1942, op een zaterdag. Benders is op bezoek, ze roeien even naar de molen die ter reparatie op de werf ligt van Midden Holland. Zeven mensen in een roeiboot: P.T. Both en Huibje de Jong, met van links naar rechts: zoon Piet Both, iets lager voor hem zoon Arie Both, moeder Huibje de Jong en vader Piet Both, Rie Houkes, buurmeisje, onder Frans Benders en Peet den Breejen P. Zn. "Het was ongeveer 1942 op een zaterdagmiddag. We waren op weg naar de baggermolen. Eeltje Benders was op bezoek, zij had een fototoestel." (zoon Piet)
Mei 1940: Het is vrijdagmorgen half 5. Het geluid van vliegtuigen. Duizenden. Duitse vliegtuigen trekken over. Huibje staat met de kinderen buiten te kijken. Buurman Houkes zegt: "Nou Huipe, de oorlog is uitgebroken." Maar daar waren ze al achter gekomen. Piet is in Stevensweert. Het is een zwarte dag voor hem, want zijn baggermolen wordt in Limburg tot zinken gebracht. Hij is vanuit Limburg naar huis komen liften en lopen. Zoon Piet: 'Hij ging een brug over en dan moest hij hard lopen, want de Hollanders bliezen de brug achter hen op. Ome Niek, de man van tante Jat, was nog zoek. Die zat ook bij vader op de baggermolen.' Arie: 'Zijn opmerking was: 'Dit is één keer, maar nooit meer.' Zijn baggermolen zou later door de Engelsen herhaalde malen worden beschoten.
8 juli 1940 overlijdt zijn 'oom' Pieter Jan Both. (akte ). Hij wordt slechts 58 jaar oud.
Zoon Piet is een jaar of twaalf. Hij staat met zijn neef Bas en vriend Ro bovenaan de dijk. Bij tante Jaantje zit een kat op het kozijn. "Als je goed mikt, kun je hem raken," zeiden zijn "kameraden'. De klomp vloog iets te hoog door de lucht, zo door de ruit van tante Jaantje. Zo wilde zoonlief bij Ro thuis een keer een bal schoppen. Hij trapte mis, de klomp gleed van de voet door de ruit midden op het dressoir bij Ro. Zoon Piet gaat naar de zesde klas. Hij zat daar met 3 (Piet, Wies de Ruiter en Teun Blokland) jongens en 18 meiden: "Ik zat naast Nel de Knurft (=Egas) en Riet Hoornaar. Nel kwam later nog weleens op bezoek toen ik ziek was." Neef Bas Both zat in een andere, gesplitste klas. Eind augustus 1940 gaat Piet naar de Mulo (op school 4 aan het begin van de Peulenstraat, bij meester Tukker, de onderwijzer). Als hij in de klas zit, vraagt meester Borsje: 'Hoe heet je?". "Ben je een broer van Dirk?" Het antwoord is "ja" en hij is direct gedoodverfd. Deze meester werd door broer Dirk een keer achterin de klas gezet. Dirk pakte hem op en zette hem voorin in zijn stoel. De meester ging naar het ouderlijk huis, zijn beklag doen bij Huipie, maar die zei: "Ik heb geen last van hem." Arie en Dirk hebben beiden de Mulo afgemaakt.
Op zondag 17 november 1940 krijgt zoon Dirk Both een bekeuring van Houkes, de buurman-politieman. Dirk is op dat moment kantoorbediende: hij werkte namelijk op het politiekantoor bij de verdeling van de distributiebonnen. Wat precies de aard van de overtreding is, is voor de liefhebbers: artikel 3, lid 1 M.R.R. Ene A. van de Plas, een lasser uit Giessendam die 1 jaar jonger is, is ook de klos. Volgens Arie Both was het een bekeuring voor het vrijen in het gras. Dat was hem ook een keer overkomen. Dat was in die tijd verboden! Een 'gewoon' proces-verbaal in verband met een ondeugdelijk rijwiel ligt meer voor de hand: M.R.R. = Motor- en Rijwielreglement.
In de oorlogsjaren probeert Piet sr. zijn kinderen zoveel mogelijk te beschermen tegen de Duitsers. Als het spertijd is en de mensen om 20.00 uur binnen moeten zijn, moeten de kinderen om kwart voor acht binnen zijn. Als je daar niet aan voldoet, dan krijg je een pak slaag. Hij vindt de Duitsers onbetrouwbaar, vooral in het hanteren van het geweer.
Er zijn ook Duitsers ingekwartierd en die legden dan stro op de vloer van de voorkamer. Waarom is onduidelijk. De Duitsers sliepen boven. Toen de Duitsers weggingen werd dat weer opgeruimd. Aagje: 'Moeder heeft wel geprotesteerd, maar dat hielp toch niet'.
Piet maakt de Mulo niet af, maar gaat in 1941 naar de L TS in Gorinchem. Daar heeft hij twee jaar op gezeten, tot 1943. Hij reist met de bus. Hij leert er voor electrotechniek: "Ik zou eigenlijk naar de MTS gaan, maar toen werd ik ziek. Daarom heb ik maar een schriftelijke LOl-cursus Boekhouden gedaan."
Dirk voetbalt bij de Hardinxveldse Boys op de Buitenwei. Die spelen op zaterdag. In 1937 worden de Boys opgeheven en zal Dirk wel bij VV Hardinxveld zijn gaan spelen. Piet jr. herinnert zich Dirk als midvoor en half. ' Op een keer stond hij alleen voor doel, maar zijn schoen zoog vast in de modder en hij scoorde niet. Maar Dirk kon goed voetballen.' Hij speelt met zijn neven Jan en Henk Both, die beiden jaren in het eerste hebben gevoetbald. In 1942 gaat men ook op zondag voetballen. Dirk wil zijn eerste wedstrijd meedoen. Piet: 'Hij had zijn koffer gepakt, maar moeder begon te klagen en te huilen en Dirk wordt woedend en smijt de tas door de glazen tussendeur.' Hij heeft nooit meer gevoetbald. Arie korfbalde bij AKC. Overigens heeft schoonzoon Wim Stam ook nog jarenlang gevoetbald bij Sliedrecht.
Op maandag 6 juli 1942 zijn Piet en Huipie 25 jaar getrouwd. Het 25-jarig huwelijk wordt gevierd als een verjaardagsfeestje, gewoon aan huis onder elkaar. Geen versieringen, wel visite. Wim de Jong en Neel kunnen niet op de viering komen: het is namelijk oorlog. Piet brengt echter, wanneer hij in Roermond komt om te baggeren, bruidssuikers voor hen mee. Wim en Neel wonen vlakbij het spoor, dus hij komt daar weleens een bakkie koffie drinken.
Op woensdag 24 maart 1943 wordt het zestig jarig huwelijk van Dirk Pieter de Jong en Pietertje de Boon gevierd. Bij 50 jaar kon dat niet vanwege de armoe in de crisis. Nu werden alle voedselbonnen door de kinderen verzameld en werd er een groot feest gehouden. (zie voor meer info de pagina over Dirk Pieter de Jong en Pietertje de Boon)
Op de foto staat bijna iedereen, behalve zoon (van Pieter en Huibje de Jong) Dirk . Die werkt bij vader op de baggermolen, in Stevensweert. Zo weet hij uit Duitsland te blijven. In het weekend gaat hij naar Aagje Pieterse, met wie hij loopt. Of vaders of kleinzoon moet op de baggermolen in Stevensweert blijven. De keus is gevallen op Dirk, die de volgende dag 21 wordt.
Arie en Dirk zitten een week ondergedoken bij tante Jat en Aagje brengt eten. Zoonlief Arie komt ook weleens uit en dan kwam hij om twee uur thuis als 17-jarige. Dan kreeg hij een flink pak slaag 'van moeders'.
Volgens Arie heeft Piet menig Engelse piloot die met zijn vliegtuig neergeschoten was op de molen onderdak gegeven totdat de kust veilig was en de piloot via België en Frankrijk naar Engeland kon gaan. Piet de Koning, die in 1943 bij Piet Both ging werken, wist daar niets vanaf. 'De moffen kwamen regelmatig controleren.' Volgens Piet de Koning hadden ze wel hart voor hun materiaal. Op een keer moesten ze van de Duitsers weg, toen zeiden Aai en Piet: 'Ik kan m'n spullen toch niet zomaar alleen laten?' Het is niet ongevaarlijk aan boord. Ze worden ook een keer beschoten door de geallieerden. Daarbij valt één dode, waarschijnlijk is dat Hein Klop, die stond op de houk. Zoon Arie: "Vader zei: Kom eraf." Waarschijnlijk heeft hij geen tijd meer en hij wordt gedood. Dat moet in 1943/44 zijn geweest. In 1943, wanneer precies is niet duidelijk, overlijdt oprichter van Abraham Dekker. Hij wordt ongeveer 71 jaar. Zijn zoon Gerard Dekker (uit 1907) is de opvolger. Pietertje De Boon, schoonmoeder van Piet, vertelt in een brief aan haar zoon Wim dat "Piet Both is ook thuis ziek, hij heeft het in zijn zij, maar vandaag heb ik er nog niets van gehoord, maar hij was al een week niet goed geweest aan boord." Verderop in de brief: "Aagje Both is zoëven geweest en die heeft ook trouwplannen. Zij tekent tegen Nieuwjaar aan, is 't zeggen. Pietje Hoornaar trouwt van de week, zij kan het zeker niet hebben. Piet Both was nog hetzelfde." In de oorlogsjaren heeft Piet veel last van eczeem. In 1944/45 behandelt een Canadese dokter hem tijdens zijn verblijf in België zo dat hij helemaal geneest. Piet de Koning weet zich te herinneren dat Piet het laatste jaar (moet omstreeks 1950 geweest zijn?) veel last had van eczeem. 'Hij wreef dan heel de dag met zijn hand over zijn gezicht. Heel de dag was hij aan het poederen.' Voordat Piet reuma heeft, heeft hij last van zijn gal. Aagje Pieterse helpt Piet tijdens zijn ziekte. Ze baadt hem dan ook, want Huipie is zelf ook ziekelijk. 'Dan hield opa heel preuts zijn handen voor 'zijn spulleke'. (Aagje P)
Op dinsdag 18 januari 1944 trouwt enig dochter Aagje met Wim Stam uit Sliedrecht. Het is met gemiddeld -1 graden en windkracht vier koud voor de tijd van het jaar, er is weinig zon, maar ook geen neerslag.
Piet stelde eerst een uitgebreid onderzoek in naar zijn antecedenten. Hij vraagt aan buurvrouw Rees, die uit Sliedrecht komt, uit wat voor nest hij komt. Wim heeft Aagje niet ten huwelijk gevraagd, want hij loopt al vanaf '39 met haar. Op de 18e trouwen ze in het gemeentehuis op de Buurt. Het vervoer gaat met koetsjes met paarden ervoor. Iedereen is erbij. Een paard slaat op hol, een daar zit opoe Pietertje de Boon in. Er is niet veel om mee te vieren, ze hebben alleen surrogaatspullen. Wim en Aagje gaan in Sliedrecht in het huis van zijn vader inwonen, later in het huis van zijn oma, weer later in Hardinxveld.
Piet de Koning met commentaar bij onder andere de foto met Jan Both: 'Jan Both was achterman. Als wij voor de meulen omdraaiden dan moesten ze achter ook mee. Je moest uitkijken voor de mijnen. De mijnen lagen om de molen heen. Aan het eind van de weg lag een grote mijn. Er was nog een Duitser die er met zijn verjaardag gesneuveld was. Er kwam er een commies Bovenaard aan die was bij een distributiekantoor, die gaf ons dubbele bonnen. In de oorlog konden we makkelijk dubbele sigaretten krijgen. We smokkelden over de Maas.'
In de nacht van 9 op 10 mei 1944 schiet het verzet bij de Helsluis twee landwachters dood. Als represaille worden in de week daarna aan beide zijden van de rivier de Merwede honderden veelal jonge mannen opgepakt en door de bezetter weggevoerd. Van deze mannen keren er 26 niet terug. Op 16 mei 1944 wordt (ik vermoed een neef) Jan Pieter Both opgepakt. Hij wordt per overvalwagen afgevoerd naar het PDA in Amersfoort. Op 7 juli 1944 wordt hij afgemarcheerd naar het station in Amersfoort om per trein naar Duitsland vervoerd te worden. (Hij keert terug en overlijdt op 03-06-1993 op 67-jarige leeftijd).
- september 1944: de geallieerden rukken op naar Limburg en Piet - wijs geworden van de meidagen - neemt de wijk naar België (Arie). Volgens Piet de Koning moesten Aai en Piet van de molen af, tegen hun zin. De Duitsers gebruikten de molen al uitkijkpost. Zoon Dirk ligt ook op de molen in Stevensweert. Dirk kan nog net met een smoes op Dolle Dinsdag ontsnappen en thuiskomen. Samen met de andere baggeraars (w.o. Piet de Koning, die dit vertelde) lopen ze van Stevensweert naar Hardinxveld. Ze hebben er drie dagen over gedaan, overnachten op de boerderijen in de hooiberg. De mensen zijn heel behulpzaam. Piet komt/gaat niet weg, die zit dan ook in de buurt van de gevechten. Van september 1944 tot juni 1945, tijdens de hongerwinter en vlak na de bevrijding, weet men thuis niet of hij in de oorlog is omgekomen of niet.
Aan het eind van de oorlog heeft Piet senior lijken gepikt in Frankrijk. Hij vertelde achteraf dat hij de Engelsen lafaards vond. Ze waren uren bezig tegen een stelletje Duitsers, de Canadezen kwamen en ruimden het stelletje Duitsers in een boerderij zo op. Piet de Koning weet zich alleen te herinneren dat Piet en zijn broer Aai in Geldrop hebben gezeten.
Piet heeft in Stevensweert ook enkele baggermolens gered. Volgens zoon Arie hadden de Duitsers de patrijspoorten opengezet om ze te laten zinken. Hij hing al scheef. Piet loopt met twee anderen (waaronder Wim Pijl en een jonge knul uit Nieuwendijk) door de uiterwaarden. Dat bleek landmijnenveld van de Duitsers. Volgens zoon Piet stapt 'de jonge knul' uit Nieuwendijk op een mijn en hij verliest zijn been. Ze komen desondanks wel op tijd om het zinken van de molens te verhinderen. Volgens de heer Van de Wetering van de firma Dekker heeft Piet Both de molen zelf laten zinken. Hij had een 'raad'??? (=plateau van 3 meter diep) gebaggerd en daar de molen in gevaren. Daarna hebben ze de kraan opengezet, zodat het net leek of de molen gezonken was.
Volgens zoon Piet houdt het thuisfront zich in leven doordat Dirk een koe steelt uit de wei en hem achter in de schuur met een bijl de schedel doormidden slaat. Het moet januari 1945 zijn. Het vroor dat het kraakte. Zoon Arie weet het hele verhaal: ' Tot aan de oorlog werd ieder najaar een varken geslacht door slager Jochem van der Plas. Het slachten vond plaats op een luik van een ruim van een schip. Dat gebeurde achter het huis bij het slaapkamerraam. Het slachten van de koe (het was een pink) is een ander verhaal. We hadden inkwartiering van Duitse soldaten. De Duitsers kwamen terug van patrouille in de Biesbos en brachten een pink mee. Dit dier werd geslacht in de schuur achter het huis. Dirk heeft het dier niet de schedel ingeslagen, maar de Duitsers zelf. Dirk was in die dagen ondergedoken in verband met op handen zijnde razzia’s. Ik zelf (Arie) was in verband met de op handen zijnde razzia’s ondergedoken in een onbewoonbaar verklaard huis bij tante Jat en oom Niek en Piet was ondergedoken bij tante Miet. Moeder bracht ons een week lang vlees van de geslachte pink.'
Er zijn ook Duitsers ingekwartierd geweest. Die sliepen in het kamertje waar Aagje voorheen sliep. Op een keer zouden er 10 Duitsers ingekwartierd worden. Die kwamen terug van het front. Er werd stro op de vloer van de voorkamer gelegd. Aagje: 'Moeder heeft wel geprotesteerd, maar dat hielp toch niet'. Ze kwamen echter niet met zijn tienen. (Piet: "Moeder vroeg: Waar zijn die andere gebleven?") omdat er 5 of 6 waren overleden bij een ontploffing van een pantservuist op een pont die de Duitse materieel overbracht (bij de Rokerij) van Werkendam. Daar hadden ze mee zitten spelen. Toen de Duitsers weggingen werd het stro weer opgeruimd. Het afweergeschut vormt een heel batterij, maar heeft volgens Piet jr. niet iets geraakt. Bij de beschieting van Holland door de Engelsen hebben ze wel enorm veel geschoten. Dat gaf een hels kabaal. Er stonden om het huis heen wel 14 machines, met 1 kanon. Als ze fakkels afschoten leek het wel daglicht. Een keer heeft Piet dat gezien. 'Toen zag je honderden Engelse vliegtuigen die naar Duitsland gingen. Je kon aan de honden merken dat ze er aan kwamen, die hoorden ze veel eerder aankomen.' Bij de landing in Arnhem heeft hij ook de zweefvliegtuigen langs zien komen. Later hoorde hij pas dat die gingen landen in Arnhem.
Eind 1944 hebben ze ook 4 maanden een Duitser en een Oostenrijker, Alfred, ingekwartierd gekregen. Die sliep met een andere soldaat, Diedrich, in het kamertje van Aagje, die inmiddels getrouwd was. Piet: "Dat waren goede Duisters." Omdat Wim in Duitsland werkzaam was bij de brandweer, vertoefde Aagje veel thuis. Op een keer zat ze te dammen met Alfred. Dirk trapte zo het dambord weg. Hij wilde niet dat zijn zus zat te dammen met een mof. Begin 1945 ging Alfred weg. Toen kwamen er anderen en de commandant ('een geschikte vent' volgens zoon Piet, die ervan overtuigd was dat hij über fünf Jahre terug zou komen met de Russen) daarvan zei: 'Het dekzeil erover, er wordt niet meer geschoten tot de oorlog afgelopen is.' Toen is er inderdaad geen schot meer gelost.
In 1944 had iedereen gebrek aan van alles. Doordat ze Duitsers ingekwartierd hadden voor het afweergeschut, hebben ze heel lang nog elektriciteit gehad, tot januari 1945. Huipie heeft ook heel lang koffie gehad. Ze had na de oorlog zelfs nog Sunlight zeep. Tijdens de inkwartiering van de Duitsers zat Dirk een keer bovenaan de trap uit een tas vol patronen, die van de Duitsers was, patronen te passen in zijn geweer. Piet: 'Moeder kreeg daar een doodschrik van.'
Over de buurman Houkes en het verzet valt nog het volgende te vertellen: Politie-agent Houkes en zijn gezin waren buren. Zijn vrouw was volgens Piet jr. een 'schat van een mens'. Zij hadden twee kinderen: Luiten en Rie. De familie was aardig tegen Piet, hij was er regelmatig, zeker op verjaardagen. Hij ging er ook regelmatig eten. De familie Both had achter als enigen recht van overpad hadden de buldersteeg. Houkes was streng, techtvaardig en "voor de duvel niet bang". Als er een bal in de tuin van Houkes kwam, dan kreeg je die een keer terug, de tweede keer sneed hij die in stukken. Hij had altijd een herdershond, die haalde hij in Friesland (volgens Piet- en dat kan kloppen, daar kwam Houkes vandaan). Een gaf hij de hond Bello een lel. Toen ging hij zijn hok schoonmaken, maar daar stond Bello grommend voor. Hij durfde er niet meer uit! Toen moest zijn vrouw hem weghalen "Bello, doe niet zo gek". Zij was eigenlijk de baas van de hond. Zij had tegelijk met Piet tbc, rond 1943, en is daaraan overleden. Toen ze overleden was, sprong de hond dwars door de glazen ruit van een tussendeur, naar de kist toe. Toen ze ziek was, lag ze eerst achter, daarna voor. Houkes heeft speciaal voor haar een voliere gebouwd, zodat ze naar de vogels kon kijken. Daarin lag ook riet, dat trok veel muizen aan. Die wist Houkes te verjagen, Piet jr heeft die toen doodgeslagen, wel 25. Speciaal voor de broed van de zwaluwen onder de dakpannen heeft een afdak gemaakt, zodat de poep van de volgens daarop kwam te liggen. Dat maakte hij elke nazomer weer schoon. Piet mocht, als er iemand jarig was, daar blijven eten, in de middag en 's avonds. Rie, mocht hem graag. Ze was net zo oud als Piet zijn zus. Ze is verhuisd naar Alkmaar en ongetrouwd gebleven. "Op een keer, er was daar iemand jarig, had ik thuis al gegeten, en Rie riep me toen ik naar school ging, om daar ook te komen eten." Houkes was dus politie-agent. Piet herinnert zich dat die een bedelaar die jaarlijks langskwam om zich vol te laten lopen in de Drie Snoeken (cafe). Houkes sleepte die bijna letterlijk naar de nor stopte. Drie dagen voordat de oorlog begon, voorspelde hij aan zijn buurvrouw: "Huipie, er komt oorlog". Houkes zat ook in het verzet. Mijn vader weet zich ook een of andere actie te herinneren. (iets met dynamiet ergens weghalen). Volgens Piet jr zat hij in de groep van Jan Snor (Schakel), net als zijn broer Dirk Both. Vergaderingen van het verzet vonden plaats bij Houkes thuis. Zijn zoon, Luits, had in de oorlog verkering met een meisje, haar broer was Wietse de Bree. Bij een bezoek van Frits Houkes aan Piet Both sr, augustus 2011, toonde deze een foto van Luit met zijn verkering, en van Luit met Wietse, "een grote kerel met een wandelstok". Op de foto, genomen voor het huis van Houkes, had hij inderdaad een wandelstok. Wietse had had een oogje op Rie. Piet jr. kwam daar een keer binnen en toen hoorde hij haar zeggen: "Al vecht je je kapot, je krijgt me niet." (Dat zal ik nooit vergeten). Wietse zat zogenaamd in het verzet, maar was een verrader. Piet weet nog dat hij een keer daar sliep en dat Wietse een revolver onder zijn kussen legde. Wietse wekte wantrouwen, doordat hij na spertijd (8 uur) nog over de dijk liep, zonder dat hij werd lastig gevallen door de Duitsers. Piet ziet hem nog lopen met zijn stok. Dat wekte wantrouwen bij het verzet. Zij zijn hem gevolgd naar Utrecht en hij liep het gebouw van de SD binnen. Een tweede keer wilde hij de verzetsgroep aangeven. Dat wisten hem te onderscheppen en volgens Piet jr. heeft Schakel toen Wietse in de klokkentoren van Hoornaar geliquideerd. Wietses vader was politieagent en Houkes heeft hem verteld wat er was gebeurd. Die wilde toen niets meer met zijn zoon te maken hebben. De verkering tussen Luit en Wietses zus ging ook uit. Van Luit is nog een mooie foto bekend, samen met zijn drie vrienden, David Swets en Boree. Niet lang na de oorlog overleed Houkes in Utrecht en in het huis, dat van de gemeente was, werd dr Van de Kamp gehuisvest. Boven-Hardinxveld ontbeerde nog een arts. De praktijk werd uitgebreid en kwam drie meter op de grond van oma Both te staan, maar dat vond ze goed.
In december 1944 krijgen alle zestienjarigen een oproep om zich maandag 1 januari 1945 te melden op het station om te gaan werken in Duitsland. Huipie zegt tegen zoon Piet: "Je gaat niet-", en Dirk: "Als je gaat, schiet ik je ter plekke kapot.". Piet moet dus onderduiken. Tante Miet de Jong-de Jong, een zus van Huipie, meldt zich aan voor een onderduikadres (Piet: "Ze zei toen: "Kom maar bij mij."") Haar man Wim de Jong ligt ziek thuis. Hij lijdt aan keel-TBC. Hij kan niet meer praten en noteert op een leitje wat hij nodig heeft. Dochter Marie en zoon Dirk hebben long- TBC. De andere kinderen (waaronder Pietje, die zal trouwen met de slager Van de Plas, en zoon Wim) blijven ervan verlost. De Duitsers komen er vanwege besmettingsgevaar in ieder geval niet binnen. Aldus geschiedt. Tante Miet woont in wat Piet jr. noemt 'een somber huisje', vlakbij opoe De Jong. Piet gaat er 1 januari heen. Hij slaapt er in een kelderhok. Op een nacht kan hij niet slapen, vanwege de enorme herrie, omdat de Engelsen de brug bij Heukelum bombarderen. 'Dat leek wel naast de deur.' Vrijdag 5 januari 1945 gaat Piet weer naar huis, om 4 uur 's middags. Het is dan al donker en verschrikkelijk koud en somber. Hij kan makkelijk naar huis terugkeren, omdat de Duitsers niet meer bij hen binnen zitten, het afweergeschut is met een zeildoek afgedekt. Direct daarop krijgt hij zelf TBC. Het is dus aannemelijk dat hij dat tijdens zijn week onderduiken heeft opgelopen. Neef Dirk en nicht Marie zullen er beiden aan overlijden, evenals hun vader Wim. (destijds gaf het Rode Kruis houten TBC-huisjes, die konden draaien met de zon, waardoor de TBC-Iijders toch in de gezond geachte buitenlucht konden leven) Neef en buurjongen Bas meldt zich de eerste januari wel aan. Hij is uiteindelijk in het concentratiekamp Dachau terecht gekomen.
Vanaf ongeveer 12 januari 1945 (vrijdag) t/m juli 1946 ligt zoon Piet ziek op bed, eerst met longontsteking, daarna met natte pleuritis. De Duitsers die ingekwartierd waren, verlieten toen het huis. In totaal heeft hij 16 maanden op bed gelegen. Hij heeft in het begin 10 dagen met 40 graden koorts op bed gelegen. Het matras is "door", d.w.z. dat het door het vele zweet niet meer te gebruiken is. Dat hebben ze toen buiten verbrand. De pleuritis moet in 3 maanden genezen. Dat is niet het geval en het ging het over in TBC. Die vorm blijkt niet besmettelijk te zijn. Vandaar dat hij anderhalf jaar op bed zal liggen. Hij verblijft in de koude voorkamer. Aan het eind van de oorlog heeft hij ook nog Scabius (Schurft) gehad. Dokter Van de Kamp laat hem de diertjes onder de microscoop zien.
Tijdens zijn ziekbed loopt elke vrijdag klokslag 12 uur de visboer, Hein van de Kooij, de trap van de dijk af met een zooitje spiering. Piet: "Heerlijk vond ik dat. Moeder bakte die dan." Piet: 'Ik heb in het begin nog een brief geschreven naar vader, hij was in België, of hij het een en ander mee wilde nemen, want men zei dat er in België allerlei spullen waren. Of die aangekomen is weet ik niet.' Nadat hij thuisgekomen was, ging Piet weer gewoon buitenaf werken.
In april 1945 lagen de Engelsen aan de andere kant van de rivier. Piet, Arie en Huipie worden geëvacueerd naar een groene schuur aan de Langeweg in Schelluinen. Het was in een timmerfabriek van De Ruiter. Dat waren kennissen van zoon Arie. Piet: "Hij kwam daar veel, liep achter een van die twee dochters aan." De Duitsers zeiden tegen hen: 'Over vijf jaar komen we terug met de Russen.'