In de 8ste eeuw was Heusden nog een woeste streek met weinig beschaving. In het begin van die eeuw predikte St.-Willibrordus in onze streek. Heusden vormde toen nog geen parochie maar behoorde samen met Beringen en Paal tot de bezittingen van St.-Adelardus (753-827), abt van de abdij van Corbie.
Van 929-962 werd de plaats “Husdinio” genoemd, wat gasthuis of hospitium betekent.
De benaming werd Hoesden (1098-1138), Heusden (1371), Huysden (1386) en later weer Heusden.
In de 14de eeuw werd Heusden tot parochie verheven. Heusden was toen “tweeheerlijck”. Het noordelijk gedeelte stond onder de rechtsmacht van Beringen, onder Loons recht. Het zuidelijk gedeelte hoorde onder “Hauweyken”, dat afhing van de “heerlijckheid” Vogelsanck. De tweeheerlijkheid van Heusden bleef bestaan tot in 1559, toen de goederen verkocht werden aan Godfried van Bocholt en al de bezittingen onder één bestuur gebracht werden.
In Heusden waren er minstens 5 schansen:
- De Halschans of Exelschans
- Dorpsschans of Schootschans