Wie gaf toestemming ?

Schans Tongerlo (Bree) :

In het jaer 1641, is met octroye van Sync Hoogheyt bisschop en prins van Luyck, eene schanse gemaekt in den dorpe van Tongerlooz, graafschap van Loon, gelegen. Jan Janssens, staende synen houwelyck met Catharina Corstiens heeft vercregen ene plaetse op ditto schans, en daer op getimmert een huys, stal en schure, en op goede fondamenten in d'aerde met playen en schoutsel

Dorpsschans / Schootschans (Heusden):

In 1654 gaf Willem van Hoensbroeck, Heer van Beringen en Ham, een "ordonnantie" voor de schans van Heusden, gelegen in het gehucht Schoot. Ze werd de "Schoot Schans" genoemd.

Schans van Helchteren:

Op 30.12.1634 werd een verzoek van de inwoners van Helchteren tot het oprichten van een schans, gevolgd door instemming van de abt van de St-Trudoabdij (Sint-Truiden). Op 05.11.1646 werd een verzoekschrift gericht aan de abt in verband met de organisatie van de schans.

Brelaarschans (Houthalen):

De Schans van Brelaar werd opgericht in 1601. Dit blijkt uit het antwoord dat de Heer Vogelsanck gaf, gedateerd 15 september 1601, op de aanvraag van de inwoners van Berkenen, onder Zonhoven, om een schans te mogen graven te Brelaar, dat nochtans op Houthalens gebied lag (zie overname van de akte onderaan). De heer van Vogelsanck scheen wel niet gans gerust te zijn met deze vestingen in zijn land. Zou men die later mogelijk niet tegen hem kunnen gebruiken? Hij behield het recht ze ten allen tijde en naar zijn believen te doen slopen en eiste dat zijn onderdanen zoals vroeger, zijn kasteel moesten blijven bewaken.

Vijverbroekschans (Kessenich):

Het schutteboek van schutterij Sint-Martinus bevat 3 losse documenten waaronder de tekst van het verzoek dat de inwoners van Kessenich op 16 augustus 1642 aan het kapittel van Thorn richtten. Met toestemming van Walraven van Waes, heer van Kessenich en Bronshom, vroegen onze voorouders het kapittel toelating om in het Vijverbroek "in desen dangereuse tijden van oorloghe te mogen opwerpen ende maeken eene schantse". In het document wordt vermeld dat die schans in geval van nood ook aan inwoners van Thorn en Neeritter en hun dieren een onderkomen kan bieden. Op 18 augustus van dat jaar antwoordde het kapittel het verzoek redelijk te vinden en verleende de gevraagde goedkeuring.

Makkenschans (Molenbeersel):

Op 18 januari 1634 verzochten 32 inwoners van Molenbeersel (onder Neeritter) aan het St-Lambertuskapittel van Luik om een schans te mogen oprichten: "Op het smeekschrift der inwoners van Molen-Beersel onder Neeritter, vragende toelating om een schans op te richten in een bunder van de gemeente van die plaats op hun eigen kosten ter vrijwaring van hun goederen en dieren tegen de aanvallen van de soldaten, is toevertouwd aan de heeren directors te overwegen en verslag uit te brengen" Conclusions capitulaires reg. 139, 1633-1644, bladzijde 187 A.E.L. aan het kapittel van St-Lambertus te Luik. Autorisation acoordée aux manants précités 21 Januari 1634.

Geenmeer / Oude schans (Meldert-Lummen):

In 1628 vroegen inwoners van Meldert om over een stuk land te kunnen beschikken om een schans te bouwen. Op het Rijksarchief in Hasselt berust een afschrift uit het schepenregister van die tijd. Het luidt: “anno 1628 den 10 octobris is met consent der heeren afgepaelt, ten behoeve der gemeynten, om hunne schans genoeglyck op te bouwen, een stuck vroente oft heyken, gelegen reg. die v.s. gemeynte Noorden ende Westen, oosten die gemeynte straet, Suyden die Maalbeecke, ende afgepaelt met enen steen, onder conditie dat die gemeynten jaerlicx sullen betaelen vier penningen cheyns, vallende altijt des sondags post St Servati ……”

Rekhovenschans (Lummen) :

De schans werd opgericht in 1638: Aenden wel Edelen Gestrengen wijsen ende seer voorsienighen Heere Heere Guillam van Elderen Heere ter selver plaetschen, Lau, Reckhoven etcetera Wel eEele wijse ende seer voorsienighe Heere

Geven reverentelijck te kennen die gemeynte van Reckhoven uw Edele dienstwillige ondersaten hoe dat sij onlanx int jaer 1638 met consent van uw Edele hebben opgeworpen ende gebauwen seecker fort om in tijde van noot hen vluchten daerop te nemen ende dat alles onder distinct van uwe Edele hen alsdoen soo schriftelijck als verbalick voor gehalden van te blijven in geheel onderdanich ende subject alle servituten die sij den huijse van Lau onderworpen sijn, uuijtgenomen dat alle ende iegelijcke ondersaten timmerende opde schans huijsen, sullen mogen volstaen (: comende afflivich te worden :) mits betalende eenen ceur, oft mortismain soo sij tot noch toe ende van alden hercomen gedaen hebben, te verstaen dat allen die ghenen die beneden ende opde schans sijn huijsen hebbende sullen volstaen mits betalende eenen ceur maer alle ende iegelijcke beneden henne huijsen aff breeckende ende opde schans settende, oft opde schans timmerende ende maer een huijs hebbende sullen vervallen ende sculdig sijn in gelijcken ceur. Biddende daerom oetmoedelijck dat uwe edele gelieve hen hierinne te voorsien, tzij schriftelijck met zegel ende brieffve, oft ten minsten met schriftelijcke apostille hieronder te setten, waerbij sij, ende henne naecomelingen niet voorder van mortismain beswaert oft belast en werden. Allet sonder prejuditie van uwe Edele jurisdictie. D’welck doende etcetera. (Lau = Loye)

Broekkantschans (Opglabbeek) :

Aangezien de bevolking ‘duer dese langduerighe orlogen eende degelijcx ruijten ende roeven van het crijchsvolk soe van d’eene als d’andere zijde, gecomen zijn in goote elendicheijt ende aermoede gemerck zij wijt geseten van enighe steeden om aldaer met hunne beesten ende meubels moghen vluchten…‘ kregen ze op 26 juni 1603 van prinsbisschop Ernest van Beieren toestemming om nabij het dorp ‘sterck te maecken zekere vlecke ende motte… bij maniere van een schantze oft fort..’ (Hansay, 1931; bijlage 1)

Tessenderlo

Op 26.08.1622 werd door de Prinsbisschop toestemming verleend om een schans op te richten.

Ferdinand bij Gods genaede Ertsbischop tot Ceulen des Heyligen Roomsehen

Rijcx deur Italien, Ertscancellier ende Ceurvorst en Bischop tot Luyck, Hildesheim, Munster, Paterborne, Coadiuteur tot Berchtesgaden, Administrateur tot Stavelot, Palsgrave bij Rhijn, Hertoch in Oever ende Neder Beyeren; Westphalen, Engeren ende Bouillon, Marcgrave tot Franctumont, Grave tot Loon, Loringne, Horne, Echt. Allen den gheenen die dese sullen sien oft hoeren lesen, saluyt. Wij hebben ontfangen d'oytmoedige supplicatie van onse lieve ende beminde die gemeene ingeseetenen ons dorps Tessenderloe inhoudende dat alsoe zij gelegen sijn ende renende aen het landt ende steden van Brabant, ende onderworpen veele, jae daegelicxe passagien ende repassagien, logeringe ende uuyteringe der soldaeten, ende dat om llet belach der stadt van Bergen op Zoom zij noch meerder schaeden zijn verwachtende, ende soo geduerende het bestandt oft treve, hunne vlucht plaetsen ende schansen sijn te nyet gegaen, zîj gevonden hebben seekere plaetsen seer bequaeme om aldaer te maecken schansen oft sterckten dienende tot hunne conservatie ende verseekerheyt hunner beesten ende meubelen, ons oytmoedelick biddende om oerloff ende consent die selve op te richten; doen te weeten dat ernstelick geleth op hun verseuck, ende daerop gehoert d'advies van onsen rentmeester in het quartier voers. ende dat alles streckt tot verseekerheyt ende defensie onser armer ondersaeten, hebben hun gegunt, gegeven ende geconsenteert, gunnen, geven ende consenteren mits desen oerloff ende consent die versochte schansen op te richten daer sij die selve alder bequaemste, sullen vinden, om in- die selve in tijd van noode hunne persoonen, beesten ende meubelen te salveren ende vluchten, behoudens dat sulcx geschiede sonder ymandts particuliere interest. Ordonnerende ende bevelende allen ende eenygelick van OAse officieren gerichtsluyden ende ondersaeten die voers. supplianten onse ondersaeten van Tessenderloe van dese onse gratie, oerloff ende concessie te laeten vrijelicken ende vredelick te genieten, sonder hun te doen oft laeten geschieden eenich beleth, hinder oft obstaeckel, want ons alsoe gelieft ende ernstiger wille is. Gegeven in onse stadt Luyck desen XXVI Augusti XVlc ende tweentwintich.

Engsbergenschans (verhuring dd. 01.01.1690) - (Tessenderlo)

Ingevolghe ordonantie van sijne Doorl.Hocheyt onsen Genadighen prince van Luyck, naer voorgaende kerck gebodt, publicelijck sullen verpachten de borgm(eeste)rs der heertganck Enckberghs namentleyck Marten Geerts ende Anthoon Arien met oversteen van scepenen naer genoempt aks oock die rodtm(eeste)rs van den selven heertqanck ende den heerwagen met alsulcke conditie ende restrictie dat niemandt op die voors. 'scanse van Enckberghs en sal moegen sijne woonplatse nemen, ten sij de pachter alleen, ten waere dat iemandt ten contentemente van den heerwagen voor alle peryckelen soo van brant als ansdersints, sullen hebben te stellen goede, vaste en sufficiente henne borghe deser bancks betwanckbaer. Ende sal die selve scanse opgeroepen en opgehanghen worden door den sHeeren dienaer, ende den meeste daer voor bidende sal pachter bleyyen nu ten half meert, die selve scanse te aenveerden gedurende eenen termeyn van drij naest volgende jaeren, alles achtervolghens ordonantie als boven, etc.

Item dat den pachter van die scanse sal hebben naer te comen alle andere conditien, soo van brandt, uyt gaen der beesten, verckens, etc. Seynde vervolghens oock dat den selven sal verobligeert wesen alle jaeren sijnepachte te betalen aen den moderne borgm(eeste)r, overmits dat den selven sal behoorlijcke reparatie doen, soo aen die brugge als elders, alles noot seynde met overstaen van den heerwagen ende is naderhandt aen Anthon Arien verbleyven voor die somme van achtien gls en een half.

Actum desen 1 ma jan(uar)ii 1690 coram Geerinckx ende Boonen scepenen.

Schoterschans (verhuring dd. 06.01.1690) - (Tessenderlo)

Ingevolghe ordonantie van sijne Doorl. Hoocheyt onsen Genadighen prince van Luyck, naer voorgaende kerck gebodt publicelijcken sullen verpachten de borgm(eeste)rs der heerganck

Scoot, namentleyck Hen.Rutten en Geert Van Den Ven met overstaen van scepenen naer genoempt, als oock die rodtm(eeste)rs van den selven heertganck ende den heerwagelt, met alsulcken conditie ende restrictie dat niemandt op, die voors.scanse van Scoot ensal moeghen sijne woonplatse nemen, ten sij den pachter alleen; ten waere dat iemandt ten contentemente van der heerwagen, voor alle peryckelen soo van brandt als anderslns, sullen hebben te stellen goede, vaste ende behoorlijcke binne borghe, deser bancke betwancbaer. Ende sal die selve scanse opgehangen ende opgeroepen worden door des heeren dienaer, ende den meesten daer voor bidende sal pachter bleyven, nu ten half meerdt die selve scanse te aenveerden gedurende eenen termeyn van drij naest volgende jaeren, alles achtervolghens ordonantie als boven, etc. Item dat den pachter van die scanse sal hebben naer te comen alle andere conditien, soo van brandt, uyt gaen der beesten, verckens, etc. seynde vervolgens oock dat den selven sal verobligeert wesen alle jaeren sijne pachte te betalen aen den moderne borgem(eeste)r overmits dat den selven borgm(eeste)r sal behoorlijcke prereparatie doen, soo aen die brugge als elders, alles noet seynde met overstaen van den heerwagen, ende is naderhandt voor die somme van 24 guldens aen Magriet Van Geel verbleyven.

Actum hac 6ta ja(nuar)ii 1690 coram Geerinckx ende Janssens scepenen.

Engstegenschans (Zonhoven)

"De vierde schans van Zonhoven, die van Engstegen, werd ingericht met consent van de heer 'Baron tot Elder ende Vogelsanck', die de toelating verleende 'om uijt die Weijverheijde 'n vierkantige plaetse te palen tot eene schansse. In de oprichtingsakte wordt gesproken van 'nieuwe schans', welke naam ze steeds behoudt in officiële stukken. Zoals 't plan aangeeft, heeft de Engstegenschans de vorm van een trapezium. De borstwering is nog zeer goed te zien en begroeid met eikebomen en kreupelhout. De grachten (tenminste waar vroeger de grachten moeten geweest zijn), liggen nog ongeveer 0,75 m lager dan het middenvlak. Die grachten, waar nu weiland is, kan men nog gemakkelijk onder water zetten. Vroeger zijn die natuurlijk veel dieper geweest. Aan de oostkant zijn ze verdwenen.

Kolverenschans (Zonhoven)

Al in april 1604 waren de voorbereidingen voor de oprichting van een schans voor de inwoners van Kolveren en Eijcken gestart. Uit een akte van 1 april 1604 blijkt dat een zekere Cornelis Jacobs ‘een stuck broeck, gelegen aen die Broeckstraet, groet ontrent een halff bonder’ afstond ‘ter behoeff der gemeijnten Eijcken ende Colveren, om daer te stichten ende vestighen eijnder fortken oft schansen’. Deze overdracht geschiedde voor zeven gulden Brabants ‘jaerlix erf rent, los ende vrij van alle inconvenienten’ (Molemans & Mertens, 1982). De aanvraag tot het oprichten van een schans werd niet gericht aan de heer van Vogelsanck, zoals de meeste schansen in Zonhoven, maar aan de Prinsbisschop van Luik. Op 21 augustus van datzelfde jaar verleende deze de toelating voor het ‘op te werpen van twee schantzen, de ene onder Eijcken ende Colveren, d’ ander ter Meulen’ (Melis, 1947). Zowel de Prinsbisschop als de keizer ‘beschermden’ de schans met hun blazoen: ‘ende op dat niemans hiervan ignoratie ende pretendere hebben den voirs (voorschreven) onssen ondersaeten van Zoenhoven, op die voirs. schantsen ende forten te stellen den keijzerlijcke maiesteit oock onsse blasoen in teijken van sauvegarde’.

Schans in de Daal (Zutendaal)

De Schans in de Daal behoorde tot de heerwagen van Dorp (met Daal en Sprinkele) en Gewaai. Zij werd gegraven in 1641. De «Caerte» of reglement werd goedgekeurd door de prinsbisschop en door de schout Jan Vaes, op 18 mei 1642.

Gerheideschans (Balen)

In 1637 verleende prelaat Nikolaas Brolis, abt van Averbode, aan de inwoners van de wijk Balen-Gerheiden de toelating om een schans op te richten.

Kort samengevat lezen we in deze tekst het volgende: Er mag in Gerheide een schans worden opgericht met vesten en grachten en een oppervlakte van 2 zillen. Er diende een ophaalbrug voorzien te worden en elke schansgezel mocht zijn gedeelte betimmeren met een huis, stal en hut. De pachter van Gerheide had recht op een dubbele plaats evenals de prelaat of het Godshuis. De vis bleef eigendom van de abdij evenals het water.

Ongelberg (Balen)

In 1637 wordt ook hier een overeenkomst gesloten tussen de abdij van Averbode en de inwoners van Ongelberg bij monde van Peeter Emmens e.a. om jaarlijks een contributie, per schansgebruiker, te betalen voor het gebruik van de schans. Ook behield Averbode zich het recht voor om, op een dubbele schansplaats, een tiendeschuur te bouwen...

Zeven Zillen (Vorst-Laakdal)

Op 24 mei 1637 werd een overeenkomst getekend door de regeerders en rotmeesters van de kleine schans. Samengevat: de ingezetenen van Beustereinde en enkele anderen, als huurders, en Hendrik Van Hamme als verhuurder van de schans buiten de Borcht gaan volgende overeenkomst aan: nadat in Meerlaer een schans gegraven werd, hadden zijzelf 'het schansken' gegraven door de gracht van de Berent te verbinden met een gracht op de westkant van de zeven zillen en huurden zij de schans van mr. Johan Van Hamme. Het stuk westelijk van de schans hoorde thans toe aan Hendrik Van Hamme tot in de waterkuil noordwaarts. Door het voortdurende voorbijtrekken van de legers waren ze genoodzaakt naast hun beesten en meubelen ook graan, hooi en stro op de schans te bewaren. Daarom was de schans te klein geworden en verzochten de huurders Hendrik Van Hamme het perceel van 7 veerdelen westelijk van de schans gelegen, bij de schans te voegen. Zij zouden zelf de schans graven en met een brug over de kleine schansgracht de twee schansen verbinden.

Bokkenrode (Meerhout)

In 1622 werd een huurovereenkomst afgesloten tussen Peeter Truydens en zijn huisvrouw Anna Vanden Kerckhoven enerzijds en de "gemeyne ingesetene ende nabueren van Bockenrode" anderzijds. Een perceel genaamd het "venderhof" werd door de "gemeyne ingesetene ende nabueren van bockenrode" gehuurd om er een schans in te richten en dit zolang de huurders het nodig vonden.

Genebroek (Meerhout)

Op 21 mei 1637 duikt de schans van Genebroek voor het eerst op in oude archieven. Die dag verschenen Jan Willems de oude met zijn wettige kinderen enerzijds en de "gemeyne ingesetenen" van de "aertganck" van Genebroek anderzijds, voor Hendrik Belmans. Hij was notaris en tevens secretaris van de Vrijheid Meerhout. Willems verklaarde en bekende, ook ten overstaan van zijn kinderen, dat hij voor de "aertganck" Genebroek verhuurd had "een sekere placke heytschomme" (hoge onvruchtbare grond te midden van weiden gelegen) in zijn beemd alhier te Genebroek, waarop ze voor enige jaren al een schans hadden ingericht die ze nu wilden vergroten.

Achterbos (Mol)

Dit schansperceel wordt in 1628 vermeld met een oppervlakte van 310 roeden en was toen in het bezit van Wouter Hannes. Tussen 1628 en 1653 werd het aangekocht door het savel van Achterbos (V.241, fO 42,206 - meetboek Achterbos 1628-1653).

In 1625 betaalde Achterbos voor het medegebruik nog één derde van de belasting zijnde 4 stuivers en 2 mijten in de schans van het buitengehucht Sluis. Ook Stokt betaalde hiervoor. Hieruit kunnen we besluiten dat de locale schans van Achterbos werd opgeworpen tussen 1628 en 1650.

Heel (Leudal - Nederlands Limburg)

Op 04.05.1584 geeft de kathedraal van Luik de bewoners van Neeritter de toelating hun dorp te beveiligen (Fortifier).

Laarschans (Weert-NL)

Op 06.02.1637 kregen Thijs Naus, Jan Caris en Peter Hoeten met hun buren officieel toestemming om een schans op te richten. In 1683 vinden we de schans opnieuw vermeld, als de schansmeesters van de schans van Laer en de inwoners van de heerschappe Laer met succes aan de magistraat van Weert verzoeken om, net als de andere schansen, vrijstelling van belasting ('schat').

Toevoegsel bij de schansreglementen van de Lechtenschans (Bocholt)

Over deze schans staat nog iets vermeld betreffende een «verdrach der gemeijnte van Bocholtz toucherende het bewoonen der schanse ende andere puncten»:

  • wie op de schans wil tymmeren, woonen ofte vaste domicilie houden moet cautie ende borge stellen ter somme van 3.000 gl.
  • die opde selve schanse begeren te wonen sullen hen moeten bij sufficiante probatie goet ende vroem maecken van naem ende faeme soo aen den heer baron de Bocholtz als grondtheere als oock aen de gemeijnte.