I INLEIDING.

Ieder mens heeft een pakket van meningen over verschillende aspecten van het leven. Hij heeft een mening over zichzelf, over zijn eigen waarde, over hoe hij door anderen wordt gezien en geschat. Hij heeft verder een mening over de wereld als organisme of chaos, als speelveld of strijdperk, als aanmoedigend of bedreigend milieu. Dan heeft hij ook nog een mening over de mens en zijn mogelijkheden en beperkingen, zijn vrijheid en onvrijheid, zijn neiging tot het goede of het kwade. Dit pakket van meningen kan worden aangeduid met woorden als levensbeschouwing, levensvisie, levensovertuiging, levensfilosofie, geloof. De keuze van de aanduiding zal afhangen van de mate van voorlopigheid en veranderbaarheid die men wil uitdrukken.

Dat de levensbeschouwing van de individuele mens even uniek is als deze mens zelf, is niet alleen maar een kwestie van de genoemde meningen. Erachter liggen keuzen van prioriteiten van behoeften en erbij behorende doelstrevingen.

Aan een levensbeschouwing zijn niet alleen observaties en gevoelservaringen voorafgegaan, maar ook interpretaties en generaliseringen. mensen kunnen door dit ingewikkelde meningsvormingsproces verwante, maar nooit geheel gelijke levensbeschouwingen hebben. De verschillen lijken of zijn nog groter, doordat een levensbeschouwing niet een soort eindrapport is van een neutrale toeschouwer, maar een basisrapport voor de confrontatie met de uitdagingen van het leven. Een levensbeschouwing levert materiaal voor een grondinstelling, deze voor een opstelling in bepaalde situaties. Hieruit ontstaat dan een levensstijl, een gedragspatroon.

Het is zeker niet zo, dat een levensbeschouwing altijd als een weloverdachte, genuanceerde, rijkgestoffeerde en volledig bewuste filosofie beschikbaar is. Vaak wordt het handelen hoofdzakelijk uitgelokt door enkele samenvattende vooronderstellingen, die uit generaliseringen bestaan, die op weinig feiten berusten en weinig doordacht zijn. In de praktijk van het leven blijkt dit niet eens altijd een nadeel te zijn. Eenvoudige basisopvattingen kunnen, als zij dicht genoeg bij de realiteit liggen en soepel gehanteerd worden, inspireren tot een bevredigend persoonlijk en sociaal functioneren. Zij komen vaak tot uiting in spreuken, spreekwoorden en zegswijzen die de gangbaarheid ervan accentueren. Het kunnen uitingen van grote levenservaring en diepe wijsheid zijn. Het kunnen echter ook huiveringwekkende misvormingen van de realiteit zijn, die aansporen tot wantrouwen, haat, discriminatie, depressie, wanhoop.

Wie er de voorkeur aan geeft de motivaties achter zijn motiveringen zorgvuldiger te onderzoeken, zal daarvoor verschillende redenen kunnen opgeven. Vergroten van de zelfkennis versterkt het gevoel van eigenwaarde, van welzijn en van vrijheid. Het opent de mogelijkheid tot zelfontplooiing en zelfverwezenlijking, tot verhoging van de kwaliteit van de bijdrage aan de gemeenschap.

Deze en soortgelijke argumenten zijn zeker steekhoudend. De zelfonderzoeker loopt echter enkele gevaren, die niet onderschat mogen worden.

Het eerste risico is, dat hij in een niet herkende vrees voor verantwoordelijkheid zijn gerechtvaardigd twijfelen omzet in een weifelen, dat een excuus is voor uitstel en passiviteit. De diepte en genuanceerdheid van zijn beschouwingen over de mens, de wereld en de zin van het leven zullen dan in een steeds grotere tegenstelling staan tot de bruikbaarheid. Een levensbeschouwing die niet tot en met de daad een antwoord aandurft op vragen over zaken als vergankelijkheid, eenzaamheid, onveiligheid, ethiek, verwondering is nutteloos en misleidend.

Het tweede risico heeft ook met de vrees voor het dragen van verantwoordelijkheid te maken. Het is de verleiding om te veel instanties te nadrukkelijk als onwrikbare oorzaken buiten de eigen verantwoordelijkheid te plaatsen. Hoewel het stellen van postulaten - onbewijsbare vooropstellingen -voor alle denken onafwendbaar is, kan het uitgroeien tot een dreigend noodlot, dat alleen nog maar beschreven, niet meer geverifieerd (op waarheid getoetst) of gejustificeerd (op bruikbaarheid getoetst) kan worden. Op inhoud en manier van 'voor waar aannemen' kom ik nog terug. Het derde risico van het denken over mens en wereldbeschouwing is de kans op nog een andere vorm van zelfbedrog. Eén van de functies van een levensbeschouwing is het leveren van aanzetten tot bepaalde gedragingen. Aan het gedrag gaat dus een afweging en een combinatie van belangen en motieven vooraf. Het stereotiepe in dit grotendeels onbewuste proces wordt geleverd door de levensbeschouwing en komt in het gedrag tot uitdrukking. Bij een poging om uit het gedrag, via een schatting van de samenstelling van het motievenpakket te komen tot een doorlichting van de levensstijl en de levensbeschouwing, ligt de vervalsing van de waarneming op de loer. Deze 'tendentieuze apperceptie' (Alfred Adler) kan bij de beoordeling van zichzelf in een poging het gevoel van eigenwaarde te redden of te versterken, leiden tot een accentuering van goede bedoelingen. Minder goed in de markt liggende motieven als ijdelheid, eerzucht, machtsstreven worden dan over het hoofd gezien, gebagatelliseerd of ontkend. Vaak ontmoeten we mensen die blind zijn voor eigen bazigheid, egocentriciteit of hebzucht, maar deze eigenschappen argeloos en onbekommerd hardop aan anderen toeschrijven en verwijten. De levensbeschouwing heeft nog andere functies dan het aanzetten tot een bepaald gedrag. Zij moet antwoorden en dan liefst definitieve en geruststellende antwoorden geven op vragen betreffende veiligheid, waarheid, eeuwigheid, zin of bedoeling, ethiek en geluk.

Het lijkt op het eerste gezicht dat de "gelovige", met name de dogmatisch gelovige, het hiermee veel gemakkelijker heeft dan de "ongelovige". Hij heeft immers alleen maar een, min of meer geheiligde, exegeet nodig om de bedoelingen van God, Christus, Mohammed, De Schrift, Marx, De Natuur, De Traditie of andere heilige of geheiligde autoriteiten uit te leggen. Zo eenvoudig ligt het echter lang niet altijd en misschien wel zelden. Zeker zijn er mensen, die een leven lang zonder te twijfelen toekunnen met uitgangspunten als: Gods wil ... ; Er staat geschreven ... ; De Kerk schrijft voor...; Men behoort...; Mijn vader zegt altijd... . De twijfel aan de autoriteit ligt echter steeds op de loer. De kreet "Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp" is een van de modificaties van de wanhopige vraag aan de autoriteit zich te bevestigen door "tekenen".

De "ongelovige" verkeert van het begin af in een andere positie. Hij kent en erkent wel autoriteiten, maar heeft ze als het ware met beperkte bevoegdheid en tijdelijk aangesteld. Ze leveren hem geen dogma's, maar wel informatiemateriaal voor de opbouw in vrijheid en onder eigen verantwoordelijkheid van een eigen levensovertuiging.

Voor menig "gelovige" is het zo'n schrikbeeld zichzelf voor te stellen als iemand die 'God noch gebod' erkent, voor wie 'niets meer heilig' is, dat hij degenen die zich als humanist aandienen, alleen maar met negatieve benamingen kan aanduiden. Veel mensen, die zich met recht humanist zouden kunnen noemen, zien daar tegen op. Zij vrezen enerzijds de vertaling door hun omgeving in ongelovig, goddeloos, atheïst, onchristelijk, ketter. Anderzijds staat het humanisme bij velen in de reuk van geleerdheid. Wie zich humanist noemt, kan zich even eenzaam en kwetsbaar voelen als wanneer hij zich als filosoof of theoloog zou presenteren. Dit kan voor velen een te hoge drempel zijn.

Wie de presentatie van de humanistische levensbeschouwing ter harte gaat, zal zich realiseren dat, zonder de waarde hiervan te onderschatten, meer nodig is dan voortgaande bestudering van afkomst, inhoud en verwantschappen ervan. Vooral wie zich met vormingswerk of raadswerk bezig houdt, zoekt naar samenvattende' conclusies in een niet-exclusieve taal.

Verder is het van betekenis de polarisatie tussen godsdienst en humanisme niet te vergroten. Het is verleidelijk aan alle "gelovigen" de extreme, vaak dwaze en gevaarlijke opvattingen toe te schrijven, die men bij bepaalde groepen waarneemt. Men ziet dan de toenemende tolerantie in vele kerken en groeperingen over het hoofd en voelt zich zo gerechtigd zich intolerant tegenover het geloof op te stellen. Wie alle " gelovigen" tot bijgelovigen verklaart, houdt zichzelf als gelovige over volgens het oude recept:

• Gelovigen geloven wat ik geloof.

• Ongelovigen geloven niet wat ik geloof.

• Bijgelovigen geloven wat ik niet geloof.

Tenslotte is het van belang, dat de humanistische instelling zich manifesteert in de wijze van bezig zijn met en reageren op de grote vragen van deze tijd, zoals aangaande de jeugd, het huwelijk, de arbeid, de democratie, de vrede, het milieu en vele andere. Aan de vruchten zal men ook hier de boom kennen.

Het humanisme dwingt niet tot de keuze van één politieke partij, van één psychologisch, sociaal of cultureel standpunt, maar het stelt wel de onverenigbaarheid met sommige standpunten. De tolerantie van het humanisme heeft namelijk daar haar grenzen, waar ze stuit op de aantasting van eigen opvattingen over vrijheid, menselijke waardigheid, communicatie en coöperatie. De grote marge, die dit laat voor soms vrij ver uiteen liggende opvattingen op allerlei gebied, veroorzaakt nu dat het humanisme zelf op verschillende manieren beschreven kan worden.

Verschillen in referentiekader veroorzaken verschillen in accent, in woordgebruik en in betekenis van de woorden. Men zou kunnen wensen, dat voor de onderlinge verstaanbaarheid deze verschillen zouden verdwijnen. Als dit op een natuurlijke wijze, door onderlinge uitwisseling gebeurt, kan daar niet veel bezwaar tegen bestaan, zolang er maar niet een soort 'tale Kanaäns' ontstaat, die afsluit tegen de buitenwereld. Zou men de eenheid willen verkrijgen en beschermen door verzwijgen van de verschillen, dan zou een kleurloze en onvruchtbare neutraliteit het gevolg zijn.

Het is duidelijk dat het humanisme deze laatste weg niet heeft gekozen. Velen hebben reeds hun voorkeur voor de humanistische levensvisie enerzijds en hun keuze uit maatschappelijke, politieke, psychologische en filosofische uitgangspunten, stromingen en stelsels anderzijds aan elkaar getoetst. Voor de betrokkenen kan dit het zelfinzicht en het inzicht in de samenleving vergroten. Keuzen blijken met elkaar samen te hangen door gemeenschappelijke basismeningen en basisdoelstellingen, die men zich misschien nog niet zo bewust was.

Wie van zo'n toetsingsproces kennis neemt, kan zich verwonderen over het creatieve en unieke van de menselijke persoonlijkheid, over de ingewikkeldheid en rijkdom van het leven en over de relatie tussen beide. 'Zo kan het ook' kunnen we zeggen als iemand zijn postulaten verwoordt, omzet in richtlijnen, toepast in zijn levenswijze. We kunnen nu zijn "waarheid;' interpretatie en hantering van de werkelijkheid naast de onze leggen. Er kan dan een vergelijking, een discussie volgen, die alleen vruchtbaar kan zijn, zolang niet een van de twee waarheden met een hoofdletter geschreven wordt.

Een discussie is vruchtbaar als de waarheden van beide of alle discussianten dichter bij de werkelijkheid komen. Zo'n discussie is een horizontale, die twee of meer winnaars oplevert. Een verticale discussie gaat principieel van de ongelijkwaardigheid van de discussianten en van hun opvattingen en argumenten uit en is erop gericht een winnaar en een of meerdere verliezers op te leveren. Helaas is dit denken in termen van wit - zwart, hoog - laag, meer - minder zeer algemeen. Het constateren van verschillen in opvatting, levenswijze, prestaties, uiterlijk, taalgebruik en afkomst wordt te gemakkelijk omgezet in be- en veroordeling van de individuele mens en van mensgroepen. Deze aantasting van de menselijke waardigheid leidt niet alleen rechtstreeks tot allerlei vormen van discriminatie. Langs een omweg komt zij ook tot uiting in de vorm van een "onderscheiding", die pas kan worden toegekend nadat is vastgesteld of de betrokkene in de categorie ridder, goud, zilver of brons thuishoort. Over zaken in deze inleiding genoemd kunt u in de volgende hoofdstukken lezen. Over vooronderstellingen, hun nut en risico's, over de menselijke persoonlijkheid en zijn verwevenheid in de gemeenschap.

Als motivering voor dit geschrift diene het volgende. Sinds vele jaren noem ik mij zowel humanist als Individualpsycholoog. Dit laatste betekent dat ik mij reken tot de psychologische school van Alfred Adler, de Weense psychiater, die in het begin van deze eeuw samen met Freud en Jung gestalte gaf aan wat de dieptepsychologie wordt genoemd. Al gauw bleken er echter grote verschillen in opvatting tussen de "grote drie". Ze gingen uiteen en werkten afzonderlijk hun eigen ideeën uit. Adler noemde zijn leer de Individualpsychologie. Hij beschreef de mens als een subject - een vrij kiezend wezen - strevend naar een doel, dat grotendeels onbewust is gekozen op grond van een bepaald meningsvormingsproces.

De persoonlijkheidsleer, de relationele, ethische en sociale aspecten van de Individualpsychologie geven nuttige aanzetten voor pedagogische en therapeutische activiteiten. De Individualpsychologie is ondogmatisch. De meeste moderne humanistische psychologen erkennen de invloed van Adler op hun denkbeelden. Onder de Adlerianen van nu bevinden zich veel humanisten, maar ook veel gelovigen van allerlei soort.

Voor mij persoonlijk overlappen Individualpsychologie en humanisme elkaar in belangrijke mate. In mijn persoonlijk leven, mijn relationele en sociale plaatsbepaling en mijn werk, eerst als pedagoog, later als psychotherapeut, heb ik in beide steun gevonden. Ondogmatische visies steunen de creativiteit, soepelheid, openheid en tolerantie.

Ik wil niet proberen te bewijzen, ik wil zelfs niet beweren, dat Individualpsychologie een humanisme is of dat ze identiek zijn. Humanisme is een levens- en wereldbeschouwing, waarbinnen een theorie over de menselijke persoonlijkheid, een persoonlijkheidsleer onmisbaar is. De Individualpsychologie is zo'n persoonlijkheidsleer, die echter evenals andere psychologieën ingebed is in of gebaseerd is op grondopvattingen, die van filosofische of levensbeschouwelijke aard zijn. Humanisme is dus een ruimer begrip dan Individualpsychologie.

Mijn uitgangspunt is, dat een humanistische persoonlijkheidstheorie op vruchtbare wijze in termen van de Individualpsychologie beschreven kan worden, omdat de basisopvattingen van de Individualpsychologie humanistisch zijn.

Mijn bedoeling is te schrijven over zaken die mij als humanist bezig houden. Ik wil daarbij vrijuit kunnen putten uit mijn referentiekader zonder de indruk te maken nieuwe dogma's naar binnen te schuiven. Als de "andere woorden" soms verwondering of verzet oproepen en tot discussie aansporen, zal mij dat verheugen. Een lijst van geraadpleegde boeken en artikelen geeft een globale verantwoording.

Tenslotte wil ik graag met dank de namen vermelden van drs. P.J.G.Janssen S.M.M., pastoraaltheoloog, drs. H.M. van Praag - van Asperen, psychotherapeut, drs. Ph.H. van Praag, psycholoog. Zij hebben de tekst kritisch doorgelezen en zullen op verscheidene plaatsen de sporen van hun interventies aantreffen.

II.VOOR WAAR AANNEMEN