1. Weten en geloven

Aan deze zijde van de grens van het weten, kennen en begrijpen is het mogelijk onze belevingen te beschouwen door middel van analyse, vergelijking en logische gevolgtrekking. Dit onderzoek kan gestimuleerd, begeleid, gecorrigeerd en gevolgd worden door gevoelens. Nieuwsgierigheid, weetgierigheid, onzekerheid, uitdaging, verwondering werken uitnodigend. Gevoelens van voldaanheid en onvoldaanheid begeleiden het proces en kunnen uitgroeien tot vreugde en verdriet. Een onderzoek dat leidt tot meer weten en beter begrijpen geeft een gevoel van persoonlijke groei en zich beter thuis voelen in het leven.

Een vastgelopen onderzoek kan tot verschillende reacties leiden. Wie als basisstellingname van het standpunt uitgaat, dat al het ongewetene in principe toegankelijk is voor het onderzoek en de rede, zal volhouden, omdat dit overeenkomt met de zin die hij aan zijn leven heeft gegeven. Wie uitgaat van de stelling 'ik kan niet alles weten' of 'men kan niet alles weten', kan dit aanvaarden, of er althans al of niet mokkend in berusten. Wie deze begrenzing niet aanvaarden kan, heeft de mogelijkheid te hopen of verwachten dat de waarheid hem eenmaal in volle omvang onthuld of geopenbaard zal worden van hogerhand. In afwachting daarvan kan hij zich dan meer of minder actief op deze verlossing of verlichting voorbereiden.

Samenvattend kan worden gezegd, dat de manier waarop iemand bezig is door te dringen in de wereld van het nog onbekende afhangt van zijn persoonlijke levensstijl gebaseerd op meningen. Het lijkt me dat Van Praag (1978) ongeveer hetzelfde bedoelt als hij zegt dat het beschouwen van de beleving voorafgegaan en beïnvloed wordt door een geesteshouding. Op deze grondslag die in hoofdstuk V. in termen van instelling, opstelling, levensplan en levensstijl beschreven is, ontvouwt zich dan een manier van worden, zijn en doen. De woorden die daarvoor gebruikt worden, zoals levensbeschouwing, visie, inzicht, besef, overtuiging, houding zijn niet synoniem, maar drukken een grotere of kleinere helderheid, onwrikbaarheid of activiteit uit.

Zo zal dan de individuele mens zijn eigen kijk op het leven hebben, d.w.z. dat hij selecterend waarneemt en selecterend interpreteert, Het is niet goed om in te gaan op de eigen inbreng en de eigen verantwoordelijkheid van de mens in zijn belevingen en zijn lot zonder nadrukkelijk te wijzen op het feit, dat in alle tijden miljoenen mensen hebben moeten leven of omkomen als vluchtelingen, gedeporteerden, onderdrukten, verarmden, ondervoeden, terwijl anderen in geluk en voorspoed zich hebben kunnen ontwikkelen en van het leven genieten. Maar het zou ook onjuist zijn daarom af te zien van de vaststelling, dat de mens als subject ook belevingen en hun interpretaties kan uitkiezen om ze daarna voor een persoonlijk doel te gebruiken of misbruiken.

Als we bij onze confrontatie met de wereld en het leven spreken over een grens, suggereren we het bestaan van twee werelden. De eerste wereld is die van de vraagstukken en problemen. Deze vragen om een wetenschappelijke benadering, waarbij woorden als objectiviteit, redelijkheid, waardevrijheid als signalen langs de weg staan om de zuiverheid van het onderzoek te garanderen. De tweede wereld is die van de wonderen, de mysteries. Deze vragen om verheldering door een eerbiedige benadering, waarbij woorden als subjectiviteit, gevoeligheid, waardegebondenheid dienen om de diepte van het onderzoek te garanderen.

Als dan de grens als scherp en onwrikbaar wordt gezien, kan de diskwalificatie tussen de aanhangers van het "natuurlijke" en het "bovennatuurlijke" beginnen.

Zien we de opstellingen echter als in een continuüm met ergens een vage en verplaatsbare grens als aanduiding van een keuze, dan openen zich nieuwe mogelijkheden. Het blijkt dan dat in de wereld van het kenbare de verwondering, de schroom en de bewondering voor het onverklaarbare niet behoeft te ontbreken.

Het blijkt dan ook dat in de wereld van het onkenbare de behoefte aan objectief onderzoek om Het wonder te ontdoen van het overbodige niet behoeft te ontbreken. Ik denk dat zo het echte kwaad, namelijk het extremisme wordt vermeden. De tolerantie van de mens t.o.v. de opvattingen van de medemens moet daar eindigen waar de verblindheid van extremistisch fanatisme van die andere mens communicatie onmogelijk maakt. Deze humanistische en democratische opstelling is gelukkig niet alleen te vinden bij hen die zich bewust humanist noemen. "Pour discuter il faut Etre d'accord." Dit spreekwoord kan in dit verband worden begrepen als de noodzaak dat discussie voorafgegaan wordt door de erkenning van het recht van de ander op een afwijkende mening.

Deze opstelling heeft nog een ander voordeel dan het bevorderen van de communicatie. Ze vergroot ook voor de individuele mens de marge van vrijheid om de eigen opvattingen te wijzigen of bij te sturen, om van ervaringen te leren en daaruit conclusies te trekken. We behoeven zo'n verandering geen bekering te noemen.

Dit laatste woord duidt op een grensoverschrijdende stap. Het kan zowel een bevrijding van een extremistisch dogmatisme betekenen als juist een overgave aan een gesloten dogmatisch systeem. Beide vormen van bekering kunnen een geluksgevoel teweegbrengen. De eerste een gevoel van bevrijding van dwang, de tweede een gevoel van bevrijding van angst. Anders gezegd: de eerste geeft een gevoel van vrijheid, de tweede een gevoel van veiligheid. Bekering is dus een stap van ongeloof naar geloof of omgekeerd. Met geloof wordt hier dan zowel bedoeld een materialistisch geloof in een evolutie met een ingebouwd doel, dat een heilstaat voor mens en gemeenschap belooft, als een spiritualistisch geloof in een voorzienigheid die gestalte heeft gekregen in een theïstisch, deïstisch of pantheïstisch godsgeloof. Ook deze vorm van geloof ziet de belofte van een staat van heil in het verschiet. Beide vormen van geloof hebben deterministische, autocratische trekken. Tussen deze twee geloofswerelden ligt de wereld die meestal wordt aangeduid als die van het ongeloof. Deze aanduiding is echter onvolledig. Om dit te verduidelijken kan het continuüm van standpunten worden weergegeven als een cirkel met drie

segmenten (zie Figuur 2.).

Bij een poging tot beschrijving van deze segmenten of sectoren door enkele kenmerken te noemen moet wel bedacht worden dat deze kenmerken niet zo vast liggen als door de opsomming lijkt. Iemand kan zich politiek in een andere sector thuis voelen dan levensbeschouwelijk, bijvoorbeeld een socialistische dominee, een christelijke vakbondsleider. Met deze restrictie kunnen in het volgende schema enkele invloeden genoemd worden die in de drie sectoren op te merken zijn.

sector A

Materialisme

Atheïsme

Rationalisme

Collectivisme

Autocratie

Revolutie

Natuurwet

dogmatisme

sector B

Realisme

Agnosticisme

Relativisme

Gemeenschapszin

Democratie

Evolutie

Zingeving

vrijzinnigheid

sector C

Spiritualisme

Theïsme

Determinisme

Individualisme

Theocratie

Bekering

Voorzienigheid

Dogmatisme

Zoals alle schema's moet ook dit met voorzichtigheid gehanteerd worden. Ten eerste omdat aan de gebruikte termen niet altijd dezelfde betekenis wordt gehecht. Ten tweede omdat de genoemde invloeden niet zo exclusief in één sector werken. Ten derde omdat de grenzen tussen de sectoren, zoals door het woord continuüm al is aangegeven , vaag en verplaatsbaar zijn. Om dit te verduidelijken kunnen we de grenzen die in de figuur zijn aangegeven wat nader beschouwen.

Grens 1 is de grens waar 'les extrémes se touchent'. In de buurt van die grens verblijven degenen die hun "links" of "rechts" fanatiek dogmatisme baseren op een nauw omschreven geloofs- en denkschema, waarvan iedere afwijking als afvalligheid wordt veroordeeld.

Als deze beide extreme groepen al akkoord zouden gaan met het idee opvattingen in een continuüm te rangschikken, zouden ze zeker bezwaar maken tegen weergave ervan in een cirkel. Het is eenvoudiger de grote afstand van een tegengesteld extremisme te herkennen dan de overeenkomst. Daarom zal een continuüm als rechte lijn beter aanvaardbaar kunnen zijn, al past ook dat niet zo in het zwart-wit denken. In rustige tijden lijken deze groepen niet zo groot, maar in tijden van réveil kunnen ze , vertegenwoordigd en aangevuurd door een inspirerend leider , uitgroeien tot grote en gevaarlijke volksbewegingen.

De grenzen 2 en 3 geven de vage overgangsgebieden aan tussen geloof en ongeloof. In deze gebieden verblijven of bewegen zich verschillende groepen. In de figuur zijn ze aangeduid als a, b, c en d.

Groep a bevindt zich nog in de zone, waar onderwerping aan de dogma's van materialisme en atheïsme de veiligheid van het zeker weten beloven. De nabijheid van een zone met een cultuur van meer vrijheid, autonomie, democratie werkt uitnodigend, zodat een spanningstoestand ontstaat tussen de behoefte aan geborgenheid en de behoefte aan vrijheid.

Groep c bevindt zich in een soortgelijke positie. Het zijn echter andere zekerheden die door relativering bedreigd worden, door de nabijheid van en de communicatie met een andere cultuur. We zien dan ook soortgelijke ontwikkelingen.

Sommige vertegenwoordigers van deze groepen zullen zich na diepgaand onderzoek definitief aan een van beide kanten vestigen. Ze kunnen het daardoor moeilijk krijgen, omdat ze zich in een zone bevinden waar beschuldiging van tweeslachtigheid van beide kanten dreigt.

Anderen verwijderen zich verder van de grens. Ze schieten door naar een negativisme dat alleen maar ontkent uit verbittering over het verlorene, of ze keren terug naar een definitieve overgave aan de dogma's die hen beschermen tegen afvalligheid.

Dan zijn er nog degenen, die hun dogma's definitief kwijt zijn en hun troost en veiligheid zoeken bij een goeroe, die zijn wijsheden van zo ver weg haalt, dat er niets meer te controleren valt.

Tenslotte blijft dan nog over de categorie, die bij het oude geloof, links of rechts ,blijft, maar 'er niets aan doet'. Hiertoe behoren de traditionelen, de passief conservatieven, maar ook de conflictvermijders en de onverschilligen.

De groepen b en d zijn ook met elkaar verwant.

Groep b zouden we die van de radicaal - humanisten kunnen noemen. Zij zullen zich liever atheïstisch noemen dan agnostisch. Als ze zich humanist noemen - wat niet altijd het geval is - zullen ze protesteren tegen iedere poging enige mystiek of religiositeit aan het humanisme toe te voegen. Zij zijn politiek meestal links georiënteerd, gesteld op een goede organisatie met duidelijke grenzen. Omdat ze sociaal ingesteld zijn, zijn ze ook zelf bereid zich in een groepsdiscipline aan te passen om gezamenlijk sociale doelen na te streven. Binnen het georganiseerde humanisme kunnen ze van grote waarde zijn, niet alleen door hun activiteit op het gebied van de sociale vraagstukken van deze tijd, maar ook omdat ze een tegenwicht vormen tegen een neiging tot een te individualistisch en vergeestelijkt humanisme. Vanzelfsprekend zijn ook hier - zoals in iedere radicale groep - de pathologisch ontevredenen te vinden, die altijd wel ergens tegen en zelden ergens voor zijn. ook zullen er hier wel zijn, die op zoek zijn naar een grotere veiligheid door discipline van buitenaf.

Groep d kunnen we die van de religieus -humanisten noemen. Zij leven in het grensgebied, waar ze communiceren met deïsten, pantheïsten, buitenkerkelijken, vrijzinnig godsdienstigen. Deze hebben de "levende God, die hemel en aarde gemaakt heeft en niet laat varen de werken zijner handen" teruggebracht tot een soort constitutioneel monarch, die alleen maar schepper of alleen maar symbool van de eenheid is. Zij hebben als het ware de Vader, de Herder, de Koning de rug toegekeerd en kijken met enige schroom in de richting van de vrijheid.

De religieus - humanisten naderen de grens van de andere kant. Zij hebben hun ervaringen beleefd en doorleefd, onderzocht met verstand en gevoel en ze zijn gestuit op het onverklaarbare, het onverwachte, het onvoorspelbare. Tegenover deze ervaringen laat hun methode van onderzoek hen in de steek. Anders dan andere humanisten hebben zij daarop geen antwoord gevonden zonder het stellen van "bovennatuurlijke krachten".

Anders dan de godsdienstige mens hebben zij niet de "zekerheid des geloofs", maar de behoefte aan meer zekerheid is wel aanwezig. De zekerheid die de religieuze mens, ook de religieus -humanist zoekt, is echter niet alleen de veiligheid, maar ook meer te weten over de oorsprong en de zin van het leven, over de betekenis van belevingen 'die alle verstand te boven gaan'. Hij zoekt naar een leidend beginsel, dat het begrepene en het onbegrepene, het natuurlijke en Het bovennatuurlijke bij elkaar brengt. Hij kan dit beginsel vinden door het te stellen en te benoemen: "God bestaat". Hij kan ook zijn topervaringen samenvatten en zeggen: "Dit noem ik God".

De meeste religieus - humanisten zullen deze benoeming vermijden. Zij kennen deze ervaringen en emoties wel, maar vinden het woord God te veel belast door het vroeger, maar ook nu nog wel, gelegde accent op de Vader-, Herder-, Koningrol, waardoor ze zich tot object, tot kind, schaap en onderdaan gemaakt voelen. Er zijn echter ook humanisten die de positieve kanten van het godsgeloof, zoals gevoelens van verbondenheid, dankbaarheid, geïnspireerdheid, verering zo sterk beleven dat zij dit niet willen missen.

Onder degenen die de weg naar het geloof in een persoonlijke God niet kunnen of willen gaan, zijn er ook die onderdak zoeken in een of andere min of meer parapsychologische groep, die iets kan redden van wat men kwijt dreigt te raken: een leven na de dood, een eindtoestand van heil, zaligheid, alwetendheid, volkomenheid, een bevrijding van belemmeringen en innerlijke remmingen die een zelfverwezenlijking in de weg staan. Men zoekt het in spiritisme, theosofie, astrologie, oosters georiënteerde groepen met een "verlichte" maar veeleisende meester. Vaak heeft dit een escape karakter. De "spontane" ervaringen lijken dan te veel op artefacten, die achteraf worden gesanctioneerd en als bewijs worden gebruikt.

Het zoeken naar een religieuze bovenbouw lijkt mij een te rechtvaardigen bezigheid. Als de labiele, ontspoorde of wanhopige mens hierin echter een oplossing van zijn moeilijkheden zoekt, zonder voldoende deskundige bijstand van zielzorg of psychotherapie is dat niet zonder gevaar. De hausse in allerlei soorten trainingsgroepen, waarin op zichzelf waardevolle technieken vaak zonder selectie, zonder voorzorg werden toegepast door daartoe niet altijd bekwame leiders, ebt gelukkig weg. Te hopen en te verwachten is dat technieken als meditatie, training in het omgaan met gevoelens, in het beleven van de eenheid van lichaam en psyche, in het verhogen van de zelfwaardering en in sociale vaardigheden behouden blijven.

Als ze ontdaan zijn van hun vermeende magische werking, kunnen ze in een behandelingsplan gebruikt worden waar dat geïndiceerd is. Ontreddering en ontsporingen kunnen dan voorkomen worden.

2. Ongeloof en humanisme