Interview IJzendoorn, ongeveer 21 augustus 1996, gesprek met pa, Jan van de Wetering en directeur Kraaijeveld, schoonzoon van Dekker. Van de Wetering was machinist.
"Arie en Piet Both waren sterke beren", volgens Jan v/d Wetering.
Dekker begon boven de winkel van Gort, meubel en tapijten, hoek Dosterburgstraat, Rivierdijk, wijk B. Industrieweg 1973.
Rotterdam 1 (zand)
Rotterdam 2 (zand)
Rotterdam 3 (zand) [De Rotterdam 3 was eerst een droogmolen. ]
Rotterdam 4 (grind)
Rotterdam 7 (in 1953)
Rotterdam 12 (na de oorlog, maakte (voor 1950) van zand????)
Rotterdam 15 (verontreiniging boven zand weghalen)
Piet heeft de 1 [& 2?] laten zinken, opdat die niet meer inzetbaar was voor de Duitsers. De mannen hebben geschuild in Maasbracht. Daar hebben ze een enorm bombardement meegemaakt. Daarna in 1944 hebben ze de molen weer in orde gemaald. [De Stuw in Linne, vlakbij Maasbracht ???].
(zie over de situatie bij Maasbracht: hier)
Smokkelen: een commies ?? over de Maas. Driehoek Torn -Kesnicht '?? -Stevenweert.
Volgens Van de Wetering was Piet "supermolenbaas". Piet heeft de Rotterdam 4 opgehaald. Op de Rotterdam 4 zaten:
Machinist 1
Stoker 2
Molenbaas 1
Aandraaier 1
Dekknechten ??
Bakschippers ??
De kok 1
Kapitein op bootje
[De vergelijking met voor en na de oorlog gaat niet meer op.]
Aai volgde Piet op. Aai zat ook op een molen in ??
Andere werknemers:
1. Otto Rikkers (leeft nog)
2. Henk Rikkers
3. ? Advocaat
" Aai Both heeft in 1944 in een schuilkelder gezeten. Een vrouw stond op het punt van bevallen van een vijfde kind. Alle vier de bevallingen waren slecht verlopen. Aai heeft daar het kind ter wereld gebracht. "
Het verschil in prijzen van de lading zand ligt aan de afstand t.o.v. Rotterdam. Hoe dichter bij Rotterdam, hoe goedkoper het wordt. Dekker had in Rotterdam een werkkantoor.
Hovestad was baggeraar. Ze zijn al voor de oorlog uit elkaar gegaan.
Aan de Merwede en de Moerdijk werd zand gebaggerd.
In Stevenweert werd betongrind gebaggerd. Daarvan ging boven de 30 mm weg, idem onder de 5 mm.
"In de oorlog en na de oorlog een hok vol kolen". (= gaf Dekker elk jaar aan de P.T. Both)
"Er waren geen afspraken schriftelijk gemaakt, alles werd op de achterkant van een sigarendoos genoteerd."
"In Limburg draaiden de schepen door tot de vorst of hoogwater."
De schepen lagen bij de Holland.
Bij Swets en Herf [?] zaten ook veel Hardinxvelders.
"De Bothjes hadden als molenbaas luxe, met aparte hutten, evenals de machinist. De rest sliep in grote kooien. De molenbaas werd het best betaald."
"Baggeren op de rivier vereist vakkennis. Toen men de uiterwaarden in ging, had men geen Hardinxvelders meer nodig."
De uitbetaling was elke week. De week liep van vrijdag t/m donderdag. Vrijdag werd het berekend, zaterdag werd het uitbetaald.”
"Zaterdagmiddag ging men voor de 2e WO met het fietsje naar huis."
"Onderweg naar Stevensweert stopte men bij Veghel bij de viskraam."
"Opbaggeren van Romeinse spullen gebeurde vooral op de rand van de rivier, waar Romeinse nederzettingen waren. "
In de oorlog heeft de Rotterdam 3 een voltreffer gehad.
"Appeltjes drogen op de ketel."
Piet: "Pa had op zolder een koolzaadpers". ????
"Er was een keer een conflict over de hoogte van het salaris: De volgorde was: Piet -Rinus (van de Wetering) -Aai -Jan: Piet en Rinus verdienden het meest, dat vonden ze niet eerlijk. Maar daar konden ze met de oude Dekker niet over praten. Toen hebben ze alles bij elkaar gelegd en door 4'en gedeeld. Dat duurde drie maanden, toen kregen ze ruzie."
"De Bothen hadden moeite met de Limburgers. Met carnaval kwamen ze namelijk te laat."
Over Aai Both: "Als je precies deed wat hij zei, dan ging het goed. Anders was hij niet makkelijk."
"Het werk op een molen was niet van 8 tot 5. Vaak moest men na 20.00 nog kolen laden."
"Aai Both had een ark. Die werd een keer aangevaren."
"De fooi kreeg men van schippers als ze meehielpen. Dat werd opgespaard in een fooienpot. Aai Both stopte elke fooi in zijn eigen hut. Daar zat wel eens wrijving bij. Dat was zwart geld."
De schipperstijden liepen van 4 tot 22.00 uur. Het was belangrijk dat die schepen vol kwamen.”
"Het weekloon in de oorlog was 50,- gulden."