De gemeente As, sedert 1971 een fusie van de twee Kempense dorpen As en Niel-bij-As, is gelegen op het Kempens plateau, in het midden tussen de Demer- en de Maasvallei en daarbij op de waterscheiding (Waterschei) van het Schelde- en Maasstroomgebied. Beide dorpen zijn ontstaan als nederzettingen langs de Bosbeek of Oeter, een Kempense beek die haar bronnen heeft in het Asserse Wildbroek en nabij Maaseik uitmondt in de Maas.
De ligging van de nederzettingen nabij een waterloop in deze droge streek gaf de dorpen ook hun naam:
"As" is een prehistorische waternaam ("aska") waarmee men eerst de Bosbeek aanduidde en later het dorp zelf: "Assche, Asghe, Asch, As".
De naam "Niel" komt van het middelnederlandse woord "niel" dat "voorover" betekent.
Een afgeleide hiervan is bijvoorbeeld "vernielen" in de oorspronkelijke betekenis van "neergooien". "Niel" is alzo de laagte van de Bosbeek-vallei die hier diep in het Plateau is ingesneden.
Archeologische vondsten wijzen op een vroege prehistorische bewoning. Zo zijn er verspreide vondsten van gebruiksvoorwerpen uit silex, daterend uit de jongste steentijd. Pas vanaf 500 voor Christus is de streek met zekerheid bewoond; een grafveld in de heide tussen Genk en As bewijst dit. De geschiedenis begint met de Romeinen die de weg van Tongeren naar Venlo aanleggen via Munsterbilzen en As. De huidige Zandstraat, de Bevrijdingslaan en de weg naar Niel en Dorne volgen de loop van deze oude weg. De Romeinen hebben zich hier echter niet gevestigd; er zijn geen nederzettingen en villae: de streek is onvruchtbaar (zandgronden) en de Kempen wordt hierdoor niet geromaniseerd.
Na de val van Rome trekken de Franken onze gewesten binnen en vestigen zich onder meer in As. De Merovingische begraafplaats op de Schuttenberg wijst zelfs op een belangrijk dorp in de jaren 500 - 700. Vanaf de achtste eeuw neemt de kerstening van de Kempen een aanvang en wordt te As een eerste kerkje gebouwd op de plaats van de huidige St. Aldegondiskerk. De kerk van As wordt een eerste maal vernoemd in een kroniek van 13 december 1108 waarin Otbert, Prinsbisschop van Luik, aan de abdij van Rolduc bericht over inkomsten uit de kerken van Riemst, Genk, As en Gellik.
Niel daarentegen, dat eeuwenlang afhing van het Maaslandse Dilsen, wordt een eerste maal vermeld in een charter van 4 juni 1253 waarin Arnold IV, graaf van Loon, de Villa van Dilsen met aanhorigheid Niel in leen krijgt van het kasteel van Stokkem. Van 16 mei 1299 dateert de benoemingsakte van Arnold van Gellik tot pastoor van As door de Loonse Graaf. Later, op 1 december 1303, wordt het patronaat van As toegekend aan het Stift over een altijddurende erfpacht van de parochie. De Nielenaren moesten echter nog steeds voor hun religieuze verplichtingen en erediensten naar Dilsen of het dichterbij gelegen As, totdat pastoor Bex van Dilsen op 3 januari 1721 Niel tot zelfstandige parochie maakt. Zijn neef Adam Dellecomminne wordt de eerste pastoor van Niel.
Vanaf de vroege middeleeuwen moet het oorspronkelijke eiken-berkenbos steeds meer wijken voor landbouwgronden en heidevelden. De tegenwoordige gehuchten, waarvan Oeleinde waarschijnlijk het oudste is, ontstaan en het dorp ontwikkelt zich tot een landbouwersgemeenschap.
Allicht was er in As een schans en een tweede in Niel-bij-As