1942 : Ekeren bezet

1 januari 1942 : Groot-Antwerpen

Ekeren maakt voor de eerste maal deel uit van Groot-Antwerpen: een deel werd bij de stad gevoegd. Hoogboom werd bij Kapellen gevoegd.

24 januari 1942 : Winter

De sneeuw ligt 10 à 15 cm dik nadat het 14 dagen aan een stuk heeft gevroren, sommige nachten tot -17 °C.  De krant "Polder en Kempen" meldt dat men 150 kg kolen per maand moet krijgen, doch dat vele gezinnen voor deze maand nog geen rantsoen hebben ontvangen. Verschillende mensen zouden reeds van de kou zijn omgekomen.

26 januari 1942 : Einde brandweer Sint-Mariaburg

Het peleton Sint Mariaburg van de vrijwillige brandweer wordt opgeheven. Dit is het einde van een afzonderlijke afdeling van de brandweer in Sint Mariaburg.

1 februari 1942 : Kolen

Er zijn zes wagons kolen toegekomen aan het station van Ekeren.  Voor de voorbije maand januari zouden de gezinnen alsnog 50 kg kolen bekomen.

6 februari 1942 : VAN SANTVLIET Jan - SS Gandia wordt gekelderd

VAN SANTVLIET Jan (geboren te Antwerpen op 1/11/1921), wonende Bosstraat 36, 5de werktuigkundige aan boord van de stomer Gandia komt om op zee.

De Gandia vertrok op 12 januari 1942 uit Liverpool met bestemming St. John New Brunswick in Canada. De bemanning stond onder leiding van Kapitein Maurice Potié uit Antwerpen en Kapitein A. Hubert (Eerste stuurman). Er was slechts 500 ton vracht aan boord en een bemanning van 79 zeelui. Eén van die zeelui was Josephus Hubertus Van de Velde (geboren te Antwerpen op 16 november 1898) Veldstraat nr 21 in Kapellen, wiens verhaal en daarmee ook dat van Jan Van Santvliet, uitgebreid werd beschreven.

Het schip maakte deel uit van konvooi ON-54.

Ter hoogte van de Hebriden begon het hard te stormen en de schepen slingerden en stampten in de zware zeeën. Sommigen kregen het moeilijk om het konvooi bij te houden. Ook de Gandia verloor het contact met de overige schepen. Zonder bescherming was het schip een gemakkelijke prooi voor de Duitse U-boten.

Op 22 januari 1942, om 17.25 uur werd de Gandia getroffen door een torpedo aan stuurboord tussen de ruimen 4 en 5 door de U-135 o.l.v. KaptLt Praetorius.  De top van de achtermast knapte af en sleurde de radio-antenne mee, zodat de marconist geen noodseinen meer kon uitzenden Gelukkig ontstond er geen paniek aan boord.

Het water stroomde binnen in de ledige ruimen en spoedig kwam het achterschip dieper te liggen in het water. De kapitein besefte dat het schip verloren was en gaf bevel om de reddingssloepen uit te zetten en het schip te ontruimen.

Sloep n° 3 werd eerst te water gelaten doch kwam door de zware deining terecht tegen de uitstekende kanten van de gehavende romp en kapseisde. Enkele ongelukkigen werden mee gezogen in het gat veroorzaakt door de torpedo, de anderen verdwijnen in de duisternis.

Sloep n° 2 werd met goed gevolg te water gelaten met 18 man aan boord. Ze bereikten de open zee en werden de 5de februari 1942 gered door de USS Bernadou.

Sloep n° 1 werd gestreken onder leiding van Kapitein Potié. Men kreeg de takels niet los en de inzittenden werden over boord geslagen en verdronken. De sloep zelf zonk samen met de Gandia.

Sloep n° 4 werd gestreken met 21 inzittenden aan boord onder de leiding van Kapitein Hubert, eerste stuurman.  In deze sloep bevond zich Jan Vansantvliet.

Enkele ogenblikken later kwam de voorsteven van de Gandia loodrecht te staan en verdween in de golven. De ramp duurde nauwelijks 10 minuten. Sloep nr 4, met Jozef Van de Velde aan boord, kan nog 7 drenkelingen oppikken zodat er uiteindelijk 28 mannen afvoeren op hoop van redding. Men besloot een noordwestelijke koers te varen, richting Newfoundland, in de hoop aldus een konvooi te ontmoeten.

Om de overlevingskansen te vergroten besloot Kapitein Hubert om een noodrantsoen in te voeren. Elke drenkeling kreeg driemaal per dag: een stukje pemmican (een geconcentreerd mengsel van vet en proteïnen dat gebruikt wordt als een compacte en volwaardige voeding), een scheepsbeschuit, een klein tablet chocolade, een melktablet en een bekertje water met de inhoud van ongeveer een wijnglas.

De zware golven beukten tegen de overbelaste sloep. Er diende voortdurend water gehoosd te worden. Door de ijzige wind vloog het stuifwater over de bemanning die niet konden bewegen wegens plaatsgebrek. De bevroren kledingstukken veroorzaakten dan ook open schaafwonden.

"Op beklemmende wijze doet Roger Machielsen verslag van wat er zich gedurende bijna een maand afspeelde in reddingsbootje nr. 4:

‘De avond van de zesde dag begint de stoker Wilson plots te zingen. De mannen staren hem verwonderd aan maar niemand zegt een woord. Hij zingt urenlang, de ganse nacht. Tegen de ochtend hoort men slechts een onverstaanbaar gereutel en dan wordt het stil – hij is dood. Het eerste slachtoffer wordt aan de zee toevertrouwd – Hubert noteert het eerste overlijden in zijn boekje.

31 januari – 9de dag – De Senegalees Issa is gedurende de nacht gestorven. Hij heeft geen woord gesproken en niemand heeft iets gemerkt.Aan de verlaten horizon is geen schip te bekennen. Sloep 4 is slechts een nietig stipje op de oneindige zee en zelfs vanop een afstand van een paar mijl is de boot niet zichtbaar.Sommige manschappen beginnen te mopperen: vaart men wel de goede kant uit? Waar blijven de patrouille-vaartuigen? Het komt tot nijdige discussies waarbij de 1ste officier zijn autoriteit moet laten gelden.Nu de mannen oog in oog staan met de dood openbaart zich hun echt karakter: hun vrees, hun egoïsme, hun zwakheid maar ook hun moed, hun naastenliefde, hun zielskracht. Dit is het uur der waarheid en niets kan men nog verborgen houden. Hubert poogt er de fut in te houden door de mannen een of andere taak op te leggen: op de uitkijk staan, de boot hozen, het schutzeil beter vastsjorren.Nog drie dagen gaan voorbij – korte dagen maar lange nachten. Van velen zijn de benen en voeten gezwollen door het aanhoudend stilzitten en allen lijden erg onder de bittere kou.

4 februari – 13de dag – De bakker Vermeulen is gestorven. Tegen de avond sterft ook koksmaat Richardson. Hun lijken worden overboord gezet.Het is stil in de boot. De meeste mannen zitten te dommelen, anderen zijn totaal lusteloos geworden en glijden weg in een soort schemertoestand. Alleen bootsman Wanders blijft machinaal hozen met een lege blikken bus.

Nu gaat geen dag voorbij of er vallen doden en het zijn niet altijd de zwak-sten die eerst bezwijken.

5 februari – 14de dag – Tegen de avond zijn er vier manschappen overleden: lichtmatroos Kenney, 4de mecanicien Jacobs, stoker Willems en de slager Bleikertz.De schipbreukelingen worden gekweld door een hevige dorst. Ze kunnen de scheepsbeschuit niet doorzwelgen daar ze geen speeksel maken. Gedurende de nacht hebben een paar mannen de verleiding niet kunnen weerstaan en hebben zeewater gedronken. Zij krijgen hevige krampen, blijven voortdurend kreunen van de pijn tot de dood hen uit hun lijden verlost.

6 februari – 15de dag – Hubert noteert opnieuw vier overlijdens: kajuitjongen McNally, 5de mecanicien Van Santvliet, steward Lawson en kanonnier Provoost. De boot is nu lichter geworden en schept zoveel water niet meer. De wind wordt krachtiger, de hemel is loodgrijs en er komen sneeuwstormen. De schipbreukelingen kunnen hun dorst lessen door de sneeuw van de doften en van hun bevroren kleren te scheppen, maar voor sommigen is het reeds te laat. Commissaris Hintjens ligt te ijlen.7 februari – 16de dag – Stoker Buys is gestorven.

8 februari – 17de dag – Drie doden: de gebroeders Davis, John en Donald, doodgevroren in elkaars armen gedurende de nacht en commissaris Hintjens, eindelijk uit zijn lijden verlost.

De boot heeft slechts weinig vaart en de lijken blijven soms urenlang met de boot meedrijven. Het aantal overlevenden is geslonken tot twaalf.De volgende drie dagen zijn er geen overlijdens, maar dan slaat de dood weer toe:

11 februari – 20ste dag – Twee doden: lichtmatroos Cullen en de stoker Dwyer.

12 februari – 21ste dag – Kanonnier Ceuppens gestorven.13 februari – 22ste dag – Matroos Cleerbaut gestorven.

14 februari – 23ste dag – Matroos Van de Velde (uit Kapellen) gestorven: een kerel als een boom en kampioen van België in gewichtheffen.

Op 15 februari is er geen drinkwater meer. Het weer is opnieuw verslechterd met een koude noordwestenwind en af en toe sneeuwvlagen. Swartwaeger is niet zo best, de wonde aan zijn rechterhand is veretterd en er is gevaar voor gangreen.

16 februari – 25ste dag – De matrozen Van den Eynde en Vercauteren en de assistent-mecanicien Paris zijn gedurende de nacht gestorven. Ze liggen in elkaar verstrengeld in de bodem van de boot in een hopeloze poging om toch warm te krijgen. De vier overlevenden hebben de kracht niet meer om dit kluwen van bevroren lijken overboord te helpen.

17 februari – 26ste dag – Een nieuwe, sombere dag. Michielsen ligt ineengedoken tegen de mast. Wanders zit half versuft naast hem. Hubert klemt nog steeds het roer vast en Swartwaeger verkeert in een lethargische toestand.

Rond 11 uur kruipt Wanders recht, verheft zijn arm en roept met een schorre stem: “Schip!” De anderen kijken even op en denken dat hij ook begint te ijlen, maar dan roept Wanders opnieuw: “Schip!” – De overlevenden hijsen zich moeizaam op en inderdaad, op een halve mijl afstand zien ze een treiler die op hen afstevent en waarvan de opvarenden hen toewuiven.’

Uiteindelijk werden op 17 februari de 4 overlevenden uit sloep nummer 4 opgepikt door de "Joao Corte Real", een Portugese treiler. De reddingsboot had in 26 dagen amper 100 mijl afgelegd.

Nasleep

Na de oorlog werd een schip van de Compagnie Maritime Belge vernoemd naar kapitein Potie.

Eerste officier Hubert werd kapitein van het Belgische schip 'Rene Paul' en deed nog 34 reizen tussen Portugal en Engeland, samen met Mr Swartwaeger (ook een overlevende). Na de oorlog werd kapitein Hubert managing director van de Compagnie Maritime Belge.

De 2 andere overlevenden overleefden de oorlog niet. Michielsen kwam om bij een torpedoaanval op de "Carlier" in de Middenlandse zee op 11 november 1943. Wanders kwam om bij een torpedoaanval op de "Astrida" voor de kust van Zuid Afrika op 19 maart 1945.

Monument

Het monument voor de gesneuvelden van de koopvaardij in WO II staat nog steeds  in het Fort Sint-Marie in Zwijndrecht. 

Kapitänleutnant Friedrich-Hermann Praetorius (links) en en foto van de opduikende U-135 (bron: https://uboat.net

22 februari 1942 : Bommen 

Er zijn vannacht enkele bommen gevallen in de omgeving van Ekeren.  Geen schade.

25 februari 1942 : Winter

De strenge winter houdt aan.  Een nieuw pak sneeuw, 10 cm dik en temperaturen tegen de ochtend van -14° C.

27 februari 1942 : Oud burgemeester Jozef De Weerdt wordt begraven.

8 februari 1942 : Sergeant Paul Antoine van de Walle de Ghelcke komt om

Sergeant PAUL ANTOINE VAN DE WALLE DE GHELCKE (Service Number: 1299912) van het Royal Air Force Volunteer Reserve 248 Sqdn. wordt vermist boven zee. (missing, believed killed).  Hij was toen op missie naar de kust aan Terschellingen met zijn Beaufighter MK.Ic T4776/WR-F.  Zijn waarnemer, Sergeant Leonard Newall BROWN (925924) kwam ook om.  Hij ligt begraven op het Duitse oorlogskerkhof te Kiel, afdeling Commonwealth)

Op de dagverslagen van de acties van de RAF bij de Nederlandse kust in de 2de wereldoorlog, kan je onder de verslagen AirOps42-43, op 8 februari de interventies van het Coastal Command vinden (8 CC).  Je vindt hier ook de dagnotities van het BC (=BomberCommand) en het FC (FighterCommand).

Ook de Duitsers hielden dagverslagen bij.  Het "Kriegstagebuch der Seekriegsleitung" of in het Engels de "War Diary of the German Naval Staff Operations Division" is een volledig vertaald document met een korte weergave van de dagelijkse gebeurtenissen bij de Duitse zeemacht.

Op 8 February 1942

"In the Hubert Gat (Hubertsgat H1 53.34.95 Noord 6.18.53 Oost - een doorgang op de vaaroute in de monding van De Eems vanuit de Noordzee naar de rivier Eems in Duitsland, vlak boven de Waddeneilanden), harbor patrol vessel "602" shot down an enemy plane during a low-level attack. While crashing, the plane tore the ship's signal bridge overboard. 1 man was killed and 2 were badly wounded."

Daar Sgt Leonard Newall Brown, die samen met  Paul Antoine van de Walle De Ghelcke, is omgekomen en in Kiel begraven werd met overlijdensdatum 08/02/1942 en er diezelfde dag geen andere Beaufighter verdween, mogen we aannemen dat dit de actie was waarbij Sgt Paul Antoine van de Walle De Ghelcke sneuvelde.

Paul Antoine van de Walle de Ghelcke werd geboren op 18 februari 1917 te Elsene.  In onze kerk vind je zijn Obiit.  Hij is een familielid van de adellijke familie Moretus - Plantyn waarvan de grafkelder zich aan onze kerk bevindt.  De familie was ook eigenaar van de Ekerse Bistkapel. 

Zijn naam is opgenomen op het RUNNYMEDE MEMORIAL, paneel 95. Dit Air Forces Memorial, in Englefield Green, nabij Egham, Surrey, England, is de herdenkingsplaats voor 20.456 vrouwen en mannen die dienst hebben gedaan in de luchtmachtafdelingen van het Britse Rijk gedurende de tweede wereldoorlog en die geen gekend graf hebben.  Ze zijn omgekomen zonder een spoor na te laten, vermist of in een onbekend graf.

Het squadron 248 van het Coastal Command werd op 14 augustus 1941 uitgerus met Beaufighters.  Ze werden ingezet bij de bescherming van kustkonvooien en voor aanvallen op vijandelijke schepen.  Vanaf het vliegveld van Bircham Newton oppereerden ze van juni 1941 tot in februari 1942  vooral voor de Nederlandse kust. In de loop van  februari 1942, werd het squadron overgeplaatst naar  Schotland met als missie "long-range fighter patrols" boven de Noordzee.  Het squadron zou nog verschillende malen elders worden ingezet.  Zo vlogen ze ook vanuit Malta.

By WyrdLight.com, CC BY 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=12318103

Beaufighter Mk IC T4776 WR-F of No 248 Squadron at St Eval – October 1941 - het bewuste toestel waarmee Paul van de Walle de Ghelcke mee verdween boven de Noordzee.

Badge en motto 248 sq : Il faut en finir - 'It is necessary to make an end of it' 

2 maart 1942 : De zon begint te schijnen, doch nog steeds nachtvorst.

7 maart 1942 : Aanhoudende vorst en regen veranderen alles in een ijspiste.  Het vriest nog steeds.

14 maart 1942 : Luchtafweer

Luchtafweer start rond 22.10 uur te schieten op overvliegende toestellen, ondersteund door zoeklichten.  De Flak blijft actief tot 1 uur 's nachts. 

19 maart 1942 : De dooi zet zich eindelijk in.

6 april 1942 : Luchtafweer

Luchtafweer weer heel de nacht actief.  Huizen daveren op hun grondvesten.

7 april 1942 :VAN TILBORGH Augustinus

VAN TILBORGH Augustinus, geboren te Kapellen op 3 april 1907, overlijdt te Eberswalde, enkele dagen voor zijn 35ste verjaardag. Hij was de echtgenoot van JACOBS Anna en woonde Klein Heiken 86 en werkte als "autovoerder"

Hedennacht weer een onrustige nacht met veel luchtafweer.

10 april 1942: Inbraak Betterfood

24 april 1942 : Vrij

De Bruyn Joris wordt vrijgelaten uit Merksplas (18/7/41 veroordeeld 9 maand opsluiting wegens anti-Duitse actie)

26 april 1942 : Kermis

Foor in Ekeren met molens, touter, autoscooters,...  Maar geen eetkramen : de wafel- en fritkramen ontbreken alsook de snoep en speelgoedkramen.

29 april 1942 : Ramp van Tessenderlo

Een luid gedreun wordt waargenomen omstreeks 11.30 uur.  Het blijkt afkomstig te zijn van de ontploffing in Tessenderlo.

Mei 1942 : Veedieven

In de maand mei verschijnen enkele artikels over vee dat gestolen wordt van Ekerse landbouwers en soms ter plaatse wordt geslacht.

2 mei 1942 : Razzia

De Duitsers en de zedenpolitie houden omstreeks 21.30 uur een razzia in het café "Bij de Proost" aan de Dijk.  35 vrouwen worden opgepakt en met een autobus naar Antwerpen gebracht.

31  mei 1942 : Onrustige nacht

Vanaf middernacht tot half vier 's morgens zijn grote groepen vliegtuigen, Duitse en geallieerden, in twee richtingen boven Ekeren overgevlogen.  Heel de nacht Flak en luchtgevechten boven het dorp.  Het luchtalarm was meermaals te horen.  Het bleek een groot raid op Keulen te zijn geweest.

2 juni 1942 : Zware nacht

Deze nacht was nog erger.  Onophoudend luchtalarm.  De sirenen gingen verschillende keren af tussen middernacht en half vier 's morgens.  Engelse toestellen overvlogen stad en omgeving en mitrailleerden de stellingen van het luchtafweer (zoeklichten en flakbatterijen).  In de kazerne van de Luchtbal sneuvelden enkele Duitsers.  Een vliegtuig stortte neer op de gebouwen van de Wijngaardnatie aan de Ankerrui in Antwerpen.  Vier britse inzittenden kwamen om.  In Kapellen werd een jongeling gedood door granaatscherven. 

21 juni 1942 : JANSSENS Gilbert

JANSSENS Gilbert, geboren te Ekeren 16/12/1915 sneuvelt aan het Oostfront bij Bol. Samosche (RUS). Hij was vrijwilliger bij het 2./SS Freiw. Leg. "Flandern". In Ekeren was hij woonachtig op de Hoogboomsesteenweg 137.  Hij ligt begraven op het soldatenkerkhof van Nowgorod (Rusland), Block 12 Rij 44 Graf 2488

10 juli 1942: Brand in de Kloosterstraat

In de nacht van vrijdag op zaterdag breekt brand uit in de werkplaats van dhr Van Bouwel

15 augustus 1942 : DE BACKER Marcel ter dood veroordeeld

Marcel De Backer (Ekeren, 29/03/1897) wordt samen met 8 anderen door het Duits Krijgsgerecht te Antwerpen wegens spionage en hulp aan de geallieerden ter dood veroordeeld.  Marcel De Backer was lid van het inlichtingennet Stockmans, genoemd naar haar oprichter en leider, de Antwerpse industrieel en meester-drukker Charles Stockmans (°1879, Antwerpen). 

Stockmans kwam in september 1941 in contact met de voormalige film-producent Gilbert Renault (alias Roulier, alias colonel Rémy), de chef van het spionagenet dat in januari 1942 de naam Confrèrie Notre-Dame (CND) kreeg.    Hij was één van de eersten die zich na de Franse wapenstilstand rond generaal de Gaulle in Londen en zijn beweging van de Vrije Franse Strijdkrachten had geschaard. In augustus 1940 richtte Rémy op vraag van de Gaulle in Frans bezet gebied een inlichtingennet op. Rémy vroeg Stockmans  om in België een sector op poten te zetten.  Het net kon op Franse bodem al over een aanzienlijk aantal agenten en enkele radiozenders beschikken. Stockmans bouwde vanaf december 1941 in België een spionagenetwerk op dat uiteindelijk 32 leden telde. De verzamelde inlichtingenrapporten waren bestemd voor de Vrije Fransen in Londen. 

Eind december 1941 begon Charles Stockmans met het recruteren van medewerkers. De meesten woonden in Antwerpen en de recrutering verliep overwegend langs familiale banden en zakenrelaties. De eerste recruut van Charles Stockmans was de 44-jarige Marcel De Backer, oudstrijder van 1914-’18 en als bureelchef van het departement publiciteit op de Compagnie Maritime Belge sedert jaren een klant van drukkerij Stockmans. Met De Backer had Stockmans ingezet op zekerheid. Hij had gekozen voor een Belgisch patriot en vertrouwenspersoon waarmee hij tijdens de jaren ’30 heel nauw had samengewerkt in het kader van het publiciteitsdrukwerk dat de CMB bij hem bestelde. De Backer wierf op zijn beurt vier medewerkers aan, allen bediendes op de CMB.

In juni 1942 werd het inlichtingennet Stockmans ontmanteld. Dit was het gevolg van een verklikking door - A.C. (alias Caesar, zijn schuilnaam bij de Abwehr), een arbeider van de drukkerij, die kort na zijn toetreding tot het net Stockmans naar de Abwehr overliep was en er in maart 1942 zijn baas verklikte. Zijn motief bleek hoofdzakelijk door winstbejag te zijn ingegeven. 

Tussen het tijdstip van de verklikking en het begin van de aanhoudingen lag er dus nog een periode van drie maanden waarin de Abwehrstelle het onderzoek erg grondig voorbereidde.   Ze begon met de installatie van een bespiedingspost in een appartement boven de winkel Norma in de Jezusstraat, van waaruit het komen en gaan in en uit Stockmans privé-woning in de Otto Veniusstraat kon nagegaan worden. Enkele dagen later werden nog twee dergelijke posten geïnstalleerd in de nabijgelegen Hoplandstraat, waarvan één boven de burelen van de GFP. De observatieposten stonden telefonisch met elkaar in verbinding en alle personen die de woning van Stockmans binnentraden, werden met behulp van een telelens gefotografeerd. Na enkele weken bleken de inlichtingen van Caesar te kloppen. 

Nadat het hoofd van de Antwerpse Abwehr, Kurt Stubbe (alias Stahmer) overlegd had met zijn oversten in Brussel en met de Abwehrstelle Parijs, werd aan de GFP opdracht gegeven om in Antwerpen tot aanhoudingen over te gaan. Als eerste werd Charles Stockmans gearresteerd, op 5 juni 1942 op het moment dat hij in Brussel-Noord de trein wou nemen naar Parijs om er zijn zoon te bezoeken. Tijdens de huiszoeking bij hem in de Otto Veniusstraat werden bewijs-materiaal, geld en waardepapieren aangetroffen. Tijdens de daaropvolgende dagen arresteerde de GFP zijn voornaamste medewerkers, op het moment dat ze zich onwetend aan de woning van Stockmans aanmeldden. 

Nadat op 6 juni zeven leden en tussen 12 en 20 juni nog eens zes leden werden gearresteerd, was het inlichtingennet Stockmans bijna volledig onthoofd. Acht leden, waaronder Marcel De Backer,  kregen in november 1942 de kogel en vier leden werden naar een concentratiekamp in Duitsland gedeporteerd. Slechts twee van hen, Schöller en J. Stockmans, overleefden de oorlog. De tol was bijzonder hoog. Het netwerk had nog geen zes maanden de geallieerden kunnen dienen.

Marcel De Backer werd begraven in Hechtel op de Duitse geheime begraafplaats’ . Tussen januari 1942 en juli 1944 werden er 203 personen uit alle hoeken van het land begraven aan het Gemeentebos.

24 september 1942 : Kapitein MORBEE Emile komt om op zee.

Morbée Emile (kapitein van het koopvaardijschip ss Roumanie) werd geboren 4 oktober 1902 te Brugge. Hij was de echtgenoot van Maria Haeghebaert, toen wonende De Beukelaerlaan 4. Dhr. Morbée is op zee omgekomen. Hij liet zijn echtgenote en 4 kinderen Willem, Jan,

Robrecht en Godelieve achter.

De ss Roumanie werd in augustus 1906 te water gelaten in Duitsland.  Haar eerste naam was Haimon en werd gebouwd in opdracht van de Roland Linie AG uit Bremen.  In 1907 werd het schip al verkocht en hernoemd: Horncap voor de  Dampfschiffs-Rhederei Horn AG (H.C. Horn) te Lübeck.  Vier jaar later, 1911, was er weer een nieuwe eigenaar en naam.  Het schip werd de Pyrgos voor de  Deutsche Levante Linie uit Hamburg. 

Na de eerste wereldoorlog werd het schip op 16 april 1919 toegewezen aan de UK als deel van de herstelbetaling na WO I.  In 1920 ging het schip over naar de Belgische overheid. (1920 Pyrgos, Belgian Government, Antwerpen, België). Uiteindelijk kwam het in 1921 onder de naam  "Roumanie", bij de Antwerpse Co. Nationale Belge de Transports Maritimes (rederij Armement Deppe ). De rederij ging in de jaren 60 over in de CMB.  Hun gebouwen- complex bestaat nog steeds en omvat een perceel tussen het Verbindingsdok-Oostkaai en de parallelle Bordeauxstraat.

De geallieerde schepen staken de zeeën over in konvooien.  Ze kregen soms lichte bewapening aan boord alsook schutters en werden begeleid door enkele oorlogsschepen om minder kwetsbaar te zijn voor de aanvallen door Duitse onderzeeboten en vliegtuigen.

De Duitsers gebruikten de “Rudeltaktik”, letterlijk vertaald de Roedeltaktiek.  Dit verwijst naar de jachtwijze van wolven die in groepen (roedels) hun prooien jagen. De Engelse term voor de Rudeltaktik is  “wolf pack tactic”.

Het konvooi waarvan de ss Roumanie deel uitmaakte, was het konvooi SC-100.  Elk konvooi had een lettercode dat info gaf over het konvooi.  Dit kan de vertrekhaven zijn, de bestemming, de samenstelling,…  De letters SC geven aan dat dit een “traag” konvooi was.  De cijfers gaven de telling aan.  SC-100 was dus een honderdste konvooi dat voornamelijk uit tragere schepen bestond.

Alhoewel de Duitsers meestal over info beschikten via spionnen van de Abwehr en luisterstations dat een konvooi werd samengesteld of ging vertrekken, blijft het een grote oceaan. 

Op 12 september om 14:39 uur vertrok het konvooi vanuit Halifax.  Volgens het konvooidagboek vertrokken de schepen als volgt: eerst het Britse commando-schip “Athelsultan” geladen met melasse en alcohol. Om 14:43 gevolgd door de  Britse tanker Esturia.  En dan, telkens met enkele minuten tussen elk schip, het Amerikaans vrachtschip Mount Evans met algemene lading, de Amerikaanse Pennmar, de Britse Empire Hartebeeste, de Noorse Norhauk, de Britse Empire Razorbill, de Amerikaanse Greylock, de Noorse Polarland, de Britse Ary Lensen, de Britse Empire Soldier, de Noorse Dux, de Britse Empire Stour, de Britse Empire Opal, de Britse Innesmoor, de Noorse Rio Verde,de Deense Panama, de Belgische Roumanie, de Noorse Spurt, de Britse Atlantic, de slepers Nancy Moran en Security en als laatste om 17:35 de Belgische Belgian Fisherman.

Volgens andere bronnen vervoegen de Britse Empire Guinevere, en de Noorse Tore Jarl, een achterblijver van konvooi SC98 het konvooi.  De Noorse Spurt keerde terug naar Halifax.  Het konvooi groeide nog. Er kwamen 2 schepen bij uit Sydney (Nova Scotia): de Britse Gunvor Maersk, en de Britse Tennessee. Twee schepen uit Wabana (New Foundland): de Zweedse Atland en de de Griekse Boris vervoegden ook het konvooi.

Uiteindelijk bestaat het konvooi uit 24 schepen en de gemengde escortegroep A3: de Coast Guard Cutters Cambell en Spencer alsook drie Canadese corvetten: de Rosthern, Trillium en Dauphin.

Onze ss Roumanie was geladen met  4586 ton gemengde vracht.  Het schip vertrok uit Baltimore op 2 september naar Halifax, verzamelplaats van konvooi SC-100.

De Duitse B-service (Beobachtungsdienst) van de Kriegsmarine onderschept radioverkeer en brengt de twee Rudels op de hoogte.

Het Rudel “Lohs”  bestaande uit negen U-boten:  U-135 (Kptlt Praetorius), U-176 (Korvkpt Dierksen), U-259 (Kptlt Köpke), U-373 (Kptlt Loeser), U-410 (Kptlt Sturm), U-432 (Kptlt Schultze), U-569 (Kptlt Hinsch), U-599 (Kptlt Breithaupt) en de U-755 (Kptlt Göing)

Het Rudel “Pfeil” bestaande uit acht U-boten: U-216 (Kptlt Schultz), U-221 (Kptlt Trojer), U-258 (Kptlt von Mässenhausen), U-356 (Kptlt Wallas), U-595 (Kptlt Quaet-Faslem), U-607 (Kptlt Mengersen), U-615 (Kptlt Kapitzky) en de U-617 (Kptlt Brandi)

Zij vertrokken op jacht…

Het is mooi weer, de zee is kalm, wat voor een konvooi geen goed nieuws is.  Op de 18de september wordt het konvooi dan ook gespot door een U-boot.  Maar ook de U-boot is gespot.  Het konvooi kan zo maneuveren dat een aanval niet mogelijk is.  Ze blijven ontwijkende maneuvers uitvoeren tijdens de nacht.  Ondertussen komen de andere U-boten die nu op de hoogte waren gebracht van de juiste locatie- en koersgegevens, aangeslopen. 

De 19de september begint het te waaien, steeds harder.  Van grote krullende golven slaat het weer om in een vliegende storm.  Hoge zeeën barsten los en de slingerende schepen slagen er niet in om samen te blijven.  Het konvooi wordt deels uiteen geslagen.  De Britse SS Empire Hartebeeste wordt getroffen door torpedos van de U-596.  5.676 ton wordt tot zinken gebracht. Vijf opvarenden verliezen hun leven, de rest wordt gered.

Voor de Roumanie is de storm een kwelling.  De stuurketting breekt waardoor het schip een speelbal wordt van de golven.  Luiken en deuren worden verbogen en losgerukt.  Delen van de lading komen los, het luik van de kolenbunker is ingeslagen en zware stortzeeën beuken aanhoudend over het schip.  Het water loopt via de kolenbunker over de stookplaat.  Stokers en mecaniciens staan tot over hun enkels in het water.  Kapitein Morbée is bij het vastzetten van de losgeslagen lading geraakt door een olievat en heeft zijn rechterknie ontwricht.

Na vier uur zwaar zwoegen slagen chef-mecanicien en De Boey het defect aan de stuurinrichting te herstellen.  De lenspompen die verstopt waren door het vuil kolengruis kunnen ook weer aan de praat gebracht worden.

Na drie dagen is de storm afgenomen, enkel nog ene zware deining.  De Roumanie is ondertussen ver achter geraakt en kapitein Morbée besluit om uit te wijken naar Ijsland en daar de nodige herstellingen te laten uitvoeren. 

Ondertussen slaagt de U-617 er in om twee schepen tot zinken te brengen: 19 minuten na middernacht, 23 september,  torpedeert hij de Athelsultan, waarbij 51 van de 61 opvarenden omkomen.  De U-617 trekt zich dan terug van het konvooi en begint met de jacht op achterblijvers.  De zee is glad en gezien ze buiten het bereik zijn van de luchtdekking kunnen ze aan de oppervlakte blijven.  Zo onderschept hij de  Tennesee om 01:42 op 23 september, waarbij 15 van de 35 bemanningsleden omkomen.

De U-617  Type VIIC, werd gebouwd door Blohm & Voss te Hamburg. De gezagvoerder was - toen nog Oberleutnant zur See - Albrecht Brandi.  Hij zal, overladen met decoraties, de oorlog overleven en op 51jarige leeftijd in Keulen overlijden.

De Roumanie werd tot zinken gebracht  om 13:58 uur op de 24ste september  door dezelfde  U-617, zo'n 380 zeemijl ten zuidwesten van Ijsland.  

Twee torpedos hebben de boot in 2 gescheurd.  Het verslag van de U-617 vermelde dat het schip in 1 minuut en 54 seconden was gezonken.  De meeste bemaningsleden, waaronder de kapitein hadden geen schijn van kans om de aanval te overleven.  Enkel zij die zich aan dek bevonden, en niet gewond waren, geraakten nog op het vlot.  

Van de 43 opvarenden (37 bemanningsleden en  waarvan 21 met Belgische nationaliteit en 5  toegewezen kannoniers van de Royal Navy overleefden 6 bemanningsleden de aanval.   Chief-engineer Pierre Suykerbuyk zit samen met een stoker, een matroos, kok De Myttenaere, timmerman De Donder en kajuitjongen Reynolds op een vlot.

Wanneer de U-617 verschijnt wordt het vlot langszij getrokken.  Chief engineer Pierre Suykerbuyk werd gevangen genomen en meegenomen in de U-boot.  Dan wordt het vlot losgemaakt en de overige overlevenden aan hun lot overgelaten.  Van hen wordt niets meer vernomen.

Suykerbuyk wordt naar eerst naar St. Nazaire gebracht waar hij toekwam op 7 oktober.  Vandaar naar Willemshaven waar hij één maand eenzaam werd opgesloten en ondervraagd.  Uiteindelijk wordt hij overgebracht naar een MILAG (Marine Lager) te Westertimke waar hij vastzit tot de bevrijding door de Britten op 28 april 1945.

De rest van konvooi SC.100 kwam aan op de 28ste september 1942.

Juist na de plechtige communie van de oudste dochter in 1943 werd de familie op de hoogte gebracht van het droeve nieuws dat hun vader en echtgenoot was omgekomen ongeveer 9 maanden na het zinken van de ss Roumanie.

bronnen: 

Gebouwen van de rederij Armement Deppe - bron https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/7715
Foto oktober 1941 door de kustwacht - bron: https://uboat.net/allies/merchants/ship/2205.html
Admiraal Scheer en Oberleutnant zur See - Albrecht Brandi na een patrouille van de U-617

Kapitein Morbée

13 oktober 1942 : VAN UFFELEN Augustinus

VAN UFFELEN Augustinus geboren te Ekeren op 20/01/1910, echtgenoot van KENNIS Josephine, wonende Moretuslei 16 sterft te Tschagguns

11 november 1942 : RAHIER Fernand gefusilleerd te Berlijn

Dhr. Rahier Fernand, geboren op 27 januari 1906 te Ekeren, wordt gefusilleerd te Berlijn.

Fernand is geboren op 17 januari 1906 in Ekeren in een franstalig gezin.  Zijn vader is afkomstig uit  Cornesse in de provincie Luik, zijn moeder komt dan weer uit Nieuwenhove in Oost-Vlaanderen.  Wanneer hij op 4 februari 1906 gedoopt wordt in de Sint-Lambertuskerk, woont het gezin aan het Groot Hagelkruis.  

Voor de oorlog blijkt hij een talentvol schrijver , toneelspeler en journalist te zijn.  Hij geeft ook regelmatig voordrachten.  Zo zal hij op de wereldtentoonstelling van 1930  in het pavilioen van de stad Luik voordrachten geven over de kristalnijverheid (Val St.Lambert), de geboortestad van zijn vader.  

Als leraar aan de Franse school, het Lycée d’Anvers  - voorheen het Instituut Rochez - zal hij in 1927 op een internationale wedstrijd voor theathergezelschappen in Lyon met de kring van de oudleerlingen Antwerpen naar de overwinning voeren met twee eerste prijzen en een ereprijs.

Hij is ook aan de slag als journalist van "Le Matin" en hoofdredacteur van het weekblad "Week End".  De Antwerpse franstalige  liberale krant "Le Matin" is de tegenhanger van de ook Antwerpse franstalige katholieke krant "La Métropole".

Daarnaast baat  hij met zijn echtgenote ook een boekenwinkel uit aan de Mechelse Steenweg in Antwerpen.

Bij het uitbreken van de oorlog is Ferdinand onder de wapens en neemt hij deel aan de 18-daagse veldtocht.  Wat hem nadien inspireert tot het schrijven van "LA CAMPAGNE DES TROIS DIMANCHES" ;  Het liberale tijdschrift "De Vlaamse Gids" beschrijft het boekje als volg: "het pittige en vlotte relaas van de achttiendaagse veldtocht, zoals de schrijver hem meemaakte en dat een schril licht werpt op de betreurenswaardige toestanden, die in ons leger heersten. Het is in zekere mate een historisch document van een ooggetuige, dat zijn waarde zal behouden voor allen, die deze zo noodlottige periode uit onze nationale geschiedenis nu of in de toekomst nader willen bestuderen."

Toch sluit Rahier zich al snel bij de weerstand aan: sluikpers.  Het eerste nummer van het liberaal franstalige  "le Clan d’Estin" was gedateerd op 1 november 1940.  Le Clan d’Estin was het werk van een groep van mensen die elkaar kenden uit liberale kringen: oud-leden van liberale jeugdbewegingen, studentenclubs en oud-studenten van het Antwerpse Lyceum. Ze ontnoeten elkaar in de ‘Librairie de l’Harmonie’, de boekhandel van Fernand Rahier aan de Mechelsesteenweg. 

De drie centrale figuren waren Jacques Van Offelen, Jean Sasse (zoon van schepen Eric Sasse) en Rahier zelf.   Van Offelen en Sasse waren oud-leerlingen van hem.   Met de schrijfmachine en duplicator van Rahier werd sluikblad opgesteld en afgedrukt.  Acht nummers werden er uitgebracht.

En dan, op 30 april 1941, wordt Ferdinand opgepakt.  Niet omwille van de "Clan d’Estin" maar omwille van spionage.  

Emmanuel Hobben, spion van de Britse Intelligence Service, werd in de nacht van donderdag 9 januari 1941 gedropt vanuit de Whitley P5029 met 2 radiosets om het netwerk William op te zetten.  Ook hier ligt het Lyceum van Antwerpen mee aan de basis van het netwerk. Al snel is Ferdinand toegetreden en verzamelt hij inlichtingen over de Antwerpse haven.  En dankzij zijn Franse contacten kan hij ook info bezorgen over het Vichy régime in Frankrijk.  Nog geen 4 maanden later wordt het netwerk opgerold.

In juli 1941 worden 26 personen veroordeeld. Op 2 december 1941 worden ze in het Noordstation in Brussel op de trein gezet naar Fülsbuttel  bij Hamburg.  Gedurende zijn gevangenschap schreef Rahier zijn ervaringen en overpeinzingen neer. Dit ‘dagboek van een ter dood veroordeelde’ begint op 30 April 1941, dag der aanhouding, en eindigt op 8 November 1942, drie dagen vóór zijn dood. Bijna dag voor dag noteert Fernand zijn ervaringen. Zijn aanhouding nadat één van zijn gearresteerde medewerkers onder de martelingen doorslaat, het verloop van het proces, zijn verplaatsingen van gevangenis naar gevangenis, zijn ontmoetingen met medegevangenen en tenslotte zijn terdoodveroordeling.

Op 11 november 1942 wordt hij terechtgesteld in de Berlijnse Tegel-gevangenis, samen met tien anderen, waaronder Emmanuel Hobben, Fernand Ansay, Robert Aernout, Cornelius Maudoux, Gaston Sody en Hubert Van Overloop.  Zijn notities werden buiten gesmokkeld en na de oorlog bezorgd aan zijn weduwe.  Uiteindelijk worden ze gepubliceerd als "Adieu aux vivants" waarvoor hij in 1946 postuum de vredesprijs ontvangt van de Belgische "Académie internationale de Culture française".

In 1947 wordt zijn lichaam overgebracht vanuit Dallgow-Döberitz , Duitsland naar naar perk 3, lijn B, nr.15 op het Schoonselhof.  Op 26 november 1947 komt zijn lichaam aan en op 6 december 1947 volgt de plechtigheid.

20 november 1942 : DE BACKER Marcel gefusilleerd te Antwerpen

Marcel De Backer (Ekeren, 29/03/1897) Kapelsesteenweg 142 Mariaburg, weduwnaar van Maria Van Wesenbeeck wordt op de schietstand aan de Herbouvillekaai gefussileerd. De lichamen van de terechtgestelden worden in het geheim begraven in de bossen van Hechtel bij Leopoldsburg.

07 december 1942 : MANNIEN Petrus

MANNIEN Petrus, geboren Ekeren 28 december 1907,  metselaar van beroep, Oudebaan 167 komt om te Osnabruck.  Volgens de Duitse overlijdensakte, is Petrus omgekomen bij een bedrijfsongeval met giftige gassen in de staalgieterij vaan de Klöckner-Werke aldaar.

Hij ligt begraven op het oorlogskerkhof van Osnabruck, Heger Friedhof Ereveld Rij F Graf 9, op het Nederlandse ereveld.

bron : https://wiewaswie.nl/nl/detail/101888345

Stahlwerk Osnabrück - Klöckner-Werke AG - Luftaufnahme 1945 bron https://www.trolley-mission.de/de/

bron: Johnny Driesen