Brief aan Sardis (Openbaring 3:1-6)

De vijfde brief van Johannes aan Sardis (Openbaring 3:1-6)

(De teksten in deze studie zijn afkomstig uit de HSV, mocht het anders zijn, dan staat dat vermeld)

Vandaag wil ik kijken naar de gemeente in Sardis.

De hoofdstad van het Lydische rijk. De citadel en het paleis lagen op een steile rots boven de rivier Tmolus. Uit strategisch oogpunt was Sardes van groot belang voor het westen van Klein-Azië. Klein Azië ook wel bekend als het Aziatische deel van Turkije. Onder de Romeinen hoorde zij bij de provincie Azië; zij was de zetel van een rechtbank en van de munt. De stad was bekend om de lichte zeden van haar bevolking, waarbij veel Joden hoorden (Josefus Ant. 14.10.24). Sardis was een onneembare vesting, maar tot twee keer toe is de stad veroverd omdat de bewaking niet op orde was.

Vers 1: Schrijf aan de engel van de gemeente in Sardes: “Dit zegt hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik weet wat u doet; overal wordt beweerd dat u het leven hebt, terwijl u dood bent.

Hier wordt aan de engel van de gemeente van Sardes geschreven. De vraag die wij kunnen stellen is, wie is die engel. Hierover wordt verschillend gedacht. Sommige nemen aan dat het hier gaat om een 'bescherm engel', andere denken aan een voorganger van de gemeente (ds Glashouwer) . Ik zelf denk dat het hier gaat om engelen die deze gemeentes vertegenwoordigen (zie R.Mounce).

In dit eerste vers geeft Johannes aan dat Jezus Hemzelf openbaart als degene die de zeven Geesten van God heeft. Met de zeven Geesten van God, wordt de Heilige Geest mee bedoeld. Het gaat hier niet over zeven aparte geesten... maar zeven is een sleutelwoord in Openbaring en gaat over de Heilige Geest. De zeven sterren worden hier de zeven kerken de gemeentes bedoeld aan wie deze in eerste instantie geschreven zijn, maar kan ook de kerk in het algemeen. Jezus begint hier niet met wat er goed gaat in de gemeente, zoals bij de andere. In Openbaring 2:2 begint Jezus met “ Ik ken uw werken”. Hij begint direct met een waarschuwing: Jezus zegt hier zegt: Ik weet wat u doet. Niets is verborgen voor Hem. Wij kunnen de mens voor de gek houden, maar God niet. Hij kent de ware motieven van ons. Voor het oog lijkt het een levende gemeente. Zij hebben een reputatie dat zij leven. Een gemeente waar je werkelijk moet zijn. Als je wilde wat er wat gebeurde, moet je daar zijn. Maar Jezus zegt: “ U bent dood”. Naam Christenen. Deze gemeente wordt niet vervolgd, kent geen dwaalleer. Alles gaat eigenlijk goed. Een plek waar het goed vertoeven is.

Maar helaas, wat voor het oog lijkt, wil nog niet zeggen dat de gemeente leeft. De uiterlijke werken zegggen niets over de werken van het hart.

Vers 2 Wees waakzaam en versterk het overige dat dreigt te sterven, want Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God.

De meeste vertalingen hebben staan: Word wakker (NBG, NBV, Naardense). Letterlijk staat er wordt wakende. De geestelijke dode gemeente wordt opgeroepen om te ontwaken. Om wakker te worden. Hier wordt zeker verwezen naar de inname van de stad door derden, doordat de wachters op de muren niet opletten. Maar gelukkig is niet de gehele gemeente dood. Er zijn nog een aantal over, welke leven en deze moeten versterkt worden zodat zij niet sterven. De werken die deze gemeente deed, werd niet als vol aangezien door God. Letterlijk staat er geschreven, de werken zijn niet compleet bevonden voor het aangezicht van Mijn God. In deze werken wordt iets gemist wat van levensbelang is. Aan de brief aan Efeze, kunnen wij lezen dat het de eerste liefde is. Hier aan Sardes wordt niet benoemd om welke werken het gaat. Het kunnen activiteiten zijn waar Jezus niet in is, waar Hij niet in wordt geëerd.

Vers 3 Bedenk dan hoe u het hebt ontvangen en gehoord, en houd het vast en bekeer u. Als u dan niet waakzaam bent, zal Ik bij u komen als een dief en u zult beslist niet weten op welk uur Ik bij u zal komen.

De letterlijke tekst zegt: “ Herinnert u dan” In deze zin lees ik behalve een vermaning, een soort noodoproep van Jezus: “Kom weet je nog hoe je tot bekering kwam. Weet je nog hoe je het ontvangen hebt. Houdt dat vast en bekeer je. Bekeer je van je leven die je nu leidt. Heb berouw hierover”. Jezus geeft aan dat wanneer zij niet wakker worden Hij terug zal komen als een dief. Niet om te stelen, maar de gemeente zal er niet op voorbereid zijn.

De Studiebijbel geeft mbt dit vers het volgende aan:- citaat “Ook op andere plaatsen in het NT wordt over het komen van Christus gesproken als dat van een dief in de nacht (Matt 24:42; Luc 12:39, 1Tess 5:2, Openb 16:15) . Van een dergelijke komst weet men nooit dag of uur, waardoor men er altijd onaangenaam door wordt verrast. In de genoemde verzen gaat het steeds over de wederkomst, maar in de brieven in (Op 2-3) wordt daarentegen gewaarschuwd voor een onmiddellijk ingrijpen van Christus (Op 2:5b, Op 2:16,23, 3:16) Daarom moeten we het beeld van de nachtelijke komst hier betrekken op een oordeel dat specifiek deze gemeente wordt aangezegd. De Here Jezus zal de gemeente in Sardes bezoeken tenzij ze zich bekeert. Het ‘komen’ duidt in deze context op een komen om te oordelen”. – einde citaat.

Vers 4 Maar u hebt ook in Sardis enkele personen die hun kleren niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, omdat zij het waard zijn.

Jezus spreekt hier naar het overgrote gedeelte in de gemeente. Een enkeling heeft zich niet bevlekt. Zacharia 3:10 spreekt wanneer wij geheiligd zijn, wanneer wij rein zijn, wij feestkleding aan hebben. Openbaring 7:14 spreekt over gewaden die (blinkend) wit gewassen zijn in het bloed van het Lam.

In het Grieks wordt het woord leukos gebruikt, wat door de HSV als wit is vertaald. De WSNT geeft het volgende aan: - citaat "Dit laatste punt is een verwijzing naar Matth. 10:32-33 Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is"- einde citaat

Uit dit laatste gedeelte zou het zo kunnen zijn, dat men niet openlijk uitkwam dat zij bij Jezus hoorden. Een gemeente die bol stond van de activiteiten maar niet ter ere waren van Jezus en gericht op de verkondiging van Zijn Naam.

Vers 6 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

In dit laatste vers komt ook weer het universele karakter van de boodschap van Jezus naar voren. Het woordje gemeenten staat hier weer in het meervoud wat wil zeggen dat deze boodschap niet alleen voor hen geldt, maar voor alle gemeenten.

Wat kunnen wij er vandaag mee:

Vandaag de dag kan een kerk vol zijn van activiteiten. Er kan zijn voor alles en iedereen wat wils. Het kan zijn dat er ‘religieuze’ uitingen worden verbannen. Bepaalde onderwerpen niet wordt besproken in de dienst, om andere niet voor het hoofd te stoten. Onderwerpen als God en Israël, homo huwelijk. Onderwerpen die verbannen worden naar de kring. Een boodschap moet leuk zijn. Maar het belijden van Jezus houdt meer in. Durven wij als kerk in een samenleving die steeds vijandiger wordt naar de God en Zijn Lichaam Hem werkelijk te belijden. Een Christen heeft het meeste geloof toen hij net tot geloof kwam. Jezus roept op, denk daar aan terug. Kom met dat vuur terug. Dat iedereen moest horen wie Hij was en wat Hij voor jouw en mij gedaan heeft. Deze waarschuwing van Jezus, geldt ook nog voor vandaag. In deze wereld waar een kerk vooral ‘ leuk’ gevonden moet worden. Met leuk zijn is niets mis. Laat ik daar duidelijk in zijn. De kerk mag een kerk voor vandaag zijn.. maar mogen niet vergeten dat het draait om Jezus, en Zijn verlossing.