Yajna

Yajna. Heilig ritueel, opoffering of rite. Ook personificatie van rite (wanneer gekapitaliseerd). Yama. God van de dood; dood gepersonifieerd. Yamuna. Heilige rivier die ontspringt in het Himalaya -gebergte op een hoogte van 10.849 voet en 860 mijl stroomt voordat hij zich bij de Ganga aansluit. yoga. (a) Unie van individueel zelf of atma met het hoogste wezen of universeel zelf; daad van juk. (b) Spirituele discipline of oefening gericht op controle over de zintuigen. (c) Wetenschap van goddelijke communie. (d) Zelfbeheersing. De yoga-sutras van Patanjali definiëren yoga als een reeks van 8 stappen die leiden tot vereniging met God. yoga-buddhi. Yoga van intelligentie, gezuiverd intellect. yoga-kshema. Welzijn, welzijn, geluk. Yoga-Kshetra. Verblijf of staat of veld van yoga. Yoga Sutras. Een aforistisch verhandeling over yoga door Patanjali. Yogi. Iemand die yoga beoefent. Yudhistira. Oudste Pandava -broer; Ook wel Dharmaraja genoemd. Yuga. Tijdperk of leeftijd. Er is een cyclus van vier Yuga's: de Kritha Yuga, Thretha Yuga, Dwapara Yuga en Kali Yuga. Het huidige tijdperk is (was) de Kali Yuga.