Eind 1940 werd met de goedkeuring van de secretarissen-generaal de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen (VAVV) opgericht, met als doel jongeren werken van openbaar nut te laten uitvoeren. Voor de oorlog was voorzien in Belgische wetgeving dat de hoogste Belgische ambtenaren tijdens de bezetting hun afwezige ministers vervingen en als een soort ambtenarenregering verplicht waren om “de politiek van het minste kwaad” uit te voeren. Van Thillo, werd de arbeidsdienstleider. Waarom werd het VAVV en haar Waalse tegenhanger, de Service des Volontaires du Travail pour la Wallonie (STVW) opgericht ? In de kaderwet verschenen in het Belgisch Staatsblad van 8 december 1940 werd het doel van de beide organisaties vastgelegd: “De Vlaamse en Waalse mannelijke jeugd in dienst van het volk opvoeden teneinde hun de ware opvatting van de arbeid in een geest van sociale toenadering eigen te maken door het uitvoeren van werken van algemeen nut”.
In het verloop van de oorlog raakte het VAVV, in oorsprong partij-onafhankelijk, meer en meer verzeild in het politieke getouwtrek tussen aanhangers van het VNV en het SS-gezinde DeVlag.
In het begin van het VAVV had Verdinaso een grote invloed binnen de arbeidsdienst. De kaderschool van de organisatie werd naard haar oprichter, het ‘Opleidingskamp Joris van Severen’ genoemd. Vanaf de opslorping van Verdinaso in het VNV in 1941 wilde ze via secretaris-generaal en VNV’er Gérard Romsée, de greep op de arbeidsdienst versterken.
VAVV-hoofdleider Van Thillo probeerde echter een onafhankelijke koers te varen.
De onafhankelijke koers van Van Thillo werd gesteund door de Reichsarbeitsführer van de Reichsarbeitsdienst (RAD), Konstantin Hierl en zijn politiek bondgenoot: de Reichsführer Heinrich Himmler. Deze wilden de vrijwillige arbeidsdienst omvormen tot een algemene verplichte arbeidsdienst voor de Vlamingen.
Hierdoor nam de invloed van het SS-gezinde DeVlag toe, tot ongenoegen van VNV-er Gérard Romsée die inspraak wilde in alle belangrijke beslissingen van de organisatie. De standpunten van beide fracties binnen de VAVV bleven echter ver uit mekaar te liggen en onverzoenlijk te zijn waarna Romsée in april 1944 besliste om de VAVV te ontbinden.
Kort na de bevrijding in september 1944, week van Thillo met wat nog restte van het VAVV uit naar Duitsland. Daar kondigde de Vlaamsche Landsleiding, waar van Thillo deel van uitmaakte nog een arbeidsdienstplicht af voor de Vlamingen in Duitsland.
Na de oorlog werden de leden van de VAVV vervolgd wegens collaboratie. Renaat van Thillo vluchtte naar Argentinië en werd in 1947 bij verstek ter dood veroordeeld.