Op donderdag 17 juni 1954 overlijdt Pieter Both in het Academisch ziekenhuis in Utrecht aan een hartaanval, 64 jaar, 6 maanden en 11 dagen oud. Hij is 36 jaar en 346 dagen getrouwd met Huibje, zou 19 dagen later de 37 jaar gehaald hebben. Huibje zou hem nog ruim 33 jaar overleven.
Eeltje: 'En toen is hij toch plotseling overleden. Diezelfde dag, want ik ging wel eens naar tante Huipie kijken, en toen ging ik 's avonds een keer naar moeder en toen waren alle blinden dicht. En toen was het gebeurd met hem. Toen was tante Kneel al bij d'r he?'
Pa: 'Ja, die was er allang.'
Voor de begrafenis moeten ze vijf flessen met Airwick gebruikt om de stank te verdrijven (staan op de kist). Op de dag van zijn overlijden is het nog 20 graden, daarna loopt het op tot 29 graden op 19 juni. Door de medicijnen zag hij er al vlak na zijn door blauw uit. Piet is al in het ziekenhuis gekist. De kist staat in de voorkamer voor het raam, waar hij met zijn bed heeft gelegen. Hij wordt op maandag 21 juni, de langste dag, begraven. Op de begrafenis is het niet zo extreem warm meer, 20 graden, half bewolkt. De teraardebestelling is om 14.30. De begrafenis zelf is volgens zoon Piet 'een drama'. Het is niet meer de moeite waard de kist open te maken. Piet heeft zijn vader nog wel dood gezien: hij ziet er blauw uit, moet het bij zijn overlijden flink benauwd gehad hebben.
Voor de begrafenis zegt Bas de Ruiter (pa: 'een bekeerde man, een verkeerde man, zeiden wij altijd') tegen Huipie: 'Bel bel Huipie, 't is toch wat, zo de boom valt, zo zal die blijven liggen' en 'als je zo naar de hel gaat'.
(Toen opa leefde, zat Huipie al bij "de zwarte kousen club", met o.a. Engel den Breejen, Bas de Ruiter, Aagje Advocaat, Peter den Boon, Peet den Breejen. Ze hadden geen dominee, die waren allemaal te licht. Ze kwamen iedere zondagmiddag bij elkaar. Tante Kneel deed niet mee. Toen opa leefde, deden ze dat elders. Hij vond het wel goed dat zijn vrouw naar die thuisclubjes ging, maar ze kwamen niet bij hem in huis. Dat zal die Bas de Ruiter niet lekker hebben gezeten. 'Bovendien kon hij vloeken als een ketter' (zoon Piet). Dezelfde Bas de Ruiter dacht te erven van zijn zus, die huishoudster was bij de weduwe van Hoogendoorn. 'Dat wordt delen', zei hij tegen zijn broer toen zij overleden was. Vier dagen later was hij zelf dood.)
Zoon Arie gaat daar als enige tegenin, hij gaat tekeer en zegt zoiets van: 'Als je gvd zo over mijn vader spreekt, dan kunnen jullie zelf het graf in donderen'. (en zo is het)
Ze moeten allemaal naar de begraafplaats lopen. Het regende keihard. De begrafenis is een 'aanfluiting', volgens Piet. De kist wordt omlaag gedaan, geen steen of kruis, want dat was volgens Huipie 'niet nodig'. De baas Dekker sprak wel een paar woorden bij het graf. De 'club' van Huipie was wel aanwezig, er was geen dominee, want de dominee op Hardinxveld vond Huipie niet goed genoeg. Ze vond dat uiterlijk vertoon en geldverspilling. Bovendien zou hij toch niet onderhouden worden en scheef komen te staan en onder het mos komen te zitten, wat ook een aanfluiÂting zou zijn. Huipie wilde ook geen bloemen op de kist, want 'je hoeft de dood niet te versieren'. Verder was er uiteraard de familie, ook nicht Aagje Both van broer Teunis.