Op vrijdag 6 juli 1917, tijdens de mobilisatie, trouwt Pieter Teunis Both in het gemeentehuis met Huibertje Teuna de Jong, 'een knappe vrouw uit een gezin van negen kinderen'. Zij is toch ook alweer 24 (geboren zaterdag 18 maart 1893), het zesde kind, vierde meisje, uit een hoepmakersgezin van negen kinderen. Haar vader is Dirk Pieter de Jong, haar moeder Pietertje de Boon. Hij is 27 jaar oud. De vaders en moeders van beide kanten zijn bij de huwelijksplechtigheid aanwezig. De getuigen zijn Gerrit de Jong, de oudste broer uit het gezin van van 'Huipie' en Teunis Pieter Both, de eerste broer onder Piet, 25 jaar oud. (Drie weken eerder, op 15 juni 1917, huwt haar zus Cornelia de Jong met Pieter Teunis de Breejen, een neef van Pieter Both zijn moeder, Aagje den Breejen)
Merk op dat Huibje haar handtekening eerst naast die van Piet wil zetten!
Volgens dochter Aagje Both zijn haar vader en moeder om zeven uur 's avonds getrouwd. Volgens de KNMI was het een redelijk zonnige dag (68 procent zonneschijn), zonder neerslag. Het was met een temperatuur van gemiddeld 14,7 graden wel 2,5 graden kouder dan normaal.
Eeltje Benders was bij het huwelijk aanwezig: 'Ik ben bij de trouwerij geweest: we gingen lopend naar het gemeentehuis, de hele stoet liep dan achter elkaar naar het gemeentehuis. Iedereen was erbij. Ze trouwden niet in de kerk, dat was alleen voor de rijken. Ik heb bruidssuiker rondgebracht voor haar toen ze aangetekend had, dat was toen zo. Ik was het oudste nichtje en was altijd overal bij.'
Er zijn geen foto's gemaakt van het huwelijk.
Toen ze getrouwd zijn, zijn ze volgens Eeltje Benders gelijk gaan wonen achter schilder Wijbrands op de Buurt bij het veer. Dat is - volgens Eeltje Benders - ongezellig wonen. Er staan maar twee huizen. Die staan achter de schilder Wijbrands. Achter die huizen heb je de werf van rederij Haëzer. Op de werf van Haezer werden roeiboten en aken gerepareerd. In 1918 overlijdt Haezer en nemen zijn zoons het over. Zij verlengden veel binnenschepen.
Piet blijft onder de wapenen. Hij heeft het niet gemakkelijk, familieleden evenmin. Als men een kostwinner moet missen, wordt men schadeloos gesteld voor 1,50 per dag. Dat zal Huipie dan wel ontvangen als ze 1917 getrouwd is. Misschien is dat wel de reden dat ze in de oorlog gingen trouwen. In de hoepmakerij gaat het in die oorlogsjaren namelijk ook bar slecht. Het is aannemelijk dat Huipie in die tijd eerst bij haar moeder blijft wonen en ze na het eind van de mobilisatie achter Wijbrands gaan wonen. Er is in 1917 en 1918 schaarste aan van alles: aardappelen, brandstof als kolen en turf, koffie, graan, vlees. Op 6 mei 1918 wordt het brood op rantsoen gesteld. Tot na de oorlog gaan bepaalde producten op de bon. Winter 1917-1918 is een uiterst strenge winter. Rond Kerstmis valt de ergste sneeuw, in de nacht van 15 op 16 januari 1918 krijgt het land te maken met een ongekende sneeuwval.
Werf van Haezer, van opzij gefotografeerd.
Op 21-12-1917 trouwt broer Wouter, als derde van het gezin, met Jannetje Boeren, op 21-12-1917. Of Piet aanwezig bij het huwelijk van zijn broer is onbekend, wellicht was hij getuige [Nog uitzoeken). Misschien is Wouter ook onder de wapenen geroepen. En, waarom Teun eigenlijk niet? Teunis was de 2e, Wouter de derde. Jan heeft waarschijnlijk niet in dienst gezeten.
'De Duitser is kapot,' klinkt het alom op de dijk. In 1918 is het einde van de mobilisatie en Piet is al ruim 28 (!) als eind november 'The Great War' afgelopen is en hij uit dienst mag. De vreugde is van korte duur, zo zij er al is: 15 december 1918, op zondag 11.30, overlijdt Teun, zijn oudste broer met wie hij ongetwijfeld veel zal zijn opgetrokken en die het jaar daarvoor getuige was van zijn huwelijk, aan de Spaanse griep. Teunis wordt gemaand binnen te blijven, hij doet dat niet met de gevleugelde woorden: 'Als ik dood neerval, dan kan mij dat niet verdomme!'. Het is met bijna tien graden, maar zonder zon, wat warmer dan normaal. Hij loopt de dijk op en stort inderdaad bovenaan de dijk ineen.
Er vallen vele slachtoffers, in elk huis is wel een zieke. In Sliedrecht gaan de begrafenissen op zondag gewoon door (in één week vallen 47 doden). Het overlijden van Teunis moet Piet flink geraakt hebben. (maar hem niet alleen: zelfs 70 jaar later weet men nog dat die griep huis gehouden heeft en dat Teun Both eraan is overleden). Vader Arie, vierenvijftig jaar oud, 'van beroep arbeider', geeft het de volgende dag aan. Teunis was 'oud zevenentwintig jaar, van beroep arbeider, echtgenoot van Aagje de Ruijter.'
Foto van 1989 van het huis waar Aai Both woonde, genomen vanaf de plek waar Huibje woonde en haar vader en moeder. Rechts de tuin.
Het voorjaar 1919, om precies te zijn op maandag 29 april 'des namiddags' om 9 uur overlijdt moeder Aagje, op 50 jarige leeftijd. Piet is dan 29 jaar oud. Zijn moeder is aan de rivier de was aan het spoelen geweest met haar kleindochter Aagje Both, de dochter van Teun. Het is fris buiten, bijna 3 graden, tegen normaal bijna 10. De was spoelen gebeurt altijd op maandag. Als ze terug de dijk over komt, gaat ze zitten in een rotan stoel in de hoek en blijft plotsklaps dood. Aagje heeft horen zeggen dat ze zich de dood van Teunis nogal aangetrokken heeft en dat dat mede een oorzaak is voor haar vroege dood. Aagje weet zich de paniek nog te herinneren van 'die grote jongens die riepen van 'Oh moeder'. Ze meent zich dat van oom Aai te herinneren, wat kan kloppen, want die woont destijds nog thuis in, samen met Jan, Jo, Kees en Christiaan, die pas 13 is als zijn moeder overlijdt. Vader Arie zal het de volgende dag zelf aangeven.
Deze foto van Aagje moet gemaakt zijn in 1920 bij de Hardinxveldse fotograaf Jac. Berkhout. Deze Berkhout adverteert in 1897 als coiffeur tegenover het postkantoor van Neder-Hardinxveld.
8 december 1919: Wim de Jong: 'Het duurde even voordat Huipie zwanger raakte.' Als Piet op zaterdag zijn dertigste verjaardag viert, loopt Huipie met een dikke buik op haar laatste dagen. Misschien hebben ze visite gehad van vader Aai Both en Piet zijn broers. Naar Wijbrands is maar een klein stukje. Misschien heeft Eeltje Benders haar daar wel bij geholpen. Twee dagen daarna komt op maandag het eerste kind, een dochter, geboren op de Buurt. Het is 2 graden, regenachtig, windkracht vier. Zij noemen haar Aagje, naar zijn moeder, die 32 weken daarvoor overleden is. Eeltje Benders helpt in het huishouden. Daarna is ze niet veel meer geweest. Volgens Eelkje heeft Aagje als baby veel gehuild.
Ruim vier maanden daarvoor beviel Cornelia, de zus van Huibje, van een doodgeboren kind. (op 22-07-1919)
Aai Both met Adriane de Rover (03-11-1894, overleden 1977)
Piet wordt werkzaam bij de firma Dekker in Sliedrecht. Eerst samen met Aai Both op de Rotterdam I. In 1920 trouwen twee broers vlak na elkaar: op vrijdag 22 oktober Arie met Adriana de Rover en op vrijdag 17 december, 2 jaar en 2 dagen na het overlijden van Teunis, trouwt Jan met Heiltje Vlot.
[Opmerking: op Teunis na zullen alle broers op vrijdag trouwen. Hoewel zaterdag destijds een gewone werkdag was, zal men neem ik aan bij een huwelijk de volgende dag wel vrij hebben kunnen krijgen. In dat opzicht was dat dan een aantrekkelijke trouwdag. Of het ook goedkoper was dan bijvoorbeeld zaterdag, weet ik niet. Evenmin of een broer wel trouwde in de kerk.]
Dat Piet volgens zoon Arie 'al vrij jong molenbaas was', blijkt niet uit de papieren. In ieder geval niet voor 1923. Jan van de Wetering bevestigt het wel. Volgens hem was het begin aldus: Rinus van de Wetering, Piet, Aai en Hein de Mik zaten op één boot. Hein de Mik was destijds machinist. Toen kwam er ongeveer 1930 een andere boot bij. Daar ging Piet naartoe. Rikkers ging met Aai op één boot. Voor de oorlog lagen ze vooral in de buurt. Men ging met het pontje naar de overkant. Gewoonlijk was men één week thuis. Dan hadden ze de wacht en gingen ze vissen met een net dat ze uitgooiden en naar zich toetrokken.
Het leven aan boord is geen makkie. Er wordt hard gewerkt. Als ontspanning wordt er gekaart, met name pandoeren (dat had zoon Piet van broer Dirk gehoord).
Waar deze foto gemaakt is, is niet bekend, het lijkt me op een baggerschuit: links Jo, daarnaast Jan, beide broers van Piet Both. (foto van Teus Both, zoon van Aai Both en A. de Rover)
Piet Both heeft ook op de Merwede gebaggerd. Tijden:
- in de zomer: 06.00 - 20.00 (= 14 uur per dag),
- in de winter: half uur voor zonsopgang tot half uur na zonsondergang.
Vaak beginnen ze 's winters eerder. Dat mag niet, de politie controleert.
De verdiensten zijn zo'n 19 gulden per week. Ze werken ook op zondag. Als de molen stilligt (die vaart heen en weer om het grind op te baggeren) wordt de tijd gebruikt om te repareren: de bakken en het grind dat tussen de 'zeef' vast blijft zitten wordt schoongemaakt. Door het grind slijt alles snel. (volgens Piet de Koning).
Molenbaas zijn heeft voordelen: de molenbaas (hoofd personeel) en de machinist worden 's winters niet 'bedankt', de werknemers wel. Het aantal personeelsleden hangt van de klus af: grind: 11 mensen, bij zand heb je minder mensen nodig.
Piet is altijd buitenaf en Huipie is, zoals gezegd, ontzettend bang, durft nooit alleen te zijn. Eeltje Benders is een schoolmeisje en als Huipie dan alleen is, verblijft zij bij haar. Zij is ook een poosje bij haar in huis geweest, gaat dan vanuit school gelijk weer naar haar terug. En vrijdagsavonds gaat zij dan weer naar opoe, tot 's maandags. Dan gaat ze weer naar Huipie, omdat die bang is voor onweer. (zoon Piet weet zich te herinneren dat zijn moeder hem ook om drie uur 's nachts uit bed haalde als het onweerde. De luiken waren dicht, dus ze zagen geen lichtflits, konden de klap niet voorspellen. Zijn vader kwam er niet uit, die had op de molen wel meer meegemaakt.)
Piet komt regelmatig langs, molenbaas zijn heeft zijn voordelen. Eeltje: 'Oom Piet moest altijd voor die baggermolens zelf kolen halen he, dan moest hij naar Rotterdam en dan kwam hij thuis, een nacht bijvoorbeeld, en dan ging hij naar Rotterdam en toen was Aagje klein en als hij dan thuis kwam, dan bracht hij van alles voor Aagie mee. Een grote pop of wat dan ook, want hij was stapelgek met Aagie hoor. En dan bleef hij weer een nacht thuis en dan ging hij weer, dan had hij kolen gehaald en dan was hij tussendoor een nacht thuis geweest.'
Aagje bevestigde dat ze altijd wat kreeg van haar vader: een echte poppenwagen met rode kap (die nog lang mee is gegaan) en een pop met een stenen kop met haar. Dirk maakte dat kapot, hij trok de haren eraf.
Op zaterdag 25 maart 1922 wordt zoon Dirk Pieter geboren. De vernoeming is naar schoonpapa, Dirk Pieter de Jong. Dirk wordt nog in het oude huis geboren. Eeltje weet te vertellen dat Huipie na de geboorte van hun eerste zoon, Dirk, nog een tijdje heeft moeten rusten. Eeltje is bij haar in huis geweest en ze slaapt dan ook bij haar. Eeltje: 'Oom Piet was nooit thuis. Die baggermolens lagen ergens in het Lobith of zo en ze bleven altijd 4 weken weg. Ik geloof dat oom Piet nooit in het buitenland is geweest. Dat weet ik niet precies.'
Op vrijdag 4 augustus 1922 trouwt broer Jo met Arina Boxman.
Augustus 1923 verzoeken de broers Arie en Piet vergunning voor het bouwen van een dubbele woning op het bouwterrein genaamd Hofweer. Daar gaan ze wonen, aan Rivierdijk nummer 458 (thans 457). Blijkbaar konden ze het toen best met elkaar vinden. Samen op één boot, samen wonend naast elkaar.
1934: zie pagina Aankoop huis.
Vrijdag 12 december 1924, huwelijk van Kees Both (Cornelis Pieter) met Huibertje Schild. Nu woonde alleen nog Chris Both, 19 jaar oud, en Bas Both bij Aai in.
Vader Aai Both is volgens Eeltje Benders een stuurse man. Hij zegt nooit veel. Oma Huipie komt niet zo veel bij haar schoonouwelui, ze mag ze niet zo. Overigens schijnt ze de enige geweest te zijn, die 'niet bang was voor Arie Both' (PB). Eeltje weet te vertellen 'dat toen ik bij Huipie sliep, we zaterdagsavonds wel eens naar Aai Both ging. Dan ging ik ook altijd mee en dan zat Bas Both (Aagje: 'Oom Bas was een "glibber". Hij woonde na de dood van Arie samen met Hoornaar.') altijd te mediteren uit een boekje, hier eens te praten en zo. Niemand moest er wat van hebben, dus die lieten ze maar praten. Het was een klein huisje. Ik weet nog goed dat Jan en Jo niet getrouwd waren. Dat waren misselijke jongens, ze hadden altijd van die misselijke praatjes over meisjes'. Ze zijn volgens Eeltje een beetje egoïstisch, willen alles zelf houden. Teus Both, Nico Both, Aagje Both (van Teun) Both en Judith Egas (buurmeisje) hadden daar een andere mening over. Teus vond Aai Both 'streng maar sympathiek'. Andere Aagje vond Bas Both wel een grappig mannetje, die misschien wel 'in het verkeerde vel zat'. Vooral Judith Egas heeft niets dan lof over 'Aai Both'. Zo vertelde ze dat alle jongens op zondagochtend bij pa op bezoek kwamen. Dan dronken ze een bakkie koffie en zongen ze gezamenlijk, soms boven het koorgezang van de naastgelegen kerk uit.
Bas Both met Arie Both, zoon van Chris, achter in de tuin bij Arie Both
3 maart 1926: net als de oudste zoon Dirk wordt Arie op een zaterdag geboren. Hij is vernoemd naar vader Arie Both. Er is besef van historie: 'Ik ben Aai van Piet van Aai van Piet'.
De foto van Aagje en Dirk met houten paard op wielen, genomen naast het huis, zal ongeveer uit dezelfde tijd zijn als de foto's van het huis. Aagje wist te vertellen dat moeder de kleren zelf had gebreid. Het vest van Aagje was oranje.
28 augustus 1928: zoon Piet wordt geboren, 'des voormiddags om zes ure'. Het is een redelijk zonnige dag, 21 graden, zonder regen, windkracht vier. Piet is op dezelfde dag jarig als de broer van Piet, Bas. (Bastiaan Pieter). Het is op een dinsdag. De aangifte geschiedt dezelfde dag door de nieuwe vader himself, in tegenwoordigheid van Engelbertus den Breejen, gemeenteambtenaar, en Rijka de Geus. Die werkte volgens Aagje ook op het Gemeentehuis. Vader Piet is 38 jaar oud. Hij wordt omschreven als 'arbeider'. Of hij dan al molenbaas is, is niet zeker. Eigenlijk moet Piet vernoemd worden naar oma De Jong-de Boon. Die heet echter ook Pietertje (maar zonder Teunis). Volgens Aagje Both komt Piets tweede naam waarschijnlijk van Teunis, de broer van vader Piet, die in 1918 gestorven is.
Eeltje: 'Toen Aagje school ging en in die tijd kwam ik daar ook, woonde ze aan 't Hof, toen heb ik ook altijd nog bij tante Huipie geslapen. Toen hoefde het eigenlijk niet meer, want ze had al een paar kinderen, maar dan heb ik wel eens gezegd: 'Ik kom niet meer bij je slapen hoor.' Dan zei ze: 'Maar heb het hart niet dat je het niet doet. Ik heb altijd bij haar wezen werken, 's maandags. En als dan ome Piet thuiskwam, want die kwam dan 's maandags, dan was de was bijna klaar, want die man deed een hele hoop he, (Pa: 'Ja, die stond om drie uur op.') en dan kon ik dat afmaken en overal de boel opmaken, en dan was ze weer voor heel de week klaar. Zo ging dat.'
Aagje: 'Moeders heeft altijd een werkster gehad, maar wekken van groenten deed ze zelf.'
'In 1929, de strenge winter, toen was ik ook nog bij haar. [Blijkbaar was die winter bijzonder, want Arie Both (1926) weet te vertellen dat zijn vader zei dat in de winter van 1929 het ijs de oever op kruide.] Ik heb Arie en jou (=Piet) naar de kerk gedragen. Ik weet nog goed dat na de geboorte van jou of van Arie, toen was ze een beetje 'hupser' geworden, toen had ze beige kousen gekocht en toen liep ze de stoep op, ik was er natuurlijk niet, ik was thuis met het kind, en toen hoorde ze iemand zeggen: 'Het is toch tegenwoordig wat he, de jongeren trekken ook al weer beige kousen aan." Dat heeft ze d'r eigen zo aangetrokken, ze heeft die beige kousen nooit meer gedragen. Daar is ze gewoon van geschrokken toen. Toen ze uit de kerk kwam, toen zei ze: "Ik doe ze niet meer aan." Ze heeft het ook nooit meer gedaan. Als ik dat met haar ophaalde, in het bejaardentehuis, dan wist ze dat allemaal nog.'
Ze hebben een orgel in huis. Alleen Aagje speelt er op. Ze krijgt vanaf haar tiende tegen haar zin orgelles. Op zondagochtend speelt ze liederen van Johannes de Heer. Vader zingt dan mee. Aagje: 'Dan genoot hij. Dat was heel gezellig.'
30 juni 1929: zoon Arie van broer Arie overlijdt in Gorinchem op 7-jarige leeftijd.
6 februari 1930: Piet en Huipie zijn 122 getrouwd. Het is op een donderdag. Of ze het ook op die dag vierden, is de vraag.
Eind december 1930 ontvingen de gezinnen een kaart voor de volkstelling, die eens in de 10 jaar gehouden werd. Het gezinshoofd kreeg een zogenaamde telkaart, de overige mannelijke gezinsleden ontving een gele kaart, de vrouwelijke een witte. Enkele dagen later zou de kaart worden opgehaald.
1931: (verhaal over zoon Piet, van Neel de Jong) Piet is drie jaar oud en Neel is naaister bij Huipie Both. Ze heeft ook nog een hulp in huis, die ook 's nachts blijft slapen. Na de geboorte van Aagje, kon Huipie niet zo goed tegen alleen zijn. Aagje huilt nogal en dan is ze 's nachts daarmee in de weer. Maar goed: Piet is drie. Hij pakt de po en doet een poep in die po. Daarna pakt hij de po op en hij zet deze in de oven. Daarop staan bonen. Als Huipie beneden komt, zegt ze: 'Wat ruikt het hier toch?' Neel heeft het gezien, maar zegt niets. Als Huipie in de oven kijkt, is de poep al aardig doorbakken.
Zo heeft Piet ook eens natte slippers in de over gezet om ze even te laten drogen. Daar blijft ook weinig van over.
Vrijdag 20 februari 1931: huwelijk van Piets jongste broer Chris Both met Bastiaantje Boerman. Zij is van een rijke familie, werkend in de autohandel. Op de foto staat hij in de hoek, naast Huipie, zijn vrouw. Er was een zaaltje afgehuurd. De foto is de helft van een foto, die in het bezit is van de zoon van Chris, Arie Both. In het midden, naast de bruid, zit Arie Both. Bastiaantje had het volgens Piet Both jr. hoog in de bol. Ze woonden in Meerkerk en gingen wel met Aai Both zijn vrouw om, niet met Huibje. Toen ze overleden was door een auto-ongeluk, hertrouwde Chris Both. Piet jr.: "Die vrouw was van hetzelfde kleurtje als moeder, dus die ging dan weer met moeder om."
Aagje: 'Wij hadden een nichtje, Neeltje van Koba, in huis van wie de moeder [Dat was de vrouw van Kees de Jong, een broer van Huipie] overleden was. De kinderen van Koba worden verdeeld over meerdere gezinnen. We kregen met sinterklaas altijd iets in een sok of zo. Opa (Arie) Both kwam ook wat brengen. Ik kreeg wel een cadeautje, Neeltje kreeg niets, want zij was geen familie. Hij was erg op de penning. Gaf wel aan ons, maar niets aan een ander.'
Aagje vond Arie echt nurks, een bullebak. 'Ik moest er verplicht naartoe. Ik weet nog goed dat ik dan op een stoel zat en steeds zat te denken: "ik zeg dat ik wegga, ik zeg dat ik wegga." Ik durfde dat niet. Hij was een stille, alsof het een vreemde was. Het was vroeger ook niet als tegenwoordig. Hij was heel gierig. Had verschillende huishoudsters.'
Aagje mocht geen sokken en kort haar en toen ze 12 was heeft ze het laten afknippen bij een tante in Rotterdam. Daar was moeder niet blij mee.
Vader Piet ging in zijn eentje met de bus naar Gorinchem. Dan ging hij boodschappen doen. Hij nam dan een blauwwit geruit kussensloop mee en daar stopte hij dan van alles in: worst, ham, koekjes, snoep.
Op 28 mei 1932 werd het laatste gat van de Afsluitdijk gedicht.
Op donderdag 2 februari 1933 overlijdt vader Arie Both, om half 1. Hij lag al een tijdje slecht, had het aan zijn hart. Hij woonde de laatste 2 jaren samen met Bas Both. Piet is 43 als zijn vader op 69-jarige leeftijd overlijdt. Wouter, 'kolenhandelaar', en Bastiaan Pieter, 'bloemist' geven het aan. Vader Arie is van beroep 'transportarbeider'. Het is een echte februaridag, met veel wind (windkracht 6), veel regen en tussendoor ook zon. Vader Aai zal waarschijnlijk op zaterdag begraven worden op het kerkhof, met al zijn zonen aan zijn graf.
Volgens Aagje was Arie Both een bullebak. Haar vader, Piet, had tegen haar gezegd: 'Als we erven krijg jij een fiets.' Die kostte wel 100 gulden Daar verheugde ze zich erg op, maar er was niets meer na het overlijden van Aai Both. Waarschijnlijk had de huishoudster van Arie alles opgemaakt/ingepikt. Het was in feite de nieuwe vrouw van Arie. Zij was een Ka, Een dik mens. 'Ik kwam er haast nooit' zei Aagje. Ze had een hekel aan haar.
Op 24 maart 1933 wordt het vijftig jarig huwelijk van Dirk Pieter de Jong en Pietertje de Boon niet gevierd. Dat heeft niets te maken met het overlijden van achterbuurman Aai Both, maar met het feit dat er geen geld is vanwege de crisis.
Pietertje de Boon is dan nog een krasse vrouw, zij heeft tot haar zeventigste op de schaats gestaan. Als mensen zeiden dat ze dat niet moest doen, trok ze zich daar niets van aan. Ze kon goed draaien. Aagje Pieterse en Piet Both jr. konden zich dat beeld nog voor de geest halen. Huipie heeft ook nog lang op de schaats gestaan. Pietertje was een bekend figuur in Hardinxveld, omdat ze overal bakerde, ook tot op hoge leeftijd. Haar man Dirk was een 'stille man.' (volgens Aagje Both, 1919)
Omstreeks 1933 is men de dijk gaan bestraten. Zoon Piet kan zich nog goed voor de geest halen dat daarbij een grote wals gebruikt werd.
In december 1933 moet het al vroeg gevroren hebben: de 16e wordt de vierde elfstedentocht georganiseerd. De kinderen van Huipie en Piet schaatsten zelf ook. Dirk krijgt nieuwe schaatsen als hij acht jaar is. Aagje heeft ook steeds nieuwe schaatsen gehad.
1934: Zoon Piet is een jaar of zes en valt van de trap. Hij speelt bij een vriendje en iemand roept: 'Piet, je vader is thuis.' Piet wil de trap afrennen, maar de grond tussen de treden is weggehaald, dus hij valt er met zijn "bakkes" tegenaan en "bloedde als een rund". Aagje valt ook een keer van de trap van de dijk af en ze breekt haar elleboog. Ze is ook een keer van haar één meter hoog houten paard gevallen. (zie foto, geen hobbelpaard). Ze breekt daarbij haar sleutelbeen.
13 augustus 1934: Bas Both is jarig, de neef van Piet jr. Bas is 15 dagen ouder dan Piet en mag op zijn zesde naar school. Piet moet nog een jaar wachten en gaat naar de kakschool. Daar is hij een uur of twee gebleven, om elf uur is hij weerthuis. Piet herinnert zich dat de schooldeur op slot zat, maar de sleutel aan de binnenkant zat er nog in. Hij is zo thuis. "Van moeder hoefde ik niet meer." Juffrouw Meijer ziet hij het volgend jaar weer, want ze is ook de juf van de eerste klas. Bas blijft zitten, dus ze komen elkaar augustus 1935 weer tegen.
De kinderen slapen op zolder. Daar is maar één slaapkamer, bij de erker, waar dochter Aagje in slaapt. Dirk en Arie slapen samen in een tweepersoonsbed en Piet slaapt in dezelfde zolderruimte in een ander bed. De tweede slaapkamers waarvan gesproken wordt in het taxatierapport van 1882 is gebouwd in de oorlog door Wim Stam.
Huipie's wil is wet in huis. Aagje wil een keer kort haar, gaat daarvoor zelfs in hongerstaking, maar 'moeder zei toen: je gaat vanzelf eten'. Arie weet te vertellen dat hij in de derde klas van de lagere school mee mocht doen aan een toneelstukje. Hij had al een rol toegewezen gekregen. Maar 'dat mocht niet van moeder. Ik mocht zelfs niet naar de uitvoering gaan kijken.'
Aagje mag tot haar twaalfde jaar op school en daarna moet ze thuis helpen en leren naaien. Dat wil ze absoluut niet. Ondanks dat de meester thuiskomt (want ze kan goed leren) mag ze niet naar de Mulo. De jongens mochten van Piet studeren, want 'zij hoefden niet hun hele leven op een bak roest door te brengen,' zoals hij. Na de Ulo moesten ze echter wel gaan werken. Volgens Arie kregen ze een nieuwe fiets als ze naar de middelbare school gingen (Piet kan zich dat echter niet herinneren).Dirk reed zijn nieuwe fiets binnen een week met een 'katterug', dat wil zeggen: hij reed tegen een stoep op waardoor de middenstang een boog kreeg als de opstaande rug van een kat.
In plaats van Eeltje Benders doet nu dochter Aagje de was: 'Vader stond om 2 uur 's nachts op van zondag op maandag. Hij maakte dan de kachel aan en zette het water op. Hij ging om 4 uur weg, dan stond er een wagen op de dijk te wachten, en om 5 uur ging ik dan de was doen.' Volgens Aagje krijgt Huipie als een der eersten allerlei luxe huishoudelijke apparaten: een van de eerste wasmachines van Velo, en de eerste stofzuiger. Ze is door vader in de watten gelegd.
De jongste, Piet, kan geen kwaad doen bij zijn moeder. Zelfs als hij zegt wat hij gedaan heeft, dan nog zegt ze: 'Nee, Piet doet zoiets niet!' Zo pest hij zijn broer Dirk weleens en dan doet Dirk het terug en dan zegt oma: 'Dat doet Piet niet.' Volgens Aagje gaat Piet als enige altijd zijn eigen gang (stiekem voetballen op zondag, dansen in de dancing) Piet: 'Als Moeder met het vingertje wees dat hij moest komen, kwam Dirk.' Huipie was - volgens de kinderen - geen gezelschapsvrouw. Ze lachte wel mee als er grapjes werden gemaakt.
Niettemin kan zoon Piet zich niet herinneren dat hij ooit op schoot heeft gezeten bij zijn vader of moeder. Hij zag dat weleens van tante Jaantje, de vrouw van Arie Both, die naast hen woonde, dat ze een zoon een aai over de bol gaf. 'Dan stond ik met zulke ogen ['grote' HTB] te kijken'.
Ongeveer 1936: Piet op de Huibjesbrug, samen met (vlnr) Riek den Breejen en Rie Houkes, zijn buurmeisje. Riek en Rie waren vriendinnen. Riek was van de manufacturenzaak. Piet: "Het zal wel op een zondagmiddag geweest zijn. De Huibjesbrug lag aan het eind van de Buldersteeg over het kanaal van Steenenhoek. Het was een pleisterplaats. Moeder ging goed om met de moeder van Rie Houkes, dat was een schat van een mens. In 1939 kreeg ze TBC, daar is ze aan gestorven. Moeder heeft haar nog verzorgd. Riek werd later het vriendinnetje van Houkes, nadat hij weduwnaar was geworden. We zagen haar dan op zondagmiddag naar Houkes gaan en zeiden dan: 'Daar gaat ze weer.' Het hele dorp sprak er schand van. Haar vader was streng gereformeerd, kwam erachter en maakte er een eind aan."
Rond 1936 gaan de zonen Piet jr en Arie hun vader op een vrijdagavond ophalen van het station, samen met Bas en Teunis, de kinderen van tante Jaantje, want broer Arie komt ook met de trein uit Stevensweert thuis. Piet heeft van tevoren gezegd dat hij niet opgehaald wenst te worden. Ze doen dat toch. Eigenwijs als hij is, stuurt hij de kinderen naar huis en hij loopt met de koffers zo'n vijf kilometer naar huis. Zijn broer Arie gaat wel op de fiets naar huis en zit al een uur thuis als Piet komt aankakken. Naderhand worden ze door de auto van de baas thuis gebracht.
Er was voor de oorlog geen riolering. Onder de wc was een betonnen bak gemaakt, dat was de beerput. Zoon Piet daarover: 'Eén keer in de zoveel tijd moest de beerput geleegd worden. Beren heette dat. Dan groeven we de twintig centimeter aarde van het deksel weg en 's nachts ma elven (het mocht alleen tussen elf uur 's avonds en vier uur 's ochtends) werd de put met emmers geleegd. Deze werden dan bij een boomgaard in de buurt geleegd. Vaak deed vader dat, maar Dirk heeft het ook gedaan. Je kon het altijd goed ruiken als er ergens een put was geleegd."
Zoon Piet gaat met zijn moeder soms naar tante Huipie van ome Kees Both. Zij wonen aan de Sluis en hebben het niet zo breed. Ze blijven soms tussen de middag eten. Oom Kees heeft geiten en Piet krijgt geitenmelk te drinken. Dat vindt hij erg smerig. Op een keer stoot hij expres zijn beker om, maar hij krijgt vervolgens de opgewarmde geitenmelk uit hetzelfde pannetje, met de vellen erdoorheen.
Huibje bezoekt ook Eeltje Benders, daar gaat Piet roeien in de wiel. Soms gaan ze naar een zus van Huibje in Rotterdam. Zelf krijgen ze weinig bezoek, volgens Piet: "Als er mensen de trap afliepen van de dijk, gingen ze bijna altijd naar rechts, waar tante Adriana (?) woonde van oom Aai Both. Zo ging Chris Both ook bijna altijd naar rechts. Moeder lag niet goed, vooral omdat ze vaak zei wat ze vond en dat vond men niet zo leuk."
Zoon Piet rijdt op een vrijdag ook een keer met Piet van de Wetering mee als die zijn vader in een grote auto op gaat halen in Stevensweert. Dat gebeurt om de 14 dagen.
Schoolfoto Piet Both, ongeveer 11 jaar oud. Piet:"Als er gezongen werd, zei de meester: ga jij maar tekenen. Ik kon niet zingen, had een bromstem. Daar was niet rouwig om, want je kreeg er toch geen cijfer voor. "
Zoon Piet werd in de klas "Perreke" genoemd, omdat er al zoveel Pieten in de klas zaten. Piet" Waarom ze me zo noemden weet ik niet. Na de lagere school was dat ook direct over."
In 1937 of 1938 hoort Piet aan het einde van de derde klas dat hij blijft zitten. Daar was hij niet blij mee, hij trok zijn stoute schoenen aan en ging naar 'mister" Kohler en zei: "Ik hoorde dat ik zou blijven zitten. Dat is het ergste wat u me aan kan doen. Als ik nu mijn best doe, mag ik dan overgaan. Dan kunt u me later terugzetten als het niet goed gaat." Kohler zei: "Dat is een goed idee". Piet bleef niet zitten en werd ook niet teruggezet.
1937: openstelling van de Rijksweg Rotterdam-Gorinchem.
Het ritueel van thuiskomen, ook na langere afwezigheid, is in het algemeen heel sober. Zijn vrouw krijgt een hand, 'Dag Huipie', de kinderen worden in het algemeen gegroet, hij gaat in zijn stoel bij de tafel zitten en dat is het dan. Volgens Aagje was vader Piet niet zo zoenerig en zo druk.
De standaard begintekst van zijn brieven is: ZGVEK (Zeer geliefde Vrouw En Kinderen).
De krant die men leest is De Banier, een christelijk dagblad.
Huipie koopt haar leven lang een vaste plaats in de kerk voor haar man. Meestal zit een van de kinderen op die plek. De kerk is de Nederlands Hervormde Kerk (op gereformeerde grondslag). Dominees zijn Van de Pol (die haalde Piet jr van de Buurt vandaan voor catechesatie) en later Kraaij. Piet jr: "Dat was een aardige vent, die bezocht me ook tijdens mijn ziekbed in 1945."
1938: omstreeks dit jaar komt Sander den Breejen in wonen, zoon van zus Kneel, die gehuwd is met Den Breejen en schippersvrouw is. Sander gaat naar de Mulo en woont doordeweeks bij Huibje, tot hij zijn diploma heeft gehaald. Hij is een leeftijdsgenoot van Arie en trekt veel met hem op.
Piets dochter Aagje is zijn oogappel. Zij is, als haar moeder, coupeuse en wil wel wat gaan verdienen. Uit Gorinchem komt ene Bikker, een man die een mode-atelier heeft, vragen of zij bij hem kan komen werken, voor /2,50 per week. Piet is woedend, zegt: '/2,50 per week kan zij thuis ook verdienen. U zult niet rijk worden over de rug van mijn dochter.' Ze heeft er niettemin gewerkt. Ze vindt die Bikker een glibber. In de pauze tussen de middag gaat ze naar buiten, want ze is bang van hem.
Piet: 'Voor de oorlog fokten we konijnen. Die kochten we in het voorjaar en met Kerst aten we die dan op. Wij, de kinderen, slachten de konijnen en kippen en oma stroopte ze. Vader slachtte nooit. Hij gaf wel een keer een haan een trap die hem aanviel in het kippenhok. Het beest was gelijk dood. Later nemen we geen haan meer: dat waren toch opvreters. We ruilden dan in het voorjaar de eieren. Ik heb een keer een grijs konijn gehad met een zwabberpoot (er viel een plank waardoor zijn poot brak) en rode ogen. Het was een heel lief beest die lekker in mijn nek kroop. We hadden voor de oorlog ook een varken. De slachter Wim van de Plas (was familie, getrouwd met de dochter van tante Miet) kwam aan huis. Het vlees deed moeder in een pekelton. Moeder maakte zelf zure zult en dergelijke.'
Ze hebben ook altijd honden en katten gehad. Piet jr: "De honden waren eigenlijk van Dirk, maar moeder verzorgde ze altijd. Vader keek er niet zo naar om, al was hij wel goed voor ze. We hadden toen ik klein was ook katten. Eén lag een keer achter het fornuis te slapen en toen viel er een ketel water over hem heen. Die liep om de tafel te rennen als een gek. Moeder zei: 'Verzuip dat ding maar, dan is hij uit zijn lijden'. Maar ik heb hem helemaal verzorgd.'
Dirk heeft twee honden gehad: Nero, een Mechelse herder, en Hector, een zwarte Groendendaler. Nero kon woest worden als je met een stok langs de tralies van zijn hok liep, dan stond het schuim op zijn bek. Piet: "Maar als je het hok opendeed, kwam hij bij je staan. Hector heeft me een keer gebeten. Ik trok hem aan zijn staart voor een auto weg en hij beet me zo in mijn poot. Ik schopte hem onderaan de dijk af"
Toen Piet een jaar of tien was, kwam hij een keer een uur te vroeg thuis. Zijn moeder Huipje stond zich te wassen in de bijkeuken die later is aangebouwd. Dat was eerst een klompenhok, toen hadden ze geen warm water. Moeder Huibje had alleen haar lange onderbroek aan. 'Ok, ben je daar al, dat komt goed uit, dan kun je mijn rug wassen,' reageerde ze ad rem. Dat heeft Piet toen gedaan. Zo vond Pietook een keer in een laatje van het slaapkamerkastje een bebloede lap. Daar liep hij mee de kamer in met de vraag of moeder gebloed had. "Toen kreeg ik toch bijna een pak slaag."
Arie: 'Rechtlijnig was vader ook ten aanzien van het personeel van de baggermolen. Op een zaterdag moest er naar zijn mening worden doorgewerkt. De machinist Hein de Mik weigerde dat. Aangezien hij een vreselijke hekel had aan de 'rooien' en zeker aan mensen die gezag niet erkenden, had hij voor deze machinist maar één oplossing: op staande voet ontslag. Hij kon zijn spullen pakken en binnen een uur stond hij aan wal. Smeekbeden en excuses hielpen niet. Eruit. 'Op deze molen geen werkweigeraars en geen gezagsondermijnende figuren.' Dat nieuws ging als ene lopend vuurtje door Hardinxveld en 's avonds toen mijn vader met de beurt was, kwamen er niet minder dan zeven mensen vragen of zij bij hem mochten werken in de plaats van de ontslagen machinist. Onder de mensen was hij gezien en werd hij erg gewaardeerd.
Een voorbeeld: Mijn vader was een man die van werken en verdienen hield. Gedurende de schafttijd werd er dikwijls doorgewerkt. De mensen aten dan tijdens het werk uit het vuistje. Een oom van mij: Niek van der Linden hield altijd een half uur schafttijd tenzij er iets bijzonders was. Deze man was gewend te bidden en te danken voor en na het eten en uit de Bijbel te lezen. Hij heeft deze man nooit dwars gezeten. Hij waardeerde dit. Een geloofsovertuiging daar moet je van afblijven. Kortom, een man uit één stuk en ik heb hem altijd gewaardeerd.'
14 februari 1939 (dinsdag): P.T. Both is molenbaas van de Rotterdam I. Zoals ze ziet werkt hij bij de firma Hovestadt & Dekker's. Hij baggert betonzand uit de rivier in het schip Pieternella I van schipper T. van de Adel. Hiervoor wordt een 'Bewijs van lading' getekend te Woudrichem, door de Molenbaas en de Schipper. De Pieternella wordt met 71 ton betonzand geladen voor / 0,25 per ton. Dat kost dus / 17,75. Dit is dus vlak voor de oorlog. Het was een zonnige februaridag met 52% zon in plaats van 27%, geen regen en wind en een temperatuur van twee graden.
Andere bewijzen van lading uit het archief van Dekker. Ze zaten in een boek, dat blijkbaar maar even gebruikt is. Deze bewijzen lopen van 3 februari 1939 tot 23 februari 1939. De Rotterdam I leverde zand aan schepen voor Rotterdam, Alblasserdam, Ridderkerk, België. Bestemming Alblasserdam kan zijn voor de brug over rivier de Noord, die een pontveer verving en deel uitmaakte van de rijksweg Rotterdam-Nijmegen (de huidige A15). Deze brug werd op 14 november 1939 voor het verkeer geopend.
De prijs per ton betonzand bedraagt 25 cent:
3 februari 1939: daarna wordt het schip Rio volgeladen, schipper daarvan is ene C.T. Rustenberg. Zijn domicilie is Werkendam. Er wordt een flinke bak zand overgezet: 247 ton betonzand. Bestemming van het zand: Rotterdam.
4 februari (zaterdagtmorgen): Schipper Kalle van het schip Cornelia krijgt voor rekening van Nieuwpoort 131 ton zand opgebaggerd. Bestemming: Alblasserdam.
Zaterdagmiddag en zondag wordt er niet gewerkt.
6 februari (maandag): 2 ladingen:
Een voor schipper J. Visser met zijn schip Emmanuel, voor eigen rekening, bestemming Ridderkerk;
Een voor A. Van Meijeren, schip genaamd Hoop op Welvaart, totaal 82 ton betonzand, bestemming Rotterdam.
7 februari (dinsdag): weer J. Visser. Zelfde verhaal.
8 februari: geen bewijs van lading ingevuld
9 februari (donderdag): 2 ladingen:
A. Dekker, [naam schip onleesbaar], 900 ton betonzand, voor rekening van J. van de Graaf, bestemming Rotterdam. Piet is niet helemaal bij de les en vult 1938 in in plaats van 1939;
En weer J. Visser, zelfde verhaal.
10 februari (vrijdag): nu voor J. Dekker, [naam schip ook onleesbaar], 200 ton betonzand, ook voor rekening van J. van de Graaf, bestemming Rotterdam.
14 februari 1939 (dinsdag): het schip Pieternella I. De schipper is T. van de Adel. De Pieternella wordt met 71 ton betonzand geladen voor f 0,25 per ton. Dat kost dus f 17,75. Het geschiedt voor eigen rekening van M.C. T. Dekker. Bestemming: Alblasserdam.
18 februari (zaterdagmorgen): schipper W. De Ridder (?), [naam van het schip is
onleesbaar] verscheept 254 ton naar Rotterdam. Weer abuis met 1938. Het zal in elke geval een flinke klus geweest zijn voor een zaterdagmorgen.
21 februari (dinsdag): schipper Chr. De Waal met zijn schip Arnbulant haalt 148 ton betonzand op" bestemming Hillebosch in België.
23 februari ( donderdag): M. van Meijeren komt weer langs. Het schip heet nu Adriana Maria. Hij laadt 128 ton betonzand voor eigen rekening met bestemming Rotterdam. Het kost hem 32 piek.
Wanneer precies is (nog) niet duidelijk, maar op een avond wil ene Hoornaar aan boord stappen. Hij is nogal vaak dronken, nu ook. Blijkbaar stapt hij mis. De volgende dag blijkt hij verdronken te zijn.
In het gezin waar vader Piet vaak afwezig is, zwaait moeder Huipie de scepter - en dat niet alleen t.o.v. haar dochter Aagje. Zelfs Dirk gehoorzaamde haar als ze met 'haar vingertje wees' (Piet). Aan de andere kant bemoeide ze zich niet overal mee. Op een keer hadden haar zonen Piet en Arie een keer ruzie, waarbij ze een breinaald naar elkaar gooiden. Arie mikte er een naar Piet. Vlak naast diens hoofd trilt de naald in de deur. Piet trekt hem uit de deur en gooit de naald precies in Arie's arm, die 'bloedde als een rund'. 'Moeder greep dan niet in' (Piet). Een andere keer zorgde Aagje al drie dagen voor het eten, moeder lag ziek te bed. Dirk vond het niet zo lekker (Aagje: 'Moeder kon heel lekker koken, veel lekkerder dan ik'), werd kwaad en sloeg met de pollepel per abuis de lamp die boven de tafel hing kapot.
Dochterlief krijgt in 1939 verkering met Wim Stam. Vader Piet stuurt hen een keer uit het schuurtje, omdat ze daar stonden te vrijen. 'Dat vond hij niet leuk. Mijn zus was zijn enige dochter. Verder bemoeide hij zich nergens mee, want mijn moeder had de broek aan.' (PB)
Piet baggert ook van alles op, ook veel oud spul zoals potten en kannetjes, Romeinse lepeltjes en schoteltjes. Die verkoopt hij dan door aan een handelaar in Gorinchem. Piet de Koning, die op de molen van baas Piet werkte, vertelde het verhaal dat hij een keer een Romeins voorwerp had opgevist, ter grootte van een halve meter. Aai Both had het van hem afgepakt. 'Dat was niks waard', zei hij. Uit een gesprek met een opkoper die langs de deur kwam, bleek dat Aai er een 'flink bedrag' aan had overgehouden. Die streken had Piet beslist niet.
De firma Dekker betaalt in de oorlog gewoon door. Zowel vader als moeder kregen loon uitbetaald. Na de oorlog hoefde Piet dat dubbele salaris niet terug te betalen.
Piet is 'plichtsgetrouw en niet bang'. De baggermolen raakt tijdens een hevige storm bij de Amer op drift en wordt naar de kant gejaagd, met het gevaar dat hij om kon kiepen. Piet staat met zijn mensen in het donker uren in het water en spreekt hen voortdurend moed in. Bij het ochtendgloren lukt het aan wal te komen. WANNEER ONGEVEER?
Tijdens een andere storm gaat Piet met een roeiboot naar de baggermolen. Hij kon niet zwemmen, maar was 'voor de duivel niet bang'. Zoon Piet staat met zijn moeder aan de dijk te wachten. Als Piet aangekomen is, zou hij met de lamp zwaaien. Wat geschiedde.
Arie: 'Als kind mocht ik vaak mee naar de baggermolen als die in de wintermaanden in de haven bij de fabriek De Holland lag. Hij was trots en stak altijd ene sigaar op met zijn barnstenen pijpje, ondanks het feit dat hij weinig rookte.'
Eeltje: 'Als ome Piet thuis was, vrijdags dikwijls, dan deed hij water in een blikje, dat gebruikt werd bij een grote emmer om water uit de rivier te halen, een grote scheut azijn en een hoop suiker en dat dronk hij dan tegen de dorst. En hij at zure haring bij zijn brood met chocolademelk, of gerookte bokking, het gaf niet welke vis, zure of zoute haring, maar wel chocolademelk - en dat was een rare gewoonte. En hij was gek op vis en deed het altijd zelf. Als ome Piet thuis was, hoefde tante Huipie eigenlijk niets te doen, want hij deed alles en kon alles. Eten koken heb ik hem nooit zien doen, maar vis bakken wel.' Dat gebeurt op het gietijzeren fornuis dat in de schuur staat. Die wordt ook gebruikt voor warm water voor de was. Daar worden dan grote teilen op gezet. In de winter wordt de kachel ook aangestoken als ze zich moeten wassen. Omstebeurt, de grote eerst, als laatste Piet jr.
Aagje: 'Er kwam een visboer een de deur en die vroeg: Hoeveel vis moet je hebben. 'Geef maar tien pond', zei moeder dan. Ze aten altijd vis. Ze maakten die zelf schoon. Oma krabde de schubben eraf en maakte de vis schoon. Ze aten stokvis, zoute vis en bokkem.' Dat stonk verschrikkelijk, vond Aagje. Huipie kocht ook regelmatig een kist met bokking in de winkel. Opa at de hele dag door van die vis.
Arie: 'Als je dan het staartje van de bokking wilde pikken, kreeg je een tik op je vingers met het mes.'
Ook Bas Both beaamt het verhaal dat Piet een grote eter is: 'Hij at gerust op een dag een emmer gebakken/gerookte vis (bokking). Hij bakte ze dan zelf. Daarbij dronk hij een glas azijn met water. Verder lustte hij aardappels met karnemelk.' Van zoon Piet is het verhaal dat hij hij gek is op heel oude kaas - die je tegenwoordig niet meer kunt krijgen -. Als de de maden uit de kaas kruipen smeert hij ze over zijn boterham, met de mededeling dat dat ook kaas is. Volgens Bas rookte 'oom Piet' ook veel sigaren. Hij was een forse man, liep vaak op klompen en droeg het liefst een manchester broek. 's Zondags zat hij vaak uren voor het kippenhok.
Zoon Piet weet zich te herinneren dat hij met vader is gaan ""peuren": "Vader was gek op haring. Als hij thuis was, ging ik met vader paling peuren. Dat deed ik ook met ome Wim, de man van tante Miet, die later zou overlijden aan TBC. Dan maakten we een kwets van pieren. Je reeg dan een heel stel aan een draad. Als de paling erin hapte, bleef hij erin vastzitten. Oom Wim viste in de binnenwateren. Dan zette hij de klossen met pieren 11 uur 's avonds uit en als het vakantie was mocht ik mee om die om 4 uur 's ochtend op te halen. Vader ging alleen paling vissen op de rivier. Hij vond de paling van de binnenwateren niet lekker, die was te gronderig en moest eerst een paar dagen in een teil zwemmen. Als vader in de zomervakantie had, ging hij weleens 's avonds vissen. Ik mocht dan ook mee. Vader ging dan met een roeiboot de rivier op. We gingen dan om 11 uur weg en kwamen om een uur of twee 's nachts terug. Peuren deed je 's nachts. Ik was toen 11/12 jaar oud. Dirk is geloof ik ook weleens mee geweest. Natuurlijk kochten we ook paling bij Stasse (het café), die had gelijk een viswinkel. Als vader paling ging klaarmaken, stak hij altijd direct een mes door de kop van de paling, want dan hoefde het beest niet te lijden bij het stropen van zijn vel. Vader zei: "Je moetje eigen vel eens afstropen."
In december staat Piet de hele dag oliebollen te bakken in de schuur, wel twee emmers vol. Die eten ze tot eind januari en 'ze waren nog zacht ook'. (PB) Aagje: 'Met Oudejaar gingen we eerst naar de kerk. Om 8 uur kwam vader dan uit de kerk en dan ging hij tot 12 uur oliebollen bakken in de schuur. Tussendoor kwam de kinderen dan een oliebol bietsen.'
Piet: 'Alleen zondags mocht hij niks, dan mocht hij amper naar de kippen kijken.'
Eeltje: 'Nee, dan moest hij van Huipie in huis blijven. Hij mocht er niet uit. En dan hoefde je ook niet te komen. Ik ben ook nooit op visite geweest zondags. Dat was ook een beetje te streng. '
Piet: 'Ik weet wel dat ik blij was dat de zondag voorbij was. Opoe was ook niet zo overdreven hoor. Opoe had een radio, dan ging ik altijd zaterdagsavonds mee met moeder en dan ging ik daar radio luisteren. Als pa thuis was, moesten we altijd naar opoe toe en mijn vader had nooit zin. En op een zaterdagavond toen moesten we weer en ze was de vloer aan het vegen en ze duwde het vloervarken in zijn gezicht en hij nam een krentenbrood en sloeg dat op haar kop. Maar ze gingen toch altijd, want ze kreeg toch altijd haar zin.'
Eeltje: 'Oh ja, hij was gek genoeg op haar hoor.'
Pa: 'en als hij eenmaal bij oma was, wist hij weer niet van weggaan.'
Aagje bevestigt dat: 'Vader zat in de war als moeder boos tegen hem deed. Ik zeg weleens: hij zou de sterren van de lucht plukken voor haar, als dat zou kunnen'.
Volgens zoon Piet was zijn vader onderdanig (maar is dat niet inherent aan liefde?)
Begin mei 1940 worden Nederlandse soldaten ingekwartierd. Een van die soldaten kan vloeken als een ketter. Die zegt ook dat hij een vliegtuig heeft neergeschoten, doordat ze zo laag vlogen had hij er een geraakt. Maar iedereen neemt dat met een korreltje zout.
8 mei 1940: Piet vertrekt naar Stevensweert. Hij heeft een nieuwe regenjas gekocht, maar vergeet die aan te doen.