Op een dag in juni 1945 staat vader Piet plotseling voor de deur met tal van spullen waar Huipie groot gebrek aan heeft. Hij moet helemaal naar huis gelopen zijn, 's nacht slapend in de hooiberg bij de boeren. Hij mocht 6 weken thuisblijven. De andere baggeraars van de molen gingen toen 6 weken naar de molen. In Maasbracht zagen zij dat alle schepen gezonken waren, behalve de molen van Dekkers. Piet de Koning: 'Op de tafel stond gebraden kip en zo, maar daar durfden wij niet aan te komen. Er konden wel mijnen of zo aan vast zitten.' Het schip zat onder de vlooien. De Engelsen zijn de boel komen uitspuiten. Na die 6 weken ging Piet weer terug, nu wel met de trein, die reden weer.
Zoon Piet Both: Reactie van vader Piet tegenover Arie en Dirk toen hij in juni/juli 1945 terugkwam uit Frankrijk. Hij was daar aan het baggeren geweest, maar er lagen mijnen en enkele baggermolens gingen de lucht in door mijnen. Zijn zonen liepen met een oranje armband van de ondergronds (BS). Hij wees op zijn voorhoofd en zei:
'Jullie zijn hartstikke gek je leven te wagen voor wat waardeloos is.'
Dat je de Engelse piloten hielp en in het verzet ging vond hij best, maar dat je je beschikbaar stelde voor de overheid, die je toch belazerde, ging er bij hem niet in. Wat hem bijvoorbeeld stak was dat Houkes, de buurman, politieagent en die tevens top-BS'er, in de oorlog aardappels aannam van een NSB'er. De BS vond hij een corrupte zooi.
Bevrijding: Dirk, in BS-uniform, met Aagje Pieterse, voor haar huis (Rivierdijk A 563, Krommegat). De Nederlandse vlag hangt uit. Mooie foto!
Piet de Koning: 'Na de oorlog hadden we een mitrailleur aan boord. Piet Lambert gaat aan het schieten. Piet werd kwaad en gooide hem van boord. Piet Lamberts zag een geweertje, in een bunker. Daar hadden de moffen een mijn aan gemaakt. Hij zei: 'Dat is van mij.' Toen was hij dood.'
Piet de Koning, met glimlichtjes in zijn ogen: 'Er stonden een heel jaar lang munitiekisten aan boord. Die zouden ze op komen halen maar dat gebeurde maar niet. Op een dag staat je grootvader op na het eten en gooit die grote kisten van boord.'
9 juli 1946: op een zonnige dinsdag in juli overlijdt schoonvader Dirk Pieter de Jong aan een hartaanval. Hij is 86 jaar, 10 maanden en 12 dagen oud geworden. Op de foto hierboven is hij op weg naar de 'barbier', waar hij zich een keer in de week laat scheren. Kleinzoon Piet Both herinnert zich nog goed dat de koets met kist voorbij ging bij Verschoor, waar hij destijds werkte. Dat zal wel op een vrijdag geweest zijn.
Rotterdam IV, foto uit een brochure.
Na de oorlog komt de Rotterdam IV in gebruik. Piet Both haalt hem met Piet de Koning op in Sliedrecht, waar hij is gebouwd. Piet de Koning: 'Wij zijn samen naar de grote molen gegaan, na de oorlog. We hebben samen met Aai en Piet de molen gebracht naar Limburg. Toen gingen we vrijdagsavonds weg en waren we zondagsmorgens terug. We hadden er veel bekijks mee.' Het is een groot en luxe baggermolen, de grootste op de Maas destijds, met twee enorme ketels (die eens per jaar werden schoongemaakt van binnenuit) in de machinekamer en 'allemaal knoppies'. Hij is nu omgebouwd en nog in gebruik. Piet de Koning: 'Die molen was heel stabiel. Zelfs als een ketting losbrak merkte je niets.' De foto's van de baggermolen werden volgens Piet de Koning gemaakt door Jan van de Wetering van de firma Dekkers. Piet de Koning herinnert zich dat er na de oorlog hard gewerkt is. Ook op zaterdag werkten ze door tot 7 uur of later. Daarna moesten ze nog 15 ton kolen laden (per week). Zelfs met Kerstmis werkten ze een keer door tot 6 uur, want het schip moest naar Engeland. 1 keer per week gingen ze naar het dorp, Stevensweert.
Stevensweert is een klein dorp, eigenlijk een oud-vestingeiland, met een molen en kasteel. Zoon Arie: 'Het dorp had wel elf cafés, drie om de kerk.' (zoon Arie)' Ze hadden geen echt stamcafé. Volgens Piet jr. wachtte zijn vader soms tot twee uur in de nacht op de baggermolen, om zoon Dirk met de roeiboot op te halen als deze uitging in Stevensweert.
Rotterdam 1V met bemanning. Piet in het midden, met een hand op de witte reddingsboei waarop Rotterdam 4 staat.
Op de foto van de Rotterdam IV staan (van rechtsaf): op zijn billen zit de zoon van de baas, Bram Dekker (is veel later in een vliegtuigongeluk met zijn vrouw om het leven gekomen), daarnaast (met het kale hoofd) Beer Bongers (Limburger), daarnaast Rinus van de Wetering (machinist, broer van de grote uitvoerder), Piet de Koning, Piet Both en Graatje Vos (Limburger). In totaal werkten er 13 man aan boord. De kok heette Huub Goldstein. Piet de Koning: 'Wij stonden altijd voorop. De molen moest heen en weer. Piet sprong altijd bij. Gezellige tijd was dat. Piet was de schipper, Aai was uitvoerder. Zij hadden weleens ruzie.'
Uit: Grienduilen en baggerboeren, B. Lissenburg, 1994
De winter van 1946-1947 moet Piet lange tijd thuis verkeerd hebben. Die duurde namelijk van 14 december 1946 tot 15 maart 1947. Het was een van de strengste winters uit deze eeuw. Van de 92 dagen waren er 66 waarop de temperatuur onder het vriespunt lag. De koudste dag was 21 december 1946 tien het gemiddeld 11 graden vroor. Bovendien was de sneeuwval van ongekende omvang. Er lag een pak van wel een meter diep.
2 februari 1947: geboorte Willie Stam, het eerste kleinkind.
Na de oorlog was er een grote vraag naar grind voor de weg- en huizenbouw. Er waren dus wachttijden voor de schippers. Piet de Koning: 'Over drie weken ben je aan de beurt'. Piet liet zich niet omkopen met een fooi. Volgens Arie had Piet een goed hart en een goed karakter: 'Verschillen waren uit den boze. Bij de baggermolen moest elke schipper op zijn beurt wachten, of de schipper nu rijk was of arm. Als de schipper probeerde met een extra gift eerder te mogen laden, dan was hij onvermurwbaar. Beurt was beurt, was zijn devies. Ook minder gesitueerden moeten op tijd kunnen laden. Als in 1953 de Korea-oorlog uitbreekt, ontstaat er in Nederland een crisissituatie. Er is minder werk, maar 'voor de baggeraars begonnen de gouden tijden'. Terwijl de molenbazen die anders de beter gesitueerden voortrokken, nu weinig werk hadden, had Piet - tot verwondering van de anderen - veel schepen om te laden. De schippers zeiden namelijk unaniem: in de goede tijd moesten wij op onze beurt wachten en was hij altijd recht door zee, nu wachten wij bij hem ook op onze beurt. Dit ondanks het feit dat zij bij anderen eerder konden laden.'
Piet zijn broer CHRIS BOTH overlijdt. Zijn eerste zijn vrouw overlijdt door een auto-ongeluk. Het verhaal gaat dat Chris zijn eerste vrouw niet kon vergeten en daardoor vroeg overleed. Hij woonde in Meerkerk en daar vlakbij moet het zijn gebeurd.
Kleed- en wasgelegenheid VV Hardinxveld, gebouwd eind 1946, 'aan het sportterrein aan de Sluisweg, kad. bekend Sectie B, 5703.'
In 1948, na zijn ziekbed gaat Piet trainen en stiekem voetballen bij VV Hardinxveld, op zondag. Hardinxveldse Boys bestond niet meer. Het voetbalveld ligt aan de Sluisweg. Hij komt uit in de jeugd A. De jeugd liep toen tot ongeveer 20 jaar. Hij speelt met zijn kameraden Ro den Breejen, Ad Hoornaar en Leo de Kuiper. Daarna gaat hij naar een lager elftal, het tweede of derde. Piet herinnert zich ook nog dat hij meedeed aan atletiekwedstrijden die door de vereniging werden georganiseerd. Hij was het snelste op de 100 meter. Als tijdens een verjaardag oom Jo zegt dat Piet goed gevoetbald heeft, gelooft Huipie dat niet en zegt ze nog dat hij dat niet doet. Wat bij haar meespeelt kan de dood van neef en buurjongen Aai Both zijn, die door een trap op het voetbalveld overleden is. Piet sr vraagt na de wedstrijd altijd wel: "En?" waarop junior knikt dat hij gewonnen of verloren heeft. Zijn voetbalkleren worden gewassen door Corry van de Linden, een dochter van tante Jat. Piet heeft daar een paar jaar gespeeld, in Gorinchem gaat hij in het veteranenelftal van Unitas spelen. Hij speelt linksback.
Op 26 november 1948 trouwt zoon Arie Both in Schelluinen met Wil van Hoogdalem. Zij is werkster op het gemeentehuis, daar werkt Arie als voluntair. Ze hebben voor het huwelijk een keer ruzie gehad, waarbij en ruit van het gemeentehuis gesneuveld is. Volgens Piet jr. vindt Huibje Arie eigenlijk nog wat jong. Ze verhuizen direct naar Willemstad, waar Arie aan baan krijgt op het gemeentehuis.
Volgens zoon Piet houdt zijn vader ook wel van een verzetje. "Hij ging nogal eens een dag eerder weg naar Stevensweert, omdat 'hij vervroegd wacht' had, of hij nam de wacht over, maar dat was 'toevallig' net altijd met carnaval. Hij was baas en hoefde helemaal geen wacht over te nemen." Volgens zoon Arie wachtten de cafébazen speciaal op het baggervolk: "Pa stond als eerste op het podium om de boel te vermaken. Dan had hij een borreltje op en een keer vertikte hij het om op de terugweg in de roeiboot te gaan zitten. Hij bleef staan." OF ZEI HIJ DAT: 'IK BLIJF STAAN'
Piet de Koning was daar niet bij, hij kan het zich niet herinneren. Hij wist wel dat hij met Piet en de anderen op zaterdagavond weleens een biertje ging drinken in een café in de plaats Wessem.
1948, zoon Piet is blij want hem is net een nieuwe pak aangemeten. Foto van voor het huis aan de Rivierdijk.
Zoon Arie weet dat zijn vader in Limburg op zondag 'bij een weduwvrouwtje' op bezoek ging. Tante Fin heette ze. Vader zei dat hij vaak bij een vrouw kwam die tante FIN heette. Hij zei altijd dat het erg vuil in huis was, maar dat zij een aardige vrouw was. Hij zei dan ook: 'Ik lust daar niets behalve gekookte eieren, want daar kan zij niet mee geknoeid hebben.' Wat er van waar is weten we niet.' Volgens zoon Piet had ze een café. Haar volledige naam is niet bekend.'
Met de Limburgers aan boord kon hij het volgens Piet de Koning niet zo goed vinden.
Waarschijnlijk overlijdt op 23 mei 1949 Jan Both. ????
Op 29-05-1949 overlijdt Pieter Teunis den Breejen, de man van van Cornelia de Jong, de zus van Huibje.
Op 23 december 1949, een dag voor kerstavond, trouwt zoon Dirk in Hardinxveld met Aagje Pieterse. Vader Piet en ma Huipie zijn daar ook bij. Het feest vond plaats in het ruim van de boot van de ouders van Aagje. Een huis was in die tijd niet een-twee-drie te krijgen, dus trok het echtpaar bij haar moeder in (haar vader was net overleden).
Volgens zoon Piet was vader in Stevensweert gezien bij de boerenfamilies. Dirk heeft nog verkering gehad met een meisje uit Stevensweert. Dat waren mensen waar vader Piet ook over de vloer kwam. Maar moeder Huipie vond het niet goed. Ze kende het meisje niet en ze mocht ook niet over de vloer komen. Ze was namelijk katholiek. Vader vond dat kinderachtig. 'Het was een leuke meid', zei vader volgens Piet. Dirk heeft het vervolgens uitgemaakt. Hij zou in Stevensweert ook nog verkering hebben gehad met een schippersdochter De Hoog, die uit Hardinxveld kwam.
Piet krijgt met Gerda verkering. Zij was katholiek, dus Huipie was tegen. Piet trok zich er niets van aan. Bij de eerste kennismaking (Gerda toch wel zenuwachtig) op een zaterdag is de aanstaande schoonvader Piet niet aanwezig. Gerda vond het er maar 'donker'. Ten afscheid zegt Huipie: 'Je hervat het maar een keer.' Dat geeft verwarring, want Gerda verstaat het dialect niet zo goed.
Dat moeder Huipie streng is blijkt ook wel uit het volgende. De twee zonen Arie en Piet spelen een potje mens-erger-je-niet met hun aanstaande echtgenoten (Wil en Gerda). "Moeder komt langs, ziet dat en haalt het spel weg."
Als zoon Piet en Gerda verloofd zijn, hebben vader Piet en Huipie met de familie Biemans kennis gemaakt. Ze gaan een keer op bezoek in de Dalemstraat. Het wordt een kort en eenmalig bezoek. Daarna wordt Piet sr. ziek, hij zal ook niet aanwezig op de bruiloft. Zoon Piet brengt zijn vader en moeder naar de bus terug naar Hardinxveld.
Juni 1950 krijgt Aagje Pieterse een bloedziekte. Die wordt met penicilline bestreden. Omdat dokter Van de Kamp ernaast woont (hij kwam te wonen in het huis van Houkes) en er om de drie uur een injectie gegeven moet worden ( ook door Dirk 's nachts) trekt het stel bij Piet en Huipie in. Zij woonde het eerste halfjaar bij haar moeder, maar toen ze ziek werd verkaste ze naar de familie Both. Van juni tot november 1950 ligt Aagje ziek te bed in de Rivierdijk 458. Dirk was politieagent in Gorinchem en fietste elke dag heen en weer. Als ze in november beter is, wordt schoonvader Piet ziek en toen heeft ze hem geholpen. In april 1951 verhuizen ze naar Gorinchem. Van hieruit verhuisden ze april 1951 naar Gorinchem. Vader Piet kwam daar 1 keer op bezoek, daarna was hij te ziek. Aagje is veel heen en weer gegaan om hem te verzorgen.