Hasselt
In Kuringen (Hasselt) waren er 2 schansen: De Kuringerschans en de Tuilterschans
In het gebied waar tegenwoordig Hasselt ligt, zijn reeds overblijfselen bekend uit de neolithische en Merovingische tijdvakken.
De oudste nederzetting van Hasselt, die reeds in de prehistorie bewoond was, ontstond rond de 7de eeuw vermoedelijk in de buurt van de Helbeek, een bijriviertje van de Demer, aan de huidige Twee-Torenwijk, en de Sint-Quintinuskathedraal. Een aan Sint-Quintinus gewijd heiligdom bestond reeds in de 7e of 8e eeuw. De naam Hasselt zou afgeleid zijn van het Germaanse Hasaluth, hetgeen hazelarenbos betekent. Het was één van de Goede steden van het vroegere graafschap Loon, waarvan de grenzen ongeveer samenvielen met de huidige provincie Limburg.
Hasselt werd voor het eerst vernoemd in 1165 en kreeg kort daarna de felbegeerde Luikse stadsrechten. De Graven van Loon, die oorspronkelijk Borgloon als hun hoofdstad hadden, verplaatsten iets na 1180 hun zetel naar Kuringen, terwijl het centraal gelegen Hasselt uitgroeide tot bestuurlijk centrum van het graafschap. In 1232 werd de status van stad bevestigd door graaf Arnold IV. Deze stadsrechten hielden onder meer in dat de burgers vrijgesteld waren van karweien op het domein van de graaf en zich zo meer op handel en nijverheid konden toeleggen. Vermoedelijk omstreeks 1281 werd begonnen met de aanleg van de stadsmuur. Niet veel later werd het centrum van Hasselt verlegd naar de huidige Grote Markt. Hiervan werd voor het eerst melding gemaakt in 1307. Van daar uit leidden straten straalsgewijs naar de vier stadspoorten: Maastrichterpoort, Kuringerpoort, Kempische Poort en Nieuwpoort. Ook ontstond de Havermarkt als tweede marktplaats, naast de Grote Markt.
Tussen de 14e en de 16e eeuw was de lakenhandel belangrijk. Een lakenhal werd in Hasselt gevestigd.
In 1236 richtten de augustijnen in Hasselt een klooster op en stichtten er een college. De augustijnenkerk, waar Diederik van Heinsberg werd begraven, is inmiddels verdwenen.
Een Begijnhof werd gesticht in 1245. In 1567 werd dit vernield tijdens de godsdienstoorlogen om in 1571 weer opnieuw te worden opgericht.
In 1366 werd het graafschap Loon ingelijfd bij het prinsbisdom Luik. Om zijn Loonse gezindheid te bewijzen nam Hasselt het initiatief door in 1424 het Luikse perron op zijn wapen te vervangen door het Loonse gefaasd schild.
Everhard van der Marck en zijn familie waren in een burgeroorlog verwikkeld met de Bourgondisch gezinde aanhangers van Lodewijk van Bourbon en Jan van Horne. Hasselt, dat de kant van Luik koos werd door van der Marck ingenomen maar op 14 september 1482 door de Bourgondiërs heroverd.
Als rond 1560 hagenprekers in het prinsbisdom het protestantisme uitdroegen leidde Gerard van Groesbeek het verzet tegen de reformatie. In 1567 kreeg Hasselt te maken met een Beeldenstorm en samen met Maaseik verklaarde deze stad zich kortstondig onafhankelijk. Gerard wist de orde te herstellen.
De stadsmuren werden regelmatig vernield door oorlogshandelingen, en daarna weer hersteld. In 1705 werden de muren geheel gesloopt, op de stadspoorten na, en werden ze vervangen door een aarden wal.
De situatie bleef onder het gezag van de prins-bisschop tot bij de aanhechting aan Frankrijk in 1794. Maastricht werd hoofdplaats van het gebied dat toen het departement Nedermaas heette.