de 1e 5 boeken), maar ook voor het totale Oude Testament- wat in dit geval wijst het naar vs 17. Als een geheel. Totdat alles geschied is: Anders vertaald: Totdat alles wat naar Jezus wijst is vervuld. .

Vs 19. Niet afschaffen geboden, doen en onderwijzen. Jezus spreekt direct opdat moment Zijn toehoorders aan, dit zijn zijn discipelen. Vs 19 wijst terug naar vs 17. Ten tijden van dit onderwijs is oude verbond nog geldig. Jezus is bezig om dit verbond te vervullen.

Vs 20 Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan. Is het ‘doen’ van de geboden, het letterlijk naleven van de geboden in het Oude Testament- Of gaat verder dan dat?

Wanneer het zou gaan om de strikte naleving van de geboden, zou dit vers overbodig zijn, dat deden namelijk de farizeeërs en schriftgeleerden ook (23:3). De betekenis is dan niet zo zeer een strikte naleving van de geboden geschreven in de Torah, maar om de houding van de discipel die achter die geboden zit. Dit is de lijn met Matth 28:19- het onderwijzen van de volken, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.

De andere interpretatie is: Het gaat hier om een strikte naleving van de Torah. De vragen die je kan stellen zijn:

1. Waarom noemt Jezus vs 20- wanneer wat de farizeeërs en schriftgeleerden wat zij Joden leerden goed was (23:3).

2. Wat doen wij dan met bijvoorbeeld de oorlogswetten, genoemd in Deut 20:12-13, waarbij alle mannelijke bewoners omgebracht moeten worden nog? Of de besnijdenis? Waarvan Paulus zegt dat een ieder die besneden is, zijn besnijdenis niet ongedaan moet laten maken en iemand die geroepen als onbesneden, moet zich niet laten besnijden (1Cor 7:18).

Wie deze laatste interpretatie aanhoudt moet een goed antwoord hebben op de vragen die gesteld worden.

Conclusie:

De Bergrede gaat over het vormen van het karakter van een discipel van Christus. Waarbij wij duidelijk zichtbaar (in ons gedrag) aanwezig moeten zijn in deze wereld. Jezus geeft aan dat Hij gekomen is om het Oude Testament te vervullen.- wat Mattheus in zijn evangelie vaak laat zien, door middel van het woord vervuld, wat een sleutelwoord is in Zijn evangelie. Vanuit dit woord vervuld kunnen wij zien dat het een directe actie heeft op de Schrift, waarbij iets dat vol is- zijn vervulling heeft in Jezus. Zo is Hij onze Hogepriester. Hij is ons Paaslam en vervulde alle offers. Al die gebruiken die wijzen naar Jezus toe en hebben in die zin geen functie meer. Het hele Oude Testament wijst naar Jezus. Hoewel nog niet alles is vervuld is er de belofte dat- alles wat wijst naar de bediening van Jezus bediening zal worden. Het is daarom dat Jezus zegt: ...zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.Wie de geringste- geboden afschaft, maar doet en onderwijst heeft te maken met de houding- karakter van een volgeling, zowel onder het oude als nieuwe verbond. Deze karakter eigenschappen zijn hetzelfde en niet veranderd. Jezus geeft dus geen algemene opdracht aan de gelovigen om de Torah te moeten onderhouden.