Wallen

Op de oude voorstellingen van schansen zijn nergens wallen getekend, met uitzondering van de voorstelling van de scharans van Messelbroek in het kaartenboek van de Parkabdij (foto hieronder). De omvang van deze vroegere wallen blijft giswerk gezien ze overal geërodeerd of geëgaliseerd zijn. In de genoemde RAAP-studie kon enkel worden vastgesteld dat walmateriaal veelal richting gracht is geërodeerd. In stukken van de Bokkenrodeschans (Meerhout) wordt gesteld dat de wal mocht worden verhoogd met russen uit de beemd. Erosie werd tegengegaan door de wallen te verstevigen met palen, takkenbossen en begroeiing zoals struiken en meidoorn. In verband met de schans van Kleine Brogel werd vermeld: Op de schans groeiden wissen (tenen) en hout dat regelmatig werd gekapt en gesnoeid, zoals ook het gras, voor hooi en toemet. (achtermaat) heesters en eiken heesters en bomen met rissen en doornen. In het binnenste werd geploegd en geëgd en klaversaet gezaaid (1769).

En verder stipuleren de schansreglementen dat het strikt verboden was om via de wallen de schans binnen of buiten te gaan en dat er vee op de wal zou lopen.

Maar het lijkt vanzelfsprekend dat wanneer je de moeite doet om een wal aan te leggen je hiermee minstens je familie en vee minstens wil beschermen tegen een geweerschot of een afgeschoten pijl. Een minimale hoogte van een tweetal meter lijkt dan ook meer dan voor de hand liggend. Dit houdt een walbasis in van 4.00 tot 5.00 m. Naarmate de wal verhoogt verbreedt ook de walbasis met de dubbele waarde.

Verder is aangewezen om buiten de walvoet nog een stukje horizontaal terrein te behouden vooraleer over te gaan naar de gracht. Op die wijze wordt erosie van de wal opgevangen en komt uitspoelende grond niet onmiddellijk in de gracht terecht. Dit is zo voorgesteld op de maquette van de schans van Beesel.

Heel wat verwijzingen bevestigen dat hout belangrijk was voor onze voorouders en werd verhandeld. Met betrekking tot de Bokkenrode schans in Meerhout werd in 1634 gestipuleerd dat, als er bij het verbreden van de grachten, elzenhout moest uitgedaan worden, ze elders nieuw moesten planten. Bovendien werd elke huysman verplicht op de kanten van de schans twee wilgen te planten voor het profijt van de verhuurders.

Sommige schansbeschrijvingen maken gewag van palissaden of staketsels op de wal. In verband met de Zeven Zillen-schans te Vorst wordt vermeld: Bij het opzeggen van de schans bleven enkel de poorten, staketsels en ophaalbrug achter voor de verhuurder. De huurovereenkomst van de Genebroekschans in Meerhout stelt: Het was verboden het vreetsel, de afsluiting of omheining van de schans, af te breken of weg te halen.

Al bij al lijkt een algemene toepassing van staketsels of palissaden, behoudens eventueel bij de toegang eerder onwaarschijnlijk. Hiervoor was er heel veel hout noodzakelijk en de boerenschansen waren nooit bedoeld om zware gevechten aan te gaan. Bij de Averbode-tekening van de schans van Zutendaal is dit wel zo voorgesteld, maar deze schans lag dan ook vlak bij het centrum.

Andere verwijzingen naar wallen: (Kroniek Breda en Baronie 1621 - 1816, door dr. A.C.M. (Ton) Kappelhof, Den Haag, editie januari 2019).

Wat gebeurde er in een garnizoensstad in de Republiek der Verenigde Provinciën in de achttiende eeuw en vroege negentiende eeuw? Hoe leefde men op het platteland rond die stad? De registers met besluiten van de Raad van State, de Nassause Domeinraad, het bureau Nationale Domeinen en de notariële archieven laten zien hoe het leven eraan toe ging in een stad die bevolkt werd door regenten, nijvere burgers en zich vervelende soldaten.

  • 1680: Afbraak kasteel van Strijen bij Oosterhout

De middeleeuwse burcht van de heren van Strijen bij Oosterhout dateert van omstreeks 1290. Het imposante gebouw is eigendom van de prins van Oranje. In 1680 wordt het al lang niet meer bewoond. Wonen in een burcht was niet bepaald comfortabel. De ramen waren klein en het was er binnen koud en vochtig. In 1680 staat prins Willem III van Oranje toe om uit het vervallen kasteel stenen te halen en die te gebruiken voor de bouw van een vestingwerk, een zogenaamd ravelijn, in ’s-Hertogenbosch. Tot in de achttiende eeuw wordt het gebouw als steengroeve gebruikt. Er resteert nu alleen nog de helft van een toren, de Slotbossche toren, een beschermd rijksmonument. (bron: Nationaal Archief, besluiten van de Raad van State.)

  • 1680: Vrouwen werken aan de vesting

Bij de grote verbouwing van de vesting Breda in 1677-1683 worden ook de vrouwen van soldaten van het garnizoen ingeschakeld. De meeste soldaten zijn overigens ongehuwd omdat zij zich met hun karige wedde een huwelijk en een gezin niet kunnen veroorloven. De vrouwen moeten klei bewerken en met kruiwagens naar de wallen brengen om daar het talud af te dekken. Een wal bestaat uit een lichaam van zand met aan de buitenzijde een laag taaie klei. De meeste wallen zijn steil. De bovenlaag van klei die met gras begroeid is voorkomt dat de wallen instortten. (bron: Nationaal Archief, besluiten van de Raad van State.)