Zichem: Maagdentoren

Historiek: in 1284 stond hertog Jan I van Brabant een aantal heerlijke rechten en gronden, waaronder Zichem, af aan zijn jongere broer Godfried van Brabant of van Vierzon. Deze bouwde er aan de Demer een kasteel, dat wordt afgebeeld op het stadsplan van J. van Deventer (ca. 1560) en in de Inventaris van de goederen van de abdij van Averbode (1650). De Maagdentoren is echter recenter. B. Roosens brengt zijn bouw in verband met de moord, in 1386, op Jan van Gronsveld door Renier I van Schoonvorst, drossaard van Brabant, die Zichem in 1383 had aangekocht. Dit was de rechtstreekse aanleiding voor de oorlog tussen Brabant en Gelderland die tot 1388 duurde. Het wapenschild van de van Schoonvorsts komt voor op het gewelf van de eerste verdieping van de Maagdentoren. Renier Ir van Schoonvorst, die tussen 1387 en 1398 een glasraam met zijn wapenschild aan de Sint-Eustachiuskerk te Zichem schonk, verkocht de heerlijkheid reeds opnieuw in 1398. Dit betekent dus dat we de Maagdentoren tussen 1383 en 1398 mogen dateren, doch met een zeer grote waarschijnlijkheid tussen 1383 en 1386.

(plan uit: de Donjon in Vlaanderen)

Beschrijving: de kelder (0), afgedekt met een bakstenen koepelgewelf met daarin oorspronkelijk een val, was verlicht door een schuin naar beneden lopende rechthoekige lichtopening (a), waarin een ijzeren raster zat. De huidige deur werd nadien gekapt. De nu verdwenen buitendeur (b) verschafte toegang tot een korte gang (c) en een steektrap (d), beide met een tongewelf overkluisd (Fig. 40). Op de plaats van de verbinding met de wenteltrap is er een spitsbogige nis (e), Halfweg tussen de niveaus 0 en 1 bevinden zich aan de buitenzijde van de toren twee spitsbogige gelobde nissen met gemoulureerde lijst en een half hexagonale sokkel (b, f). Een segmentboogvormige deur (g) geeft toegang tot het ontvangstniveau (1). Dit is het meest prestigieuze ontvangstniveau van onze gewesten: hoog kruisribgewelf met zwaar gedrapeerde figuratieve consoles, sluitsteen met wapenschild van van Schoonvorst (h), beschildering met gotische fleurons langs de randen van de gewelfvlakken. Toch was dit niveau op eerder gebrekkige wijze verlicht: een hooggeplaatst segmentboogvormig venster (i) zorgde voor permanente verlichting. Doch het meeste licht kwam nog van drie segmentboogvormige deur-vensters (j), die uitgaven op halfronde platforms (k), gesteund op vierkante sokkels (1), en waarvan de sporen van het loopvlak (m), de borstwering (n), de gemoulureerde uitkraging (0) en de onder een reeks boogjes uitkomende mezekouwen (p) nog nauwkeurig zijn af te lezen op de buitenzijde van de toren. De afdaling tot op het loopvlak (m) gebeurde waarschijnlijk via een houten trapje; de dorpel (q) is nieuw. De twee schouwen (r) zijn, zoals ook op het residentieel niveau (2), nisvormig en oorspronkelijk segmentboogvormig afgedekt. Niveau 2 is niet rechtstreeks vanop dezelfde traptoren te bereiken: via een rechthoekige deur en een rechte gang met steektrap, afgedekt door trapvormig aangelegde segmentboogvormige gewelven, komt men in een tweede traptoren waarop ook de segmentboogvormige toegang (s) naar het residentieel niveau (2) uitgeeft. Het gewelf draagt geen wapenschild en de consoles zijn eenvoudig gemoulureerd. Vanuit één van de segmentboogvormige vensternissen (t) vertrekt de geknikte gang naar de uitkragende latrine (u). Een trap (v), eveneens afgedekt met een reeks boogjes, leidde naar een verdwenen observatieplatform (w), uitkragend boven de spiltrap (x). Boven de rechthoekige deur (y) hangt een gemoulureerde half octogonale kalkstenen sokkel (z) met een gleuf aan de onderzijde. Het nachtelijk niveau (3) had eveneens een schouw (a'). Aan één venster (b') ziet men nog een omlijsting in witte en ijzerzandsteen ; in een ander (c') is eveneens een steektrap. De spiltrap eindigt er en is met een bakstenen koepel afgedekt. Ongetwijfeld was de Maagdentoren bekroond met een platform, voorzien van een reeks mezenkouwen op boogjes, juist zoals aan d edrie platforms (k). Dit is trouwens duidelijk weergegeven op het plan van Averbode (1650).

  • Fr. Doperé en W.Ubreghts, De Donjon in Vlaanderen, architectuur en wooncultuur, Gemeentekrediet, 1991 (de tekst bovenaan + plannen zijn hieruit over genomen).