Aprilbeweging

Tijdperk: van 1848 tot 1914

In 1848 vond een Grondwetherziening plaats.

Eén van de gevolgen was dat de Rooms-Katholieke Kerk de bisschoppelijke hiërarchie kon herstellen. Dat gebeurde in 1853.

De Aprilbeweging van 1853 was het protestantse en conservatieve protest tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland door paus Pius IX. De bisschoppelijke hiërarchie is de indeling van de rooms-katholieke kerkprovincie Nederland in vijf bisdommen, met aan het hoofd een bisschop. De beweging richtte zich tevens tegen het kabinet-Thorbecke, dat de rooms-katholieke Kerk geen strobreed in de weg legde, op grond van de scheiding van kerk en staat en de vrijheid van godsdienst.

Het protest was een uiting van anti-roomse gevoelens van orthodox-protestanten die meenden dat Nederland een calvinistisch land moest blijven. Een weinig tactvolle encycliek van Pius IX, waarin het protestantisme een "pest" werd genoemd, had de gemoederen van protestants Nederland extra opgezweept. De orthodoxe protestanten deden daarbij een beroep op de Koning om zich tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie te verzetten. Bernard ter Haar, voorzitter der Algemene Protestanten Commissie, bood het protestadres aan aan koning Willem III. 50.000 mensen hadden getekend. De koning stond sympathiek tegenover de Aprilbeweging en weigerde het adres met een aan hem door de regering gedicteerde afwijzende reactie te beantwoorden. Toen hij evenmin bereid was hierop terug te komen, trad het kabinet-Thorbecke af.

Ondanks dat de protestantse protesten weinig invloed hadden op het groene licht dat aan de katholieken was gegeven om het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie door te zetten, was een direct gevolg van de Aprilbeweging de invoering van de Wet op de Kerkgenootschappen. Doel van deze wet was de godsdienstige gemoederen in Nederland te bedaren.