Interview 2 februari 1996, gesprek met Aagje Both, dochter van Teun Both (overleden 1918), tel nr: 01846 11715, Tiendweg 28
Het schuurgedeelte dat aan het huis vast zat, was voor de helft van opa Both. Die huurde hij van de familie Egas. 's Zomers zetten ze de stoelen en tafel in de schuur. Beneden had je daar ook het kolenhok. Er was een open trap naar boven, waar ze sliepen.
Ze kookten er ook, dat was tegelijk de keuken. Er lagen rieten matten op de grond, dat was best gezellig.
Opa had meerdere huishoudsters gehad, ik weet er nog wel eentje, die had een witte muts op. De eerste, toen hij er pas aan begon, droeg laarzen. Dat was toen normaal. Opa zei dan: 'Je mot die leerzen eens uittrekken'. Hij wilde dat ze op kousen liep. Zij zei dan: 'Ik heb nog leerzen genoeg'. Ze dacht dat hij het zei omdat ze zouden slijten, uit zuinigheid. Maar hij vond dat te modern. Hij moest haar niet, vond haar niet geschikt.
Hij had ook een Jannigje gehad, dat was een nicht.
Toen was er ene Saar, dat was een simpel mensje.
Jaantje is er een hele tijd geweest, maar die kon niet met Bas opschieten.
Bas had een hele mooie Statenbijbel. Piet Both keek graag naar de plaatjes.
Aai Both praatte niet veel, het was een rustige man. Hij heeft heel zijn leven gewerkt. Hij was waker op een baggerschip, die hier in de Merwede lagen te baggeren. Hij controleerde hoeveel zand er opgebaggerd was, want dat was eigendom van de Rijkswaterstaat. [vandaar dat de jongens baggeraars werden, pa zat er vlak bij!!] Een huishoudster kostte veel geld, maar hij kon er niet buiten. Ze zorgde voor het eten en de kinderen.
Teun was het eerste getrouwd, 27 maart 1915.
'Toen mijn vader overleden was, is ze er nooit bovenop gekomen. Dat trok ze zich erg aan. Ze overleed in 1919 of 1920. Teun was 27 geworden. Hij heeft de longen uit zijn lijf gehoest. (pa: Ze zeiden dat hij binnen moest blijven, maar dat deed hij niet). De Bothjes konden nogal onverschillig doen.'
Als kind kwam ik bij opa op bezoek. Dan kwam Arie Swets op bezoek bij Bas en dan gingen ze in het kamertje ernaast apart over het geloof praten. Dat kon je horen. Ik bleef dan met opa aan de tafel zitten.'
'Bij de dood van Aagje was ik mee wezen spoelen in de rivier aan de andere kant van de dijk. Ze kwam binnen, ging op de stoel zitten en was dood. Ze zat in het hoekje, in een rieten stoel bij de schoorsteen. Het was meen ik op een zaterdag, om elf uur. Mijn vader was gestorven en dat had ze zich nogal aangetrokken en dat jaar daarop overleed ze. Het maakte veel indruk op me. De grote jongens, ik meen Aai Both die net op bezoek was, riepen 'moeder, moeder', maar moeder zei niets meer.' [op een briefje staat 15 decemÂber? Blijkt op dinsdag 29 april 1919,
Opa Both had een kale kop. Hij droeg altijd een rond petje, dat hoorde bij zijn werk als waker.
De foto van Aagje Both met Chris Both stond vroeger bij opa Both in een lijstje.
Zij wist ook wel iets van 'opoe Jansie en zuster Keetje.'
De jongste broer van opa Aai was Pieter Jan. Die kreeg Piet, Floor, Henk, Jan, Jat, Marie, Ant, Truus, Rika, Janneke. Alleen Truus leefde nog. Die was getrouwd met een Lies (Elisa) Both. Ze woont aan de Jul. van Stolbergstraat 47, tel nr. 01846 16448.
Ene Jan Verdonk, Rivierdijk 4, muziekleraar onderzoekt Den Breejen, 01846 15882.
Jan de Koning zat vast aan boord bij opa Both. Er werkte ook een Wim van der Pijl, dat was een lange vent. Hij woonde in de weteringstraat, volgens Aagje leeft hij nog. Navraag leerde dat dat niet het geval was.