Bilzen (Jonkholt)

Het is niet onmogelijk dat de site ooit heeft bestaan uit een motte en het voorhof. Archeologische opgravingen hebben zich echter vooral beperkt tot de binnenruimte van de latere muren. Mogelijk ging het hier om het voorhof bij de motte. Het bouwrijp maken van de site wordt gesitueerd rond 1200. De eerste houten constructies dateren uit 1200-1250.

Uiterlijk vanaf het begin van de dertiende eeuw was Jonkholt de residentie van de heren van Hoelbeek: plaatselijke grootgrondbezitters die van de graaf van Loon ook een belangrijk deel van het plaatselijk overheidsgezag in leen hielden. Aan het einde van de veertiende eeuw kwam aan die functie een einde. De bezitters van Jonkholt huwden toen in families die andere, beter gelegen en meer comfortabele kastelen bezaten. Toen Jonkholt niet meer als residentieplaats van zijn bezitters gebruikt werd, behield de site een bepaalde economische betekenis. Het kasteel was immers vanouds de zetel van het leenhof en van het cijnshof van de heren van Hoelbeek (bekend van 1361 tot 1795, door de grafelijke administratie van de leenzaal in Kuringen). In het leen- en cijnshof werd de administratie gevoerd van het bezit van landerijen die door de plaatselijke heren in leen of in cijns aan de dorpsbewoners uitgegeven waren. Bovendien was Jonkholt de plek waar de hoeve en de schuren van de heren van Hoelbeek stonden. Hun graan werd er ingeschuurd en hun vee werd er gestald. Wellicht bleef de site die functie behouden in de periode dat de heren er niet meer zelf resideerden, en werd zij beheerd door een rentmeester, allicht ook schout (bestuurlijk beheerder).

Omstreeks 1565-1568, tien tijde van de opstand in de Nederlanden tegen de Spaanse koning, bleek Jonkholt plots van strategisch belang. Willem van Oranje dreigde vanuit Duitsland de Nederlanden binnen te vallen. Daarvoor moest hij de Maas oversteken en over het grondgebied van het prinsbisdom Luik oprukken. Jonkholt was in die periode in het bezit van Richard de Merode, lid van de Spaanse Raad van Oorlog in de Nederlanden, en als zodanig rechtstreeks betrokken bij de voorbereiding van de militaire verdediging tegen de dreiging van Oranje. Jonkholt werd in die periode uitgebouwd tot een militaire vesting, die een passage langs deze route moest ontraden. Mogelijk speelde de site ook een rol als garnizoensplaats ten tijde van de inname van Maastricht in 1578.

Omstreeks 1600 was de militaire rol van Jonkholt uitgespeeld. Als de site tot het midden van de zestiende eeuw nog een rol had gespeeld als administratieve zetel van het Ieenhof en het cijnshof van de heren van Hoelbeek, en als de plek waar de veldvruchten bewaard werden en de dieren gestald, dan had het die rol na 1600 verloren. Vooral ten tijde van de inname van Maastricht werd er in de streek lelijk huis gehouden door allerlei legers, en werden er op grote schaal vernielingen aangericht. Nog tot ver in de zeventiende eeuw zouden er in de verre omgeving van Maastricht talrijke hoeves onbewoond en landerijen onbewerkt blijven. Jonkholt verviel in deze periode tot een ruïne. De rentmeester van de familie de Merode verbleef in Maastricht en kwam nog slechts occasioneel in Hoelbeek. De site werd uitgebaat als weiland, en in de eerste helft van de zeventiende eeuw ter beschikking gesteld van de gemeentelijke bode van Hoelbeek. Hij bouwde er ook een bescheiden woning en huurde de grachten van de voormalige versterking om er vis te kweken.

De aanhechting van onze gewesten bij de Franse republiek in 1795-1796 maakte definitief een einde aan het speciale statuut dat de site ondanks haar vervallen toestand nog had. Hoewel de dorpsheren er niet meer woonden, betekende het bezit van het voormalige kasteel van Jonkholt voor zijn eigenaars uit de families van Guigoven, van Gelinden, Van den Bossche, de Merode, Vaes en van Eyll dat zij in Hoelbeek bepaalde zogenaamde heerlijke rechten en plichten uitoefenden. Zij stelden er de rechters in de plaatselijke rechtbank (de Schepenbank) aan en zij stelden er een gerechtsofficier aan die verdachten van misdrijven vervolgde. Dit systeem werd afgeschaft in 1795-96, zodat Jonkholt van dan af niets meer was dan een met stenen bezaaid stuk land, omgeven door grachten en door een aarden wal.

Toen na de tweede wereldoorlog de landbouw gemechaniseerd werd, bleek de voormalige kasteelsite moeilijk te bereiken en omwille van de ondergrond niet meer interessant voor de landbouw. De site verwilderde. In 1985 ging een grootscheepse archeologische opgravingscampagne van start, die in 1987 voorlopig werd afgesloten. Na de opgravingscampagne werden instandhoudingswerken verricht aan de blootgelegde muurresten en kreeg de site haar huidige uitzicht. Sinds 1987 speelt Jonkholt met wisselend succes een bescheiden rol in het zachte toerisme in Bilzen.

  • Tekst gedestilleerd uit: Loonse ridders of Spaanse soldaten?, Archeologisch-historische studie van de site van Jonkholt 1200-2014, R.Nijssen, T.Verbeken, W.Wouters , Zolad+, publicatie 4, 2015.
  • Bilzen, Hoelbeek, Jonckholtstraat, Ruïne van Jonckholt, IBE-696