In 698 schond Pepijn van Herstal zijn goederen in Ham aan de abdij van Trudo in Sint-Truiden. Hierdoor kreeg de abt het recht om tienden te heffen, maar anderzijds moest hij ook voor de geestelijke noden van de inwoners zorgen.
In 1161 en in 1179 werden die bezittingen van Sint-Trudo door paus Victor IV en Alexander III bevestigd, maar rond 1200 droegen Willem van Colmont en Arnold van Wesemael hun goederen aan de abdij van Averbode af. We zien dan ook dat vanaf 1246 de pastoors van Oostham door Averbode benoemd werden. Wereldlijk hoorde de Oosterkempen bij het graafschap Loon.
In 1337 huwde Isabella van Diest met Hugo d’Ailly. Hun zoon Gerard deed de leenverheffing van het land van Ham op 28 februari 1365. Voor zijn dood, in 1372, stond zijn bezittingen echter aan zijn bloedverwante ridder Johannes de Lagnaes af, die in Oostham een versterkt kasteel liet bouwen. Verscheidene adelijke geslachten zouden zicht in het land van Ham tot aan de Franse Revolutie blijven opvolgen. Toch gingen vanaf 1557 vooral leden van het geslacht van Hoensbroeck een belangrijke rol in de historie van Ham spelen.