raga

raga. Gevoel van gehechtheid, passie, genegenheid. rajas. Een van de drie guna's (kwaliteiten of disposities) van maya of prakriti. Passie, rusteloosheid, agressiviteit, emoties zoals woede, hebzucht, verdriet. Geassocieerd met de kleur rood. Zie guna. rajasisch. Bijvoeglijke naamwoordvorm van rajas, gepassioneerd, emotioneel. raja-yoga. Koninklijke yoga van meditatie, onthechting en verlangenloosheid. Het achtvoudige yogapad ontwikkeld door Patanjali, dat controle over de geest en het terugtrekken van de zintuigen uit de buitenwereld omvat. rajoguna. Kwaliteit van passie, rusteloosheid, agressiviteit. Geassocieerd met de kleur rood. Zie guna. 

Rama. Avatar van het Thretha-yuga. Held van de Ramayana; doodde de slechte Ravana om zijn vrouw Sita te redden, die was ontvoerd. ‘Rama’ betekent ‘hij die wil’. Ramayana. Dit heilige epos, gecomponeerd door de wijze Valmiki, gaat over de incarnatie van Vishnu als Sri Rama, die zijn hele leven ernaar streefde de heerschappij van het dharma in de wereld te herstellen. De Ramayana heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld bij het beïnvloeden en vormgeven van het hindoeïstische ethos. ranjana. Aangenaam, verrukkelijk. rasa. Smaak, zoetheid, essentie van genieten. Rathnakara. De overvaller die zich, vanwege de leer van wijzen, bekeerde en Valmiki werd, de auteur van de Ramayana. Ravana. Heer der demonen en koning van Lanka, die Sita (Rama's vrouw) ontvoerde. Rig-veda. Eerste Veda gecomponeerd door de wijzen, bestaande uit 1028 hymnen. Oudste religieuze tekst ter wereld. Rig-vedisch. Van of gerelateerd aan de Rig-veda. rishi. Wijze, wijze man.