De aanloop

28 juni 1919 - Het verdrag van versailles 

Na het einde van de eerste wereldoorlog en het verdrag van Versailles zal het in Europa nooit rustig blijven.  

Op 18 januari 1919 begon in Parijs de geallieerde vredesconferentie in de spiegelzaal van het kasteel van Versailles. Het Verdrag van Versailles werd op 28 juni 1919 ondertekend, precies vijf jaar na de moord op Frans Ferdinand van Oostenrijk.  Vertegenwoordigers van het Duitse Rijk  enerzijds en 26 geallieerde en geassocieerde regeringen namen hieraan deel. Het verdrag trad in werking op  10 januari 1920. 

De teksten van het Verdrag van Versailles werden tussen de regeringsleiders van Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten, respectievelijk Clemenceau, Lloyd George en Wilson zonder inbreng van Duitse vertegenwoordigers uitgewerkt en op 7 mei 1919 aan de Duitse regering voorgelegd. Duitse schriftelijke tegenvoorstellen die daarop volgden, werden door de geallieerden nagenoeg volledig afgewezen en op 16 juni 1919 beantwoord met een ultimatum om het verdrag binnen vijf dagen te accepteren. Met het oog op het geallieerde dreigement, Duitsland geheel te bezetten en in de hoop op de mogelijkheid tot een spoedige revisie, veranderde de meerderheid van de Nationale Vergadering van de Weimarrepubliek haar afwijzende houding en stemde op 22 juni 1919 in met de ondertekening van het verdrag. Het "Dictaat van Versailles" werd in Duitsland als een zware vernedering beschouwd. De bekende Britse econoom John Maynard Keynes, waarschuwde voor de naar eijn mening desastreuze gevolgen van dit vredesverdrag. De Britse diplomaat Harold Nicolson, die als adviseur aanwezig was, kon zich niet vinden in de bepalingen van het verdrag en voorzag toekomstige problemen. Ook had hij kritiek op het feit dat de Duitsers nauwelijks werden geraadpleegd. In het dagboek dat hij bijhield noemt hij de herstelbetalingen een grote misdaad en acht hij het hele verdrag immoreel en niet uitvoerbaar. 

Sinds 1918 bevonden Belgische troepen zich in bezet Duitsland. Deze militaire bezetting van het Rijnland eindigt op 30 november 1919.

30 oktober 1922 - MUSSOlini aan de macht

Benito Mussolini, de zoon van een smid wordt op zijn negenendertigste de toenmalige jongste regeringsleider van de wereldgeschiedenis. 

Bij de verkiezingen van mei 1921 deed de PNF mee met de lijst Nationaal Blok, waarin ze samenwerkten met liberalen en nationalisten. Het Nationaal Blok behaalde in 105 parlementszetels (52 liberalen, 33 fascisten en 20 nationalisten van de Italiaanse Nationalistische Associatie. Eén van de parlementsleden was Mussolini, een fervent tegenstander vande democratie.

In oktober 1922 werd een mars op Rome begonnen. Uit vier verschillende richtingen vertrokken groepen fascisten met de bedoeling de hoofdstad over te nemen. Iedere groep werd geleid door een vooraanstaand leider van de beweging. De regering reageerde sterk verdeeld. Premier Luigi Facta liet politie en treinpersoneel 20.000 deelnemers aan de mars tegenhouden. Maar negenduizend zwarthemden bereikten op 28 oktober in de regen de buitenwijken van Rome. Koning Victor Emanuel III weigerde Facta's wet voor de noodtoestand te ondertekenen. Hij vreesde een burgeroorlog als het leger zou overlopen.  De koning bood Mussolini het premierschap aan. Mussolini accepteerde en kwam op 30 oktober 1922 meteen naar Rome. Op 31 oktober werd aan 10.000 zwarthemden, inmiddels van voedsel en droge kleren voorzien, een parade door Rome toegestaan, waarbij zeven doden en 17 gewonden vielen. 

Benito Mussolini werd premier van een coalitiekabinet van fascisten, katholieken, liberalen en socialisten. Mussolini gooide ze één voor één uit de coalitie: de socialisten werden als eersten weggewerkt en moesten ondergronds gaan opereren, de liberalen werden uit de regering gezet, maar mochten hun zetels in het parlement behouden, mits zij de fascistische politiek zouden steunen. De katholieke partij werd het werken onmogelijk gemaakt. 

Vanaf 1924 regeerde Mussolini met volmachten en liet zich verheerlijken als il Duce, die altijd gelijk heeft (ha sempre ragione). De socialistische leider Giacomo Matteotti, die op 30 mei 1924 geprotesteerd had tegen de onwettige maatregelen van Mussolini werd ontvoerd en doodgeslagen door fascisten en handlangers van de regering. Op 3 januari 1925 gaf Mussolini in een rede in het parlement toe verantwoordelijk te zijn voor de moord. Hij overleefde de nationale storm van protest, dankzij de greep die hij op de pers had. 

Vanaf 1925 liet Mussolini alle schijn van een democratisch bestuur varen en regeerde hij als dictator. 

11 januari 1923 - de bezetting van het ruhrgebied

Het gedeeltelijk uitblijven van de herstelbetalingen aan de geallieerde landen (in natura) gaf de Fransen een reden tot bezetting van de Ruhr. Op 11 januari 1923 gaf de Franse premier Poincaré bevel tot de invasie, met de bedoeling het centrum van de Duitse steenkool-, staal- en ijzerproductie te bezetten. Van 11 tot 16 januari 1923 bezetten Franse en Belgische troepen het hele Ruhrgebied om de Duitse herstelbetalingen veilig te stellen.

In het begin werd de bezetting beantwoord met een campagne van passieve weerstand, algemene stakingen en enkele pogingen tot sabotage. 

Nu werd er bijna niets meer geproduceerd, waardoor de inflatie verder de pan uitrees. De Duitse regering steunde de stakers met het blijven drukken van geld om de lonen te kunnen uitbetalen.  Dit bracht dan weer een hyperinflatie voort. Het Duitse geld was nu niets meer waard. Hierdoor werden vooral de spaarders en mensen met een vast inkomen getroffen; speculanten en eigenaars van grond en onroerend goed voeren er wel bij. 

Toen de economische instorting dreigde werden de stakingen in september 1923 afgeblazen door de nieuwe coalitieregering van Gustav Stresemann.  De noodtoestand werd afgekondigd.  

De hyperinflatie versterkte de wraakgevoelens bij de 'gewone' Duitsers en leidde tot grote politieke instabiliteit. De tegenstanders van de Weimarrepubliek op uiterst links en extreem rechts zagen nieuwe kansen op revolutie. De onrust groeide uit tot rellen en pogingen tot staatsgreep tegen de regering van de Weimarrepubliek.  

Een van de mislukte pogingen was de Bierkellerputsch in de nacht van 8 op 9 november 1923 door de opkomende NSDAP onder leiding van Adolf Hitler.

Geïnspireerd door de fascistische Mars op Rome (1922) van Mussolini zinden Hitler en de zijnen op een staatsgreep om de Weimarregering omver te werpen. Begin november 1923 probeerden zij van de algehele crisis in Duitsland gebruik te maken door de macht in München te grijpen. Vervolgens zou in navolging van Mussolini een Mars op Berlijn worden georganiseerd. Hier kwam echter niets van terecht: vrijwel direct na het uitroepen van de 'Nationale Revolutie' werden de NSDAP’ers uiteengedreven door de politie, waarbij veertien putschisten en drie politieagenten om het leven kwamen. Hitler werd gearresteerd. Hij werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, maar was uiteindelijk binnen een jaar weer vrij. In de redelijk comfortabele gevangenis van Landsberg schreef hij het boek 'Mein Kampf', een politieke autobiografie, waarin hij aan de hand van eigen levenservaringen zijn racistische wereldbeeld uit de doeken doet: Duitsland moest door een agressieve politiek tegen een ‘joods-bosjewistische mondiale samenzwering’ zowel het eigen ras zuiver houden als zijn plaats op de wereldkaart terugveroveren. 

In België zorgt de bezetting voor een verlenging van de dienstplicht.

De Fransen aanvaardden door hun eigen economische problemen uiteindelijk het Plan Dawes.  Belgen en Fransen trokken zich terug uit de bezette gebieden in juli-augustus 1925.

SEPTEMBER 1924 - HET plan dawes

Om de gespannen situatie te verlichten en de kans tot herstelbetalingen te vergroten werd aan Charles G. Dawes gevraagd een plan op te stellen waarin beide partijen zich konden vinden. Het Dawescomité bestond uit twee vertegenwoordigers van elk van de deelnemende landen: België, Frankrijk, Engeland, Italië en de Verenigde Staten. De opdracht: een oplossing vinden die Duitsland er toe zou bewegen om de herstelbetalingen ter waarde van 132 miljard goudmark na te komen.

De hoofdpunten van het Dawesplan waren:

Het plan werd geaccepteerd door de Duitsers en de geallieerden en trad in werking in september 1924. Hoewel het Duitse zakenleven het plan oppakte en spoedig tot herstelbetalingen overging bleek al snel dat Duitsland de jaarlijkse betaling niet kon volhouden. 

De Fransen aanvaardden door hun eigen economische problemen uiteindelijk het Plan Dawes.  Belgen en Fransen trokken zich terug uit de bezette gebieden in juli-augustus 1925. 

Duitsland staakte uiteindelijk na 5 jaar de herstelbetalingen wegens grote negatieve gevolgen voor de nationale economie en geldontwaarding. Op 7 juni 1929 werd een nieuw plan getekend - het Young plan-  dat de resterende herstelbetalingen zou spreiden over een periode van 58 jaar.

1 december 1925 - het verdrag van locarno

Op 16 oktober 1925 wordt het verdrag van Locarno goedgekeurd.  Naast allerlei beschermings- en bijstandspacten (bvb. om Duitsland te beschermen tegen een nieuwe inval van België en Frankrijk!) , grensverdragen, demilitarisaties,...  voorzag het verdrag de toetreding van Duitsland tot de volkenbond.  De vrede was verzekerd.

Het Pact van Locarno was het resultaat van een in diezelfde Zwitserse plaats gehouden vredesconferentie van 5 tot 16 oktober 1925.  Het verdrag werd formeel ondertekend op 1 december 1925.

In het Verdrag van Locarno spraken België (bij monde van Emile Vandervelde), Duitsland (Stresemann), Frankrijk (Briand), Engeland (Neville Chamberlain) en Italië (Benito Mussolini) een aantal zaken af. 

1928 - eindelijk vrede 

In 1928 werd, dankzij de sfeer van optimisme, de legerdienst voor iets meer dan de helft van de dienstplichtigen gereduceerd tot acht maanden. De anderen deden 12, 13 of 14 maanden dienst. Dezelfde militaire wet van 7 november 1928 voorzag ook de nodige kredieten voor de aankoop van militair materieel en de bouw van forten. 

Begin jaren dertig, kiest België resoluut voor een onafhankelijke buitenlandse politiek. Zo hopen zowel de bevolking als de overheid dat door een strikte neutraliteitspolitiek, België niet zou betrokken worden in een volgend Europees conflict. 

Iedereen beseft ook dat dit door onze ligging een illusie is. In 1936 wordt nog eens duidelijk verklaard dat België enkel haar eigen grenzen en grondgebied zal verdedigen.

Vreemde troepen mogen ons grondgebied niet betreden.  En dit was van  ook van toepassing voor onze partners uit de grote oorlog. Zo zullen Franse en Britse troepen pas nadat  Duitse troepen onze grenzen hadden overschreden op 10 mei 1940, ons land kunnen binnentrekken om ons en Nederland hulp te bieden.

Op 18 november 1928 ging de tekenfilm Steamboat Willie van Walt Disney in première. Het was één van de eerste tekenfilms met geluid. 

24 oktober 1929 - zwarte donderdag

Op "zwarte donderdag" begonnen de aandelenkoersen op de New York Stock Exchange sterk te dalen. Daarop begonnen beleggers in paniek hun aandelen te verkopen waardoor de koersen volledig inzakten. Aan het einde van de dag waren de meeste aandelen het grootste deel van hun waarde verloren.  Pas na drie jaar zouden de aandelenkoersen hun uiteindelijk dieptepunt bereiken. Het dieptepunt van de markt werd bereikt op 8 juli 1932 op een niveau van 41,22. Dat niveau was voor het laatst gezien in de negentiende eeuw. 

Door de crisis konden veel leningen niet terugbetaald. Dit zorgde voor een sneeuwbaleffect: banken gingen failliet  en de economie kwam versneld in een depressie terecht. De deflatie die daardoor ontstond deed de handel instorten en vervolgens belandde de hele wereld in een crisis.

In België viel de toestand al bij al mee. De arbeidsmarkt ging er in 1930 ook bij ons op achteruit, maar gaf geen aanleiding tot grote ongerustheid. De regering slaagde er in om de prijzen onder controle te houden, evenals de uitvoer op peil te houden. De grootse plechtige herdenking en de festiviteiten omwille van het honderdjarig bestaan van België en de te Luik en Antwerpen georganiseerde Wereld-tentoonstelling zorgde voor een zeker optimisme onder onze bevolking.

Maar dit zou niet lang duren.  De gevolgen van de desastreuze toestand in Amerika deden ook Europa wankelen.  Duitsland was na de Eerste Wereldoorlog sterk afhankelijk geworden van Amerika en kampte met hyperinflatie. Leningen vanuit Amerika bleven uit en openstaande leningen moesten worden terugbetaald. De economie van Duitsland stortte weer volledig in.

Werkloosheid en honger lieten de Duitse bevolking leiden.  De toestand zorgde dat de roep om een sterke leider sterker werd. Wat volgde in 1933...

Ook bij ons zal de economische toestand tot aan de tweede wereldoorlog problematisch blijven.

18 september 1931 : het mantsjoerije-incident

Op 18 september 1931 valt Japan China binnen.  Dit is het begin van het Mantsjoerije-incident dat eindigt op 18 februari 1932 met de oprichting van een onafhankelijk Mantsjoerije onder de naam Mantsjoekwo.

30 januari 1933 – Adolf Hitler wordt Rijkskanselier 

Adolf Hitler wordt Rijkskanselier van Duitsland, waarmee de machtsovername van de nazi’s begon.  Het democratisch proces in de Weimarrepubliek had steeds moeilijk. Heinrich Brüning, de vorige rijkskanselier, had al pogingen ondernomen om namens het industriële apparaat, de grootgrondbezitters en het leger, de macht van de Rijksdag in te tomen. Het probleem was echter Adolf Hitler die men niet kon negeren. Hoewel de NSDAP sterk was, had deze de hulp nodig van vooraanstaande personen.  

Ook de toenmalige rijkskanselier Franz von Papen wenstte de macht van de Rijksdag in te tomen. Zijn bedoeling was een presidentieel stelsel uit te werken, waarbij de Rijksdag werd ontbonden en de verkiezingen werden uitgesteld. Rijkspresident Paul von Hindenburg steunde dit initiatief.  Het voorstel van Von Papen werd door de Rijksdag volledig afgewezen en er werden op 6 november 1932 nieuwe verkiezingen gehouden. Alhoewel de uitslag voor de NSDAP niet al te gunstig was, werd Hitler op 30 januari 1933 benoemd tot rijkskanselier bij gebrek aan alternatieven.

Hitler trachtte via legale weg zo veel mogelijk macht in handen te krijgen om zijn plannen uit te kunnen voeren. Op 27 februari 1933, net geen maand na zijn aantreden, brandde de Rijksdag af. Voor Adolf was dit de gedroomde kans om vergaande bevoegdheden te verkrijgen om 'de rust te herstellen'. In de eerste plaats werden de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vergadering, de persvrijheid en het brief- en telefoongeheim opgeschort. De zelfstandigheid van de deelstaten werd ingetrokken. Daarnaast kreeg de regering het recht in te grijpen om de orde te herstellen. Zo werd begonnen 'verdachten' te arresteren zoals Rijksdagafgevaardigden, communisten en vakbondsleiders.

Om de grondwet op te schorten door een machtigingswet had Hitler een twee derde meerderheid in het parlement nodig. Op 5 maart 1933 werden opnieuw verkiezingen gehouden, maar die leverden echter niet de gewenste absolute meerderheid op. Ondanks de noodverordeningen wisten de socialisten en de communisten nog 201 van de 647 zetels in het parlement te veroveren. De nazi's behaalden 288 zetels. 

Op 23 maart 1933 richtte Hitlerzich tot de Rijksdag. Hij verklaarde dat de Rijksdag en de Rijkspresident niet in hun rechten zou worden beknot. De deelstaten zouden zelfstandig blijven en ook de positie van de kerken bleef onaangetast. Daarnaast waren er uitgebreide gesprekken met de Beierse Volkspartij. De partij die het politieke katholicisme vertegenwoordigde, kreeg belangrijke toezeggingen. Het Rijksconcordaat kwam op 20 juli 1933 tot stand. 

Eerst werden de nodige stappen ondernomen om de wet "legaal" te laten stemmen.  Om een geldig quorum te bekomen werden de  regels van de Rijksdag aangepast. De Rijksdag ging akkoord dat Rijksdagleden die zonder excuus afwezig waren (inclusief leden die in voorlopige hechtenis zaten of die verdreven waren) werden beschouwd als "unentschuldigt fehlend".  Zij moesten niet mee opgenomen worden in het quorum.

Op het moment van de stemming waren 26 afgevaardigden van de SPD gevangengenomen of gevlucht, 81 afgevaardigden van de KPD gevangengenomen, vermoord, gevlucht of ondergedoken en 2 afgevaardigden om onduidelijke redenen niet aanwezig.

In totaal namen 109 afgevaardigden niet aan de stemming deel. 94 leden van de SPD stemden tegen. In totaal werden er 538 geldige stemmen uitgebracht. Met 444 stemmen vóór zette de Rijksdag zich op 23 maart 1933 buiten spel en kreeg Hitler vrij spel.

14 oktober 1933 – Duitsland stapt uit de Volkenbond

Na een volksstemming waarbij 95% van de Duitse bevolking haar goedkeuring uitsprak , stapt Duitsland uit de Volkenbond en uit de Ontwapeningsconferentie in Genève. 

Hitler begint in het geheim te bewapenen. Zo wordt eind 1933 beslist om het Duitse leger, dat volgens Versailles 100.000 man sterk mocht zijn, op te voeren tot 300.000. In 1934 wordt, eveneens in het geheim, bevolen de vloot uit te bouwen zonder rekening te houden met het vredesverdrag. Daarnaast organiseert Hermann Goering de Luftwaffe. De fabrieken voor burgerlijke luchtvaart gaan, in het geheim, oorlogsvliegtuigen produceren terwijl de Liga voor Luchtsport de militaire piloten traint.

Ook wordt de mobilisatie van bedrijven die ingeschakeld kunnen worden in de oorlogsproductie, uitgewerkt.  Duitsland maakt zich klaar om terug een militaire grootmacht te worden.

Het spreekt vanzelf dat deze voorbereidingen, hoe men in Duitsland ook tracht om ze geheim te houden, niet kan ontsnappen aan de aandacht van andere landen. Maar Hitler's politiek maakt handig gebruik van de steeds groeiende tegenstellingen tussen de voormalige bondgenoten om verder te doen.

23 februari 1934 - Leopold iii wordt koning 

Voor onze monarchie is het een moeilijke tijd.  Op  17 februari 1934 valt koning Albert van een rots in Marches-les-Dames. Op 23 februari 1934 legt zijn zoon, Leopold III, prins van Saksen-Coburg en Gotha, de eed af.

Ook de economische crisis woedt in alle hevigheid. De Belgische uitvoer bedraagt nog maar 13,8 miljard BEF tegen 32 miljard in 1929. De invoer is vermindert van 35,6 tot 14 miljard BF. Het aantal faillissementen ligt driemaal hoger dan voor de crisis, 40 procent van de ondernemingen werkt met verlies. De industriële produktie is aanzienlijk terugelopen. In vele bedrijfstakken wordt minder dan 50% van de productiecapaciteit benut. Er zijn nu 200.000 volledig werkelozen tegenover 23.000 volledig werklozen in januari 1930 tot ongeveer 200.000 werklozen begin 1934. Daarbij komen nog 180.000 gedeeltelijk werklozen. En dat zijn enkel de tegen werkloosheid verzekerde arbeiders. Men schat dat er ongeveer dubbel zoveel werkelozen zijn. (Op een totale bevolking van ongeveer 8.300.000 inwoners)

Philip Van Isacker (minister van nijverheid en arbeid) is het mikpunt van kritiek wegens twee belangrijke hervormingen van de werkloosheidswetgeving die hij in mei 1933 had doorgevoerd. 

1. Hij verscherpt de controle op de toestand van de werklozen en het begrip "staat van behoefte"

Er bestaat immers geen algemeen verplichte werkloosheidsverzekering. Werknemers kunnen zich op vrijwillige basis aansluiten bij - door de vakbonden opgerichte - werkloosheidskassen.  Deze werken met premies van hun leden en subsidies van de overheid. In geval de aangeslotene werkloos werd, betaalde de kas voor een bepaalde periode een vergoeding uit. Deze wordt aangevuld met toeslagen van de Staat, de provincies en de gemeenten. Na de statutaire periode valt de werkloze volledig ten laste van de Staat. 

Maar om in aanmerking te komen voor een vergoeding moet de werkloze bewijzen dat hij behoeftig is. Zo wordt onderzocht of je over andere inkomsten beschikt.  Als dit het geval is en je overschrijdt het vastgesteld levens-minimum, dan kom je niet meer in aanmerking voor een vergoeding. Heel wat werklozen geven onvolledige of onjuiste informatie over hun financiële situatie.  Daarom verstrengt Philip Van Isacker de interpretatie van het begrip staat van behoefte en verscherpt hij de controle.

2. Hij schaft het recht van provincies en gemeenten af om toelagen toe te kennen ter aanvulling van de werkloosheidsvergoeding van de Staat. 

De praktijk wees uit dat provincies en gemeenten de toelagen toekenden op basis van weinig objectieve criteria. Zo onstonden tijdens verkiezingsperiodes veel misbruiken van dit systeem. Dankzij de toelage kregen sommige (stemgerechtigde) werklozeneen vergoeding die hoger lag dan de wedde van een gewone staatsambtenaar. Van Isacker maakt een einde aan dit stelsel van aanvullende vergoedingen en verhoogt (een beetje) de staatssteun. Om misbruiken van de provincies en de gemeenten volledig uit te sluiten wordt een Gemeenschappelijk Fonds belast met de uitbetaling van de werklozensteun.

In 1929 gaf de Staat 40 miljoen BEF uit voor werklozensteun, in 1931 425 miljoen BEF, in 1932 700 miljoen BEF en in 1933 900 miljoen BEF. Voor 1934 werden de uitgaven geschat op niet minder dan anderhalf miljard. 

De maatregelen zijn doeltreffend. Eind 1933 had de administratie de dossiers van 360.000 werklozen onderzocht. Ongeveer 146.000 werklozen behielden hun volledige steun. Ten gevolge van deze nieuwe aanpak verloren  220.000 werklozen geheel of gedeeltelijk hun vergoeding. 

Op 30 december 1934 komen er nog nieuwe maatregelen. De bijdragen van de arbeiders aan de werklozenkassen worden verhoogd, de staat van behoefte wordt ook tijdens de statutaire periode toegepast en er wordt een nieuw berekeningsstelsel voor de poststatutaire periode ingevoerd. 

Ook worden enkele onrechtvaardigheden geschrapt: volledig werkloze gehuwde vrouwen die gezinshoofd zijn, worden niet langer van het vergoedingsstelsel uitgesloten.

Naast de maatregelen in de werklozensteun wordt getracht door actieve werkverschaffing de werkloosheid terug te dringen. Sinds 1933 kunnen de provincies en gemeenten werklozen opeisen voor werken van openbaar nut. Begin december 1934 beslist de regering deze mogelijkheid tot de Staat en de NMBS uit te breiden.  Maar deze maatregel was geen succes: er werden bijna geen werkelozen ingezet door provincies en gemeenten. 

Wat in 1934 wel duidelijk werd was de toename van de roep naar "vroeger", een stijging van de onverdraagzaamheid en "het eigen volk eerst".  Formules die in elke crisis meer op het voorplan komen.

Ook het verlangen naar "sterke leiders" nam toe.

Zo zijn er voorstellen voor de beperking van de tewerkstelling van gehuwde vrouwen en vreemdelingen. Er werken danin ons land ongeveer 110.000 vreemdelingen, hoofdzakelijk in de Kempense en Waalse steenkoolmijnen. België was zowat het enige land dat nog geen maatregelen had genomen om de immigratie van buitenlandse arbeiders in te dijken. Sommigen wilen de vreemde arbeiders uit het land zetten. Zij verdedigen hun standpunt met cijfers die aantonen dat er in de steenkoolsector geen werkloosheid meer zou zijn indien de vreemde arbeiders naar hun land terugkeren. Zo ook zouden er in de Borinage geen werklozen meer zijn, als de ongehuwde vreemde arbeiders uit de streek vertrekken. De regering komt onder sterke druk te staan van de publieke opinie om maatregelen te treffen. 

Begin december 1934 kondigt de regering ,na advies van de werkgevers- en werknemersorganisaties,  aan dat zij de aanwezigheid van vreemde arbeiders zou beperken. 

Ook inzake de tewerkstelling van gehuwde vrouwen werden maatregelen genomen.  Vrouwen waren immers goedkoper dan mannen en veel vrouwen nemen werk tegen lage lonen aan omdat zo hun werkloze echtgenoot niet het risico loopt dat zijn werkloosheidsvergoeding wordt verminderd. 

In de christelijke arbeidersbeweging was een beweging op gang gekomen tegen de tewerkstelling van vrouwen in fabrieken: de vrouw hoort thuis te zorgen voor echtgenoot en kinderen. Door buitenshuis te werken verwaarloost ze haar gezinen staat ze bloot aan verderfelijke invloeden. Pater Rutten, één van de geestelijke leiders van de christelijke arbeidersbeweging, richt zelfs een Open brief aan de socialistische leider Emile Vandervelde met het voorstel samen te ijveren voor ‘de vrouw aan de haard’.

16 maart 1935 : duitsland zegt het militair gedeelte akkoord geneve op

In maart 1935 zegt Hitler de militaire clausules van het verdrag van Versailles op. De algemene legerdienstplicht wordt ingevoerd en de sterkte van het Duitse leger wordt op 550.000 man. De Wehrmacht wordt opgericht ter vervanging van de Reichswehr.

Deze maatregelen zijn een kaakslag voor Frankrijk en Groot-Brittannië maar toch blijft elke tegenstand uit.   Een halfslachtige poging, een pact tussen het Groot-Brittani, Frankrijk en Italië houdt al twee maanden na de ondertekeing op te bestaan. Het doel van het "Stresafront" was de validatie van het Verdrag van Locarno en de verklaring dat Oostenrijk onafhankelijk moest blijven. 

Groot-Brittannië doet alles om een goede Brits-Duitse verstandhouding te bekomen. Groot-Brittannië nodigt Duitsland zelfs uit om een luchtpakt af te sluiten en erkent hiermee het bestaan van de Duitse Luftwaffe, die nochtans nog altijd door Versailles verboden is. En Groot-Brittannië gaat nog verder.  Onmiddellijk na (het officieel) begin van de Duitse herbewapening, sluit het met Hitler in juni 1935 het Anglo-Duits Zeeverdrag.

Krachtens dit verdrag stemt Groot-Brittannië erin toe, dat de Duitse vloot zal worden opgevoerd tot 35% van de sterkte der Britse. Het duikbotenverbod wordt opgeheven. Frankrijk wordt niet eens ertoe uitgenodigd aan dit verdrag deel te nemen.

Alhoewel nog heel wat clausules van het verdrag van Versailles blijven bestaan, is de alliantie die het heeft tot stand gebracht voorbij en het vredesverdrag zelf dood.

3 oktober 1935 - Italië valt Abessinië binnen

In december 1934 raakten Ethiopische troepen slaags met Somalische troepen (onder Italiaanse vlag), bij de Walwal-oase in de Ogaden-woestijn. De grens was niet duidelijk vastgelegd en beide zijden meenden op eigen grondgebied te zijn. Het was een klein incident, dat zoals voorzien in het vriendschapsverdrag tussen Italië en Ethiopië van 1928,  ter arbitrage moest worden voorgelegd aan de Volkenbond. 

Maar dit was een gedroomde kans voor Mussolini die niet tevreden was met het Italiaanse koloniale rijk. Zelfs wij en Nederland hadden grotere koloniale rijken. Ethiopië leek makkelijk te bezetten en was ook één van de weinige onafhankelijke landen die nog bestonden in Afrika. Dus koos Mussolini de zaak te laten escaleren door steeds zwaardere eisen te stellen. 

In september 1935 leek het erop dat de Volkenbond krachtig zou optreden tegen Italiaanse agressie. De Britse minister van buitenlandse zaken Samuel Hoare hield een vlammend betoog in de Volkenbond en een Britse vloot voer de Middellandse Zee in. Mussolini was niet geïmponneerd want hij wist dat dit een reeds lang geplande vlootoefening was .  Op 3 oktober 1935 vielen zijn troepen Abessinië (nu Ethiopië) binnen. Na een oorlog van zeven maanden werd de Italiaanse overwinning uitgeroepen. De invasie werd veroordeeld door de Volkenbond, maar net zoals bij het Mantsjoerije-incident werd er niets ondernomen. Hitler zag dit als een bewijs dat ook hij een poging kon wagen zonder ernstige gevolgen.

7 maart 1936 : de bezetting van het rijnland

Het verdrag bestond al in 1932 als een niet-aanvalsverdrag, maar werd in mei 1935 uitgebreid tot de belofte van wederzijdse militair steun bij een aanval van een "ander" land. De Duitsers protesteerden tegen dit pact op 25 mei 1935 bij de Franse regering. Ze stelden dat hiermee de akkoorden van Locarno werden geschonden. Maar ondanks de protesten ratificeren de Fransen en Russen hun verdrag op 27 februari 1936. Adolf Hitler gebruikte op zijn beurt dit verdrag en het Duitse zelfbeschikkingsrecht, als argument om twee weken later het Rijnland te bezetten. 

Op 7 maart 1936 in de ochtend marcheren zo’n 30.000 manschappen  het Rijnland binnen. Ze vestigen garnizoenen in Aken, Trier en Saarbrücken. Hiermee begint de Rheinlandbesetzung.  De timing van de bezetting is niet toevallig gekozen. De Italiaans-Abessinische Oorlog (1935-1936) leidde de aandacht van het Europese continent af.  Nadat Hitler het Rijnland is binnengevallen doet hij een voorstel aan Frankrijk: hij doet een voorstel om aan beide zijden van de Frans-Duitse grens een gedemilitariseerde zone te creëren, om de legers van beide landen te verkleinen en een niet-aanvalsverdrag van 25 jaar tussen beide landen af te sluiten.

Op 8 maart 1936 komt de Franse ministerraad in crisisberaad bijeen en eist dat er een militaire vergeldingsactie komt.  Maar de Franse legerleiding wil geen risico nemen om met Duitsland in oorlog te raken. Vooral omdat de Britten weigeren toe te zeggen dat ze de Fransen – zouden ondersteunen bij een aanval op Duitsland. Daarop besluit Frankrijk zich, zonder steun van Engeland, tot de Volkenbond te wenden met het verzoek om Duitsland te veroordelen en tot terugtrekking van de troepen te bewegen.

Al op 14 maart 1936 komt de Volkenbond samen om de situatie in het Rijnland te bespreken. Frankrijk eist dat Duitsland veroordeeld wordt. De Britse vertegenwoordiger antwoordt op deze eis echter (vertaald):

“Het is duidelijk dat de binnenkomst van Duitse troepen in het Rijnland het vredesverdrag van Versailles schond. Deze actie vormt echter geen bedreiging voor de vrede en vereist geen onmiddellijke tegenaanval. De herbezetting van het Rijnland verzwakt ongetwijfeld de macht van Frankrijk, maar verzwakt geenszins de veiligheid ervan.”

De Volkenbond ondernam verder geen concrete acties.  Uiteindelijk komen ook Frankrijk en Engeland niet in actie. Er zijn verschillende redenen : in beide landen zijn pacifistische groepen in de politieke en het leger dominant . In Frankrijk zijn de verkiezingscampagnes voor de verkiezingen van 26 april en 3 mei 1936 in volle gang.  In Spanje breekt de burgeroorlog uit en de economische malaise blijft duren. 

17 juli 1936 : de spaanse burgeroorlog

Op 18 juli 1936, breekt het volgende grote conflict uit,  de Spaanse Burgeroorlog.  

De Spaanse Burgeroorlog was een botsing tussen enerzijds zeer traditionele, katholieke behoudsgezinde monarchistische burgers en militairen en anderzijds links-revolutionaire krachten die ten alle koste grondig met het verleden wilden afrekenen.

Nadat het linkse Volksfront op 16 februari 1936 de verkiezingen had gewonnen en er een regering kwam van links-republikeinen, namen binnen het leger ideeën voor een opstand steeds vastere vormen aan. Op de avond van 16 juli 1936 gaf generaal Emilio Mola Vidal, het startsein voor de militaire opstand. De rebellen wisten zich meester te maken van Marokko, terwijl in Spanje zelf een brede strook vanaf het midden en noorden van het land in handen viel van de nationalisten. In de belangrijkste steden, zoals Barcelona en Madrid mislukte de opstand.

In de nacht van 18 op 19 juli benoemde president Manuel Azaña de links-republikein José Giral Pereira tot minister-president. Giral besloot om wapens uit te delen aan het volk en de Spaanse Burgeroorlog brak uit. Frankrijk en Groot-Brittannië weigerden om te interveniëren of om wapens te leveren aan de republiek.

Francisco Franco arriveerde op 19 juli in Marokko en slaagde er in om het Marokkaanse leger, dat de opstand steunde, over te brengen naar Spanje. Hij vroeg hulp aan Italië en Duitsland en de eerste luchtbrug in de militaire geschiedenis nam een aanvang.  Ook de oorlog barstte in alle hevigheid uit.

In september was de socialistische premier Largo Caballero erin geslaagd een revolutionair bewind te vormen, bestaande uit leden van het Volksfront. Deze regering nam de beslissing om het ongeorganiseerde republikeinse leger om te smeden tot een troepenmacht naar model van het Russische leger. Ook werd overgegaan tot de aankoop van wapens uit de Sovjet Unie. Deze wapens begonnen in de loop van oktober binnen te stromen, tegelijk met de eerste Internationale Brigades (met verschillende Belgische vrijwilligers)

Op 21 september 1936 werd Franco benoemd als opperbevelhebber van alle nationalistische strijdkrachten met de titel Generalísimo. Maar in een persverklaring werd gesteld dat Franco benoemd was als staatshoofd en daarmee ook alle politieke macht naar zich toe trok. Macht die hij niet meer zou afgeven. Op 1 oktober werd Franco staatshoofd De Caudillo (leider) een titel waarmee legeraanvoerders uit het verleden zich tooiden gebruikte de slogan ‘Una Patria, Un Estado, Un Caudillo’ , naar analogie van het Duitse ‘Ein Volk, ein Reich, ein Führer’.

Begin november werd de situatie in Madrid zo nijpend, dat de republikeinse regering naar Valencia vluchten. Madrid wordt achtergelaten in handen van de Junta de Defensa de Madrid die was samengesteld uit vertegenwoordigers van alle partijen die de regering vormden en stond onder leiding van generaal José Miaja.

Op 6 november bereikten de nationalisten de hoofdstad. Ondertussen werden meer dan tweeduizend nationalisten die zich nog in Madrid bevonden, daags voor de aanval van Mola door linkse milities geëxecuteerd. Bij toeval vonden republikeinse militairen een kopie van de complete aanvalsplannen van de nationalisten op het lichaam van een nationalistische tankcommandant.  Zo slaagden ze erin de verdediging goed te organiseren. Op 8 november begon de aanval door een leger van 20.000 man, waarvan 10.000 elitetroepen. Zij vonden ongeveer het dubbele aantal verdedigers zonder enige gevechtservaring tegenover zich. Pas op 19 november slaagden de nationalisten er onder bescherming van hevig artillerievuur in om een opening naar de universiteitsstad te forceren. Maar Madrid hield stand.

De nationalisten waren geen haar beter.  In januari 1937 vielen de natonalisten Málaga aan. Franco riep daarbij de hulp in van ghet Italiaanse vrijwilligerskorps de CTV (Corpe di Truppe Volontarie). Ook de luchtbrigade van het Duitse Condorlegioen werd ingezet. Op 8 februari werd de stad ingenomen. Talloze inwoners van de stad probeerden te vluchten via de weg naar Almería, de enige verbinding met republikeins gebied. Enkele duizenden werden neergemaaid op de vlucht. Zij die achterbleven in de stad werden standrechtelijk geëxecuteerd.

De nationalisten (nacionales) kregen de steun van nazi-Duitsland, het Koninkrijk Italië, het naburige Portugal en de zegen van het Vaticaan terwijl de Sovjet-Unie en Mexico hun steun gaven aan de republikeinse regering.  Franco werd ook gesteund door de Falange, de fascistische beweging in Spanje beweging onder leiding van José Antonio Primo de Rivera, die een groeiende rol speelde bij de bloedige zuivering van de burgerbevolking. De rechtse en ultra rooms-katholieke carlisten vormden destijds ook een krachtige beweging, die beschikte over een eigen militie, de Requeté. De carlisten sloten zich aan bij de opstand van de militairen. 

In het voorjaar van 1937 werd Franco zich ervan bewust dat de toenemende kracht van de falangisten en carlisten een bedreiging vormde voor de eenheid - en voor zijn positie. Bij decreet werden alle rechtse groeperingen ondergebracht in een nieuwe eenheidspartij: de FET y de las Jons (Falange Española Tradicionalista y de las Juntas de Ofensiva Nacional Sindicalista). 

26 april 1937 : GUERNICA

Hier zag de wereld voor de eerste maal de sterkte van de Duitse luchtmacht.  Het Legioen Condor (Duits: Legion Condor) was een Vrijwilligerslegioen, bestaande uit Land- Lucht en Zeemachteenheden.   

Het bombardement op Guernica en Durango (de eerste stad die op verzoek van Franco door de Condors werd gebombardeerd) vond plaats op 26 april 1937.  De bedoeling was om de Basken, die aan de zijde van de republikeinen streden, op de knieën te dwingen. Beide stadjes werden platgebombardeerd. Het was het eerste bombardement op burgers in Europa.   Dit bombardement was mee de aanleiding tot de sterke uitbouw van een dienst voor luchtbescherming.  

Op 1 april 1939 eindigt de oorlog met een overwinning van Franco.

Het aantal doden dat tijdens de Burgeroorlog - en erna - is gevallen was enorm. Beide legers verloren ongeveer 70.000 mensen en door repressie en moordpartijen door beide partijen tijdens de oorlog lieten nog eens 120.000 het leven. Na de oorlog kwamen door ziekte en honger (vooral vlak na de oorlog) 200.000 mensen om en werden ongeveer 30.000 aanhangers van links geëxecuteerd. In totaal dus ongeveer 490.000 dodelijke slachtoffers. Daarnaast sloegen nog eens zo’n 160.000 mensen op de vlucht.

Grote winnaar was natuurlijk Generalísimo Francisco Franco. Na de Burgeroorlog was hij niet alleen staatshoofd, maar ook premier, chef van de enig toegestane partij die hij zelf had gecreëerd en kapitein-generaal van de strijdkrachten. Hij had net zoveel macht als Mussolini of Hitler. Een tweede overwinnaar was de rooms-katholieke kerk. Bedreigd door links tijdens de Tweede Republiek hervond zij onder Franco weer de status die zij eeuwen had bezeten. Het felicitatietelegram van het Vaticaan na Franco’s zege getuigde van diepe dankbaarheid jegens de man die menig keer gezegd had dat de Burgeroorlog geen oorlog was, maar een kruistocht.

Gerelateerde afbeelding

13 maart 1938 - Anschluss

In de nacht van 11 op 12 maart 1938 rijden Duitse troepen, op uitnodiging van de  nieuwe bondskanselier van Oostenrijk, nazileider Arthur Seyss-Inquart, Hitlers geboorteland Oostenrijk binnen. De Duitsers ondervinden geen tegenstand. 

Daags voordien was Arthur Seyss-Inquart - onder zware druk van Adolf Hitler - benoemd tot de nieuwe bondskanselier van Oostenrijk.

Oostenrijk wordt een provincie van het Duitse rijk en verliest daarmee zijn zelfstandigheid. Na deze Anschluss worden in het land direct antisemitische maatregelen ingevoerd. Een maand na de annexatie wordt in Oostenrijk nog wel een volksstemming gehouden: 99,75 % van de Oostenrijkers zou toen aangegeven hebben vóór de inlijving te zijn. 

In 1938 wordt de internationale situatie, door de Anschluss van Oostenrijk, steeds hachelijker.  Duitsland eisste nu dat de gebieden die hoofdzakelijk werden bevolkt door Volksduitsers terug zouden aansluiten bij Duitsland. 

29 - 30 september 1938 - conferentie van münchen

In mei 1938 kondigde Hitler aan dat hij de Sudeten-gebieden in Tsjechoslowakije zou annexeren. Opnieuw reageerden de geallieerden terughoudend en optimistisch op Hitlers territoriale eisen en acties. 

In september 1938 kwam de Engelse premier Neville Chamberlain naar Duitsland in een laatste poging om het Tsjechisch-Duitse conflict te bezweren. Net als bij eerdere provocaties van Duitse zijde probeerde hij door middel van appeasement-politiek de oorlogsdreiging af te wenden.  In de praktijk bestond deze appeasement-politiek er in dat de Duitse eisen werden ingewilligd om oorlog te voorkomen. Zonder slag of stoot werd een deel van Tsjechoslowakije aan Duitsland gegeven, onder de voorwaarde dat dit de laatste Duitse gebiedsuitbreiding zou zijn. 

Het verdrag tussen Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Nazi-Duitsland en Italië over de toekomst van Tsjecho-Slowakije werd afgesloten op 30 september 1938 zonder dat Tsjecho-Slowakije zelf aanwezig was. 

Een Europese oorlog was hiermee voorkomen en Chamberlain werd bij thuiskomst door zijn landgenoten binnengehaald als de redder van de wereldvrede. Zijn beroemde woorden uitgesproken bij terugkomst op het vliegveld, “Peace in our time”, werden al een jaar later gelogenstraft. De Sovjet-Unie was tot grote woede van Stalin niet uitgenodigd op de conferentie.

Op 10 oktober 1938 werden de Sudeten-gebieden, waar ongeveer drie miljoen Duitsers woonden, bij nazi-Duitsland gevoegd. 

10 oktober 1938 - annexatie sudetenland

Tijdens de Conferentie van München die eind september volgde, kwamen Frankrijk, Engeland, Italië en Duitsland overeen dat Duitsland het Sudetenland mocht bezetten. Tevens garandeerden Engeland en Frankrijk de grenzen van de rest van Tsjechoslowakije.

Na de Eerste Wereldoorlog werd Oostenrijk-Hongarije min of meer naar etnische lijnen opgesplitst in nationale staten. Bohemen en Moravië zouden een nationale Tsjechische staat worden maar de Duitstaligen in deze gebieden weigerden. Ze riepen - met de bevolking van het eigenlijke Oostenrijk - de republiek Deutschösterreich uit, dat ook Sudetenland omvatte. De Tsjechische nationale troepen van de Tsjecho-Slowaakse republiek in oprichting bezetten in de herfst van 1918 de Sudetengebieden - meer bepaald de Duitstalige (grens)gebieden van Bohemen, Moravië en Oostenrijks Silezië. Met het Verdrag van Saint-Germain werd Sudetenland, tegen de wens van de Sudeten-Duitsers in, opgenomen in de nieuwe staat Tsjecho-Slowakije. Dit zorgde gedurende het interbellum voor veel spanningen in de nieuwe, door de Tsjechen gedomineerde, nationale staat Tsjecho-Slowakije.

Hitler speelde handig in op de bestaande spanningen tussen de Duitse minderheid en de Tsjechische regering. Op 28 maart 1938 gaf hij de leider van de Sudetendeutsche Partei, Konrad Henlein, de opdracht om de eisen van de Duitse minderheid aan de Tsjechische regering steeds verder op te schroeven. Tegelijkertijd begonnen de nazi's een propagandacampagne waarin de Sudeten-Duitsers werden afgespiegeld als slachtoffers van de Tsjechische onderdrukking. De spanningen tussen Berlijn en Praag liepen in de zomer van 1938 steeds hoger op.

Het Verdrag van München zou de geschiedenis ingaan als een dieptepunt in de internationale diplomatie. Engeland en Frankrijk hadden het democratische Tsjechoslowakije in de steek gelaten, Hitler de vrije hand gegeven in Midden-Europa en de Sovjet-Unie verder van zich vervreemd, met alle gevolgen van dien.

Dit leidt tot de eerste mobilisatie.

9 april 1940 : fall weserübung

Op 9 april 1940 viel Duitsland Noorwegen en Denemarken aan. Operatie Weserübung was opgeslits in twee stukken; operatie Weserübung Süd (Denemarken en operatie Weserübung Nord (Noorwegen). Hitler had een aantal redenen om hij Noorwegen te veroveren. Ten eerste de veilige toevoer van Zweedse ijzererts voorraden via Noorse en Deense wateren en ten tweede als een belangrijke uitvalbasis voor aanvallen op Engeland vanuit de lucht en zee en op de konvooien (U-boten). 

De Britten, Fransen en Polen zonden een expeditieleger naar Narvik in het noorden, en Åndalsnes en Namsos in Centraal-Noorwegen. In Narvik kon dankzij de geallieerde interventie de Duitse vloot vernietigd worden en de Duitsers uit de stad verdreven worden. De gevechten bij Åndalsnes en Namsos waren onsuccesvol doordat de Duitsers daar luchtsteun hadden vanaf vliegvelden in Denemarken en Zuid-Noorwegen. De nieuwste zware kruiser van de Kriegsmarine, de Blücher, werd door de Noren vernietigd.  

Op 9 april in de vroege ochtend arriveerden de Blücher en de Lützow in de Oslofjord. Op een eiland in de langgerekte fjord lag fort Oscarsborg, een vesting uit het midden van de 19e eeuw. In dit fort stonden drie oude kanonnen van Krupp en een onderaardse afvuurplaats voor torpedo's

Twee van de drie kanonnen van Oscarsborg, Mozes en Aaron genaamd, waren bemand. Beide batterijen losten elk, op korte afstand, één schot op de Blücher.  Eén granaat trof de brug met de vuurleiding (de kamer van waaruit de kanonnen bestuurd worden), waardoor de Blücher niet onmiddellijk kon terugschieten.  Een tweede granaat trof een brandstofopslagplaats waardoor de Blücher midscheeps in brand vloog. De brandslangen waren doorzeefd en de brand kon niet geblust worden. Het fort vuurde nu een twee verouderde torpedo’s af op de Blücher en werd door beide geraakt.  Van de 2202 opvarenden kwamen er naar schatting 830 om het leven. 

Begin mei werden de geallieerde troepen uit Åndalsnes en Namsos teruggetrokkenIn mei-juni 1940 trokken de geallieerden hun laatste troepen uit Narvik terug na de inval in Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk.  Op 10 juni 1940, na twee maanden, capituleerden de Noren.

Denemerken was de eerste dag van de inval gecapituleerd.