4. Wat was er eerst?

De vraag of het voelen door het denken wordt bepaald of omgekeerd, zal voor de mens nauwelijks meer zijn dan een theoretische vraag. Voor wie in eigen leven of in dat van anderen geconfronteerd wordt met psychische moeilijkheden die als disharmonie tussen gevoel en verstand worden beleefd, zal deze vraag belangrijker zijn dan die over de kip en het ei. De vraag gaat namelijk vooraf aan de vraag op welke manier de harmonie hersteld kan worden.

In grote lijnen ontmoeten we vier standpunten ten aanzien van de verhouding tussen verstand en gevoel.

A. Verstand en gevoel reageren afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar op gebeurtenissen. De mens is alleen uit zijn gedrag te kennen en alleen via gedragsverandering tot andere meningen en gevoelens te brengen. Dit behavioristische standpunt kan misbruikt worden om allerlei vormen van dril te rechtvaardigen. Het kan echter ook de ogen openen voor het onthullende karakter van het gedrag, voor de macht van de gewoontevorming. De moderne gedragstherapie maakt hiervan een nuttig gebruik, zonder de mens in zijn waardigheid aan te tasten.

B. Gevoelens ontstaan uit zichzelf en zijn min of meer heilig. Verstandelijke overwegingen ontstaan op basis van deze emoties. In onze tijd wordt dit standpunt o.a. vertegenwoordigd door anti-intellectualisten, die in groepsverband driftontspanning en catharsis - loutering - nastreven door het bewustmaken en uiten van gevoelens.

C. Emoties zijn het resultaat van menselijke evaluaties, schattingen en interpretaties, dus van verstandelijke overwegingen. Fenomenologen staan op dit standpunt. Vooral Albert Ellis (1964) heeft dit uitgewerkt. Hij geeft een rij denkfouten aan waarmee mensen zichzelf bestoken en waarmee ze negatieve gevoelens scheppen. Als voorbeeld enkele van deze "geïnternaliseerde zinnen": - "Ik moet door iedereen geliefd en geprezen worden voor alles wat ik doe." - "Ik moet in alle opzichten volmaakt zijn." - "Ik heb iemand nodig, die sterker is dan ik." - "Alles moet precies gaan zoals ik het wens." Ellis propageert dan betere denkwijzen, die de gevoelens en tenslotte het gedrag verbeteren.

D. Denken en voelen zijn aspecten van het ervaren en beleven, van de meningsvorming en de mening. Het aandeel van elk aspect afzonderlijk is meestal moeilijk te schatten. Ze beïnvloeden elkaar. Als het denken verandert, verandert daardoor ook het voelen en omgekeerd. Het denken verschaft argumenten aan het gevoel door rationaliseringen. Het gevoel verschaft de sfeer, de stemming die zin aan het redeneren geeft. Deze samenwerking geeft ook de beleving van eenheid van de persoonlijkheid, van ergens "helemaal" achter te staan of tegen te zijn. Zolang deze eenheidsbeleving bestaat - individu betekent ondeelbare eenheid - is er weinig aanleiding verschil te maken tussen ik vind, ik denk en ik voel. Pas als er een beleving van onvrede,. innerlijke verdeeldheid, besluiteloosheid ontstaat, of als er onbegrepen moeilijkheden in de relatie met anderen zijn, is er reden te onderzoeken of, hoe en waarom denken en voelen tegen elkaar worden uitgespeeld.

Deze vierde opvatting is die van o.a. de Individualpsychologie van Alfred Adler. Ze heeft enkele voordelen boven de andere. Ze heeft oog voor de totale persoonlijkheid, die meer is dan de som van de eigenschappen en vermogens. Ze heeft ook oog voor de verschillen tussen de individuen, d.w.z. voor het unieke van de persoonlijkheid. Ze stimuleert daardoor een genuanceerder benaderingspatroon, waarin inzichtgeving, bemoediging en training in een op de persoon afgestemde dosering een plaats vinden.

Het toepassingsgebied is groter dan alleen maar de pedagogische of psychotherapeutische relatie. Het omvat alle intermenselijk verkeer. Belangstelling, zorg, empathie, sociale actie tegen discriminatie en andere vormen van betrokkenheid bij het lot van de medemens kunnen gebruik maken van de driehoek: inzichtgeving, bemoediging en training. Deze combinatie is overigens niet alleen te gebruiken in problemen met de ander, maar ook in zelfopvoeding, zelfontplooiing en zelfcorrectie. Deze opvatting sluit de andere opvattingen en de toepassing ervan niet uit, maar relativeert ze en overkoepelt ze.

Stelt de eerste opvatting het gedrag centraal, de tweede het gevoel en de derde de rede, zo ziet de vierde de mening, die de mens heeft over zichzelf, over de wereld en het leven als centraal. De levensstijl geeft uiting aan de daarin verwerkte gedachten en emoties, door op een gekozen manier van doen een gekozen doel na te streven.

De 'levensstijlopvatting" erkent de waarde van de ‘gedragsopvatting'. De mens is wat hij doet en in dit doen zitten aanwensels, goede en slechte, leerbare en afleerbare gewoonten. Het kan nuttig zijn onaanvaardbare, bijvoorbeeld dwangmatige, asociale of criminele gewoonten door training af te leren en sociale vaardigheden te beoefenen. Het kan ook gebeuren, dat de erbij horende gevoelens erdoor worden geactiveerd. Maar het risico is aanwezig dat de vaardigheid leeg blijft, dat het rollenspel een spelen blijft en niet het vervullen van een rol wordt. De kracht van de gevoelens die achter het ongewenste gedrag steken kan zo groot zijn, dat een gedragsverandering niet lukt, of dat hoogstens een symptoomverschuiving plaats vindt.

De aandacht die de laatste tijd aan de emoties wordt gegeven is voor een deel te zien als reactie op een tijd waarin emoties te zeer als ongewenste bijverschijnselen werden beschouwd, als bewijzen van gebrek aan beschaving. Ze moesten dus bedekt worden met zelfbeheersing, ontkenning of verdringing. De grote spanningen die dit verbod tot het uiten van gevoelens opleverde, bleef niet onopgemerkt.

De opvatting dat het gevoel, in de vorm van durende gemoedsgesteldheden, zowel als in de vorm van plotseling opkomende affecten erkend, toegelaten en geuit moet kunnen worden, heeft veld gewonnen.

De gevolgen hiervan kunnen verschillend beoordeeld worden. Training in deze uitingen heeft zeker geleid tot grotere ontspannenheid, eerlijkheid, echtheid en democratisering in de intermenselijke relaties. Het accepteren van en leren omgaan met gevoelens kan bevrijdend werken. Wordt echter het gevoel te zeer heilig verklaard, wordt aan het gevoel te grote superioriteit gegeven boven de rede, of worden bepaalde op het ik gerichte gevoelens zoals lustbevrediging, agressiviteit, assertiviteit, sensitiviteit te zeer bevoordeeld boven sociale gevoelens als gemeenschapsgevoel, verantwoordelijkheidsgevoel, plichtsgevoel dan kunnen de gevolgen fataal zijn. Mensen ongeremd op mensen loslaten met als enig recht het. recht van de sterkste maakt naar het oude gezegde 'van de mens een wolf voor de mens'. op de leiders van de trainingsgroepen die onder verschillende namen bestaan legt dit een zware verantwoordelijkheid.

De als derde genoemde opvatting stelt de rede centraal en biedt daardoor een andere oplossing van emotionele problemen, maar ook een mogelijkheid tot indoctrinatie die als propaganda, overreding of aanpraten bekend staat. Hoe nuttig of schadelijk de hierop gebaseerde suggesties ook kunnen werken, de draagwijdte ervan is toch beperkt gebleken. Sterke gevoelens, dat zijn meestal gemoedstoestanden die vroeg in de jeugd zijn opgeroepen of later zijn ontstaan uit zeer ingrijpende gebeurtenissen, kunnen zeer resistent zijn tegen de rede. Vertrouwen en wantrouwen, moed en angst, gevoel van eigenwaarde en minderwaardigheidsgevoel, liefde en haat zijn enkele gevoelens die zo diep gefundeerd kunnen zijn dat ze moeilijk voor rationele argumenten zwichten. Dan worden de aangeboden suggesties afgewezen als te bedreigend voor een met moeite opgebouwd gevoel van veiligheid. Soms worden goed in de markt liggende opvattingen wel overgenomen, maar dan met een veiligheidsmarge. "Ik vertrouw de mensen wel, maar ik heb nu eenmaal gauw door als iemand wat in zijn schild voert." Het komt ook voor dat mensen voor hun emotionele relatie met het leven moeten putten uit twee perioden in hun leven, die tegengestelde suggesties leveren. Na een oorlog, een gijzeling, een ramp kan een toestand van ontreddering ontstaan, die niet wil wijken voor een rationele analyse.

De 'levensstijlvisie' stelt zoals beschreven de mening centraal die de mens heeft over zichzelf, over de wereld en over zijn plaats in de wereld. Deze persoonlijke mening maakt de mens tot een unicum, een totaliteit en een subject. Denken, voelen en handelen staan samen in dienst van een op deze mening gebaseerde doelstelling. Als het meningenpakket irreëel, asociaal of antisociaal is, zal de doelstelling en dus de levensstijl dat ook zijn. Denken, voelen en handelen zullen dan misbruikt worden.

Denken, rationaliseren kan gebruikt worden om recht te praten wat krom is. Gevoelsuitingen kunnen fungeren als kreten om aandacht en hulp of als excuses voor tekortschieten en voor wangedrag. Handelingen kunnen buiten de verantwoordelijkheid geplaatst worden door ze te presenteren als gewoonten of zelfs als dwanghandelingen.

Eerst als inzicht in eigen arrangementen, moed tot afzien van totale veiligheid en volmaaktheid en bereidheid tot training in een betere levensvoering gewekt kan worden, zal in zulke gevallen een harmonische levensstijl kunnen opbloeien.

IX.AAN DE GRENZEN VAN HET WETEN