Turnhout

Historiek: de geschiedenis van het kasteel van Turnhout is nauw verweven met die van de hertogen van Brabant. Turnhout was hun jachtgebied en vanaf Hendrik I verbleven ze er dan ook regelmatig. Nadat hertog Jan III het land van Heusden had verworven verwoestte zijn tegenstander, Willem van Saffenberg, heer van Gelderland, Turnhout tijdens een nachtelijke plundertocht in 1334 of 1336. Het is echter niet geweten of er toen al een burcht bestond. In 1347 had Maria, de jongste dochter van hertog Jan lIl, ter gelegenheid van haar huwelijk met Reinout 111 van Gelre, het Land van Turnhout als bruidsschat van haar vader gekregen. Vanaf 1364 verbleef ze er regelmatig en, na het overlijden van haar echtgenoot in 1371, nam zij er definitief haar intrek. Volgens de Brabantse Yeesten werd de burcht daarvoor volledig heringericht. Het is dus mogelijk dat men ook toen met de bouw van de donjon is begonnen doch we kunnen niet uitsluiten dat het jaar 1347 als de start van een belangrijke bouw activiteit te Turnhout moet gezien worden. De 17de-eeuwse gravures van L.Vorsterman Jr. en F. Ertinger tonen de donjon in de toestand die architect J. Taymans tijdens de restauratie van 1911-1921 heeft gereconstrueerd. Daardoor is het echter niet meer mogelijk de juiste periode te bepalen wanneer de grote kruisvensters eertijds werden aangebracht: verbouwingen en verfraaiingen werden nl. uitgevoerd in 1506 tot 1519 onder Margareta van Oostenrijk en onder Maria van Hongarije (1505-1558) nadat ze het Land van Turnhout in 1546 van Karel V had gekregen. Tenslotte werd het kasteel, na een brand in 1597 en onder impuls van Amalia van Solms, echtgenote van Frederik-Hendrik van Nassau, kort na 1649 onder leiding van architect P. Post gerestaureerd.

Beschrijving: van de oorspronkelijke verlichting van de kelder (0) is alleen een dichtgemetselde spleet (a) bewaard. Verder zijn alle openingen recent; ook de trap heeft een posterieure verbinding (b) met het aanpalende kasteel. Het gewelf van de trap tussen de kelder (0) en het ontvangstniveau (1) bestaat uit een reeks boogjes, terwijl er hogerop alleen klimmende tongewelven zijn aangebracht. Op het ontvangstniveau 1 is alleen de plaats van de trap zichtbaar, hij werd evenwel vervangen door een gang (c). Het is onmogelijk uit te maken waar de oudste ingang van de burchttoren lag: was het de complexe vensternis (d)? Of gold het hier eerder een sanitaire ruimte of een huiskapel? Het nachtelijk niveau (3) en het niveau 4, juist onder de weergang. werden in 1990 van hun pleisterwerk ontdaan wat meer gedetailleerde observaties toelaat. Bij de aankomst van de trap bevindt zich de S-vormige gang (e) naar een uitkragende latrine. Het vloerniveau van de zaal is er ongeveer behouden doch de balken zijn vervangen wat de te grote, nu dichtgemetselde gaten (f) verklaart. Een schouwpijp (g), die van beneden komt, wijst erop dat alleen tegen de noordmuur schouwen waren opgesteld. Alle andere sporen van schouwen (h) zijn posterieur in de muur uitgehakt. De oude vensters waren ook iets smaller wat men kan afleiden uit de bewaarde uiteinden van de ontlastingsbogen (i). Het kleine vertrek (j) zou kunnen worden geïnterpreteerd als latrine, doch de wit-zandstenen stijlen en de plaats van een scharnier pleiten eerder voor een verbouwde muurkast. Het plafond van de zaal lag hoger. Daarop wijzen de balkgaten op niveau 4 (k) en de afgeslagen consoles (I) (onder de huidige balken van niveau 3) waarop korbeien rustten. Door de verlaging van de vloer is de organisatie van niveau 4 helemaal gewijzigd. De aankomst van de trap van niveau 3 (m), evenals het vertrek (n) van de volledig buiten gebruik gestelde trap naar de vroegere weergang zijn zichtbaar gekomen na de ontpleistering. Er blijft geen spoor over van een stenen trap naar de weergang waardoor men tot het bestaan van één in hout mag besluiten. Aan de voet van deze trap leidde de overloop wellicht naar een latrine (april 1991). De muuroppervlakte in de vensternissen is bekapt omdat ze vergroot werden; de niet bekapte zones (0) zijn de achterkanten van nissen in de oorspronkelijk kleinere vensternissen. De muurkast (p), evenals de resten van een laatgotische schouwstijl (q), gaan mee met de huidige vloer wat erop wijst dat de niveauwijziging waarschijnlijk al van in de 16de eeuw bestond. De nissen (r) behoren wel tot de primitieve constructie. We vermoeden dan ook dat ze moeten gezien worden in relatie tot de bewaking van de weergang (5). Nu leidt een houten wenteltrap (s) naar. de weergang (5). Deze is onderverdeeld in gevangeniscellen (niet weergegeven op het plan). De vierkante vensters, die werden weggerestaureerd, zijn nog zichtbaar onder de bepleistering (t). Alle andere openingen zijn steigergaten. Ongeveer ter hoogte van de oorspronkelijke vloer van niveau 4 bevindt zich een muizentandfries aan de buitenzijde. Alleen ter hoogte van de dikkere, jongere muur van de weergang verloopt ze hoger (u). Ze diende de bedaking van de even oude zijvleugel van het kasteel te ontwijken.

  • Fr. Doperé en W.Ubreghts, De Donjon in Vlaanderen, architectuur en wooncultuur, Gemeentekrediet, 1991 (de tekst bovenaan + plan + foto zijn hieruit over genomen).