Toen we bij oma inwoonden in Gorinchem, W.F. Emckstraat 12. (van 10-2-1967 tot we 9-5-1967 verhuisden naar Rotterdam, Rinze Koopmanstraat 31), maar ook daarvoor (Spijkenisse), probeerde oom Piet een eigen bedrijfje op te zetten. Hij werd autospuiter. Daarvoor had hij een garage gehuurd. Mijn broer Piet en ik gingen weleens mee kijken, soms voetbalden we op het plein voor de garage. Dat was in de buurt van de flat waar oom Ron en tante Co woonden. Oom Joop ging naar Rusland en Nigeria. Als hij terugkwam bij oma was het groot feest. Hij nam voor iedereen wat mee. Zo had hij ook een speer uit Afrika meegenomen. Voor oma ivoren olifanten, ook soort slagtand met kleine olifantjes. Mijn moeder kreeg een zwarte houten vrouw, die ze altijd bewaard heeft (met in de loop van de tijd een steeds grotere scheur in de buik, na het overlijden van mijn moeder was niemand erin geïnteresseerd). Een keer ging oom Joop achter in het raam staan en gooide hij de speer in de tuin. Groot feest natuurlijk. Ik denk dat mijn moeder er niet zo blij mee was. Hij nam ook uit België chocolade mee, gevuld met iets geels, ik neem aan banaan.
In die tuin had oom Piet een volière. Hij had een buks en we mochten uit het raam waar vroeger mijn ouders sliepen toen ze bij oma inwoonden op de katten schieten. Ik heb dat (ik beken het met schaamte) 1 keer gedaan, de kat vloog een meter de lucht in en maakte dat hij weg kwam. Oom Piet had ook op een gegeven moment een aquarium in de woonkamer, met uiteraard guppies, maar ook maanvissen.
In de straat naast oma's huis gingen we vaak spelen. Met Piet of Jeanet, of met Henkie van tante Sjaan, die een straat verder woonde. Voetballen, stoepranden (de bal tegen de stoeprand gooien). Onze hond, Astrid kon daar nog op zin dooie gemak op straat liggen, doof en blind. De buurman was een militair die al heel vroeg met pensioen ging.
Meestal stond er een auto van oom Piet geparkeerd. Oma's huis stond op de hoek van de Kwartelstraat en de Emckstraat. In de Kwartelstraat kwamen we niet graag. Dat was een minder prettige straat, Het begon voor mij al met de grote zwarte vogels (raven, kraaien?) op de antenne op het hoekhuis dat haaks op het rijtje huizen stond van oma en waar voor mij de 'Kwartelstreet' begon. Een keer rolden twee vechtende mannen over straat. Een mes, veel gegil, kapotte ruiten. Eng. Angst. Snel naar binnen. Ik ging ook zelden door de Kwartelstraat naar tante Sjaan. Dan liep ik liever langs de schuurtjes naar de evenwijdige straat en dan rechtsaf. Tante Sjaan woonde ook op een hoek. Meestal bezocht ik haar wel even.
In de keuken van oma hing links naast de keukendeur (met ijzeren raamsponning) een weermannetje en -vrouwtje. Dat vond ik magisch om naar te kijken, dat dat kon dat zoiets het weer voorspelde. Dat hoorde bij oma, net zoals het oliepitje waar altijd wel wat op stond te pruttelen. En de duif in een piepklein kooitje. De koffiemolen die ook echt nog gebruikt werd. De lage tafel in de woonkamer waaronder de kranten en tijdschriften lagen. Het meubel met de pick-up, waar Jungen, kom bald wieder, uit klonk, en muziek van de Wama's. Daar was een nummer bij waarin geschoten werd. Het dressoir met het klokje waarvan onder de stolp een mechanisme altijd draaide, en de fotootjes. Oma's stoel waarin ze vaak zat en zei: 'Hè, gezellig. Wat leuk dat jullie er zijn.' De gele bank voor het raam, waarop ik zat, lezend in de map', met een beginnend baardje en waar oma me mee plaagde. De kachel waarvoor ik 's ochtends de krant las en ruzie maakte met opa, omdat hij de krant ook wilde lezen. (slaat achteraf helemaal nergens op, die man zat daar ook niet op te wachten) Pa en ma sliepen beneden in het voorkamertje en hoorden dat aan en vonden dat mede een reden om maar niet met zijn allen in één huis te gaan wonen. (Naast de lagere school werden huizen gebouwd, wij zouden daar gaan wonen. Ik kan er vanuit mijn klaslokaal zo naar kijken. Spannend vond ik dat. Het ging dus niet door.) Ik hoorde van mijn nichtje Tineke dat dat de Anne Frankschool was, waar ik in de klas zat met haar en met mijn neef Henk. Verder had je het kastje van opa. Dat zat op slot. Er zaten oude kranten in uit de oorlog. Ik zat daarvoor te schaken met oom Ron toen hij hoorde dat zijn moeder ging overlijden. Dan de voorkamer met de ronde tafel, waaraan we zaten met Kerstmis en vaak kaartten (jokeren om centen en (dubbel) patience met oma en oom Piet). Waar pa en ma sliepen toen we inwoonden. De kast waaruit oma weleens koffie en andere boodschappen haalde en aan ma gaf, die toen huilde, omdat we niets te makke hadden. De prunus in het voortuintje, met die dikke stam en die in het voorjaar altijd zo prachtig in bloei stond. Het kamertje ook waarvan ik een vage (maar die zit er wel sterk ingeprent!) herinnering heb dat ik als een of tweejarig kind gezet werd op een verend bed, met een pastelkleurige zacht aanvoelende deken (lichtgroen of roze?), tante Wil zat met haar rug naar het raam met de boom, ze glimlachte naar me. (Als ik het goed heb was het een opklapbed, met groene gordijnen erachter) Dan de gang met de kapstok, waar de telefoon hing naast de wc, de wc die vaak rook naar sigaren/sigaretten van opa (die lagen soms ook in de pot), de trap recht omhoog, met een plateautje en weer terug- recht omhoog, de trap waarop ik zat toen oom Piet en opa tegen elkaar tekeer gingen. In het begin zat ik daar, later was ik beneden. Ik kan het zo zien door de tussendeur vanuit de kamer naar de gang. (er kwamen drie deuren uit op de gang: vanuit het voorkamertje, vanuit de gewone kamer en vanuit de keuken.) Meestal zat die dicht. Het huis zat vol, de sigarettenrook deed altijd pijn aan mijn ogen, Heidi was geloof ik ook op bezoek. Opa zat links naast de kachel, ome Piet zal rechts bij de deurkant. Opa was natuurlijk weer bezopen. Dan had je nog de kelder, links van de voordeur, onder de trap naar boven. Drie treden van een houten trapje. Speciale geur van aardappels, die er 's winters werden bewaard. En verder flessen en troep. Boven. Eerst de slaapkamer van opa en oma, met het ijzeren balkonnetje, het kaptafeltje van oma, dan rechts de badkamer, een klein rond granieten badkuip, die we ook hadden in Filips de Goedestraat 13. Dan links de kamer waar pa en ma sliepen toen ze pas getrouwd waren en waar Piet en Jeanet geboren zijn (pa kwam naar beneden, hij zag er waarschijnlijk niet uit, bleek, en hij vroeg om een kistje, iedereen viel flauw, omdat ze dachten dat Piet dood was). Jeanet sliep daar toen we een half jaar inwoonden en van waaruit we op kattenjacht gingen. Recht vooruit de kamer van ome Joop en Piet, mijn broer Piet en ik sliepen daar ook. De kast met de tientallen schoenen van Joop.