1. De tweedeling

Zodra iemand over zichzelf gaat nadenken, haalt hij zich allerlei moeilijkheden op de hals. Hij begint onderscheidingen te maken, die gemakkelijk uit de hand lopen door scheidingen of tegenstellingen te worden.

Communicatie over wat er in zo'n zelfonderzoek plaatsvindt, is moeilijk. In pogingen van verschillende schrijvers duidelijkheid hierin te krijgen, komen we tweetallen tegen als ik & zelf, subject & object, persoonlijkheid & identiteit, lichaam & ziel, gevoel & verstand, aangeboren & aangeleerd, bewust & onbewust. Verder ook nog drietallen als lichaam, ziel en geest; es, ego en superego; kind, volwassene en ouder. Doordat de definities van deze woorden bij verschillende schrijvers vaak ver uiteenlopen is een samenvatting van de standpunten niet mogelijk.

Wie helderheid wil verkrijgen over de manier waarop hij bezig is met zichzelf om te gaan, zal de formuleringen van anderen wel in zijn overwegingen kunnen betrekken, maar door selectie tot een eigen standpunt moeten komen.

We hebben overigens behalve de aangeduide bronnen ook nog tot onze beschikking de spontane uitingen van onszelf en anderen op momenten, dat wij de gevoelsbeleving hebben dat een deel van onszelf zich kritisch beschouwend opstelt tegenover een ander deel van onszelf.

Enkele voorbeelden:

• Ik ben tevreden respectievelijk ontevreden over mijzelf.

• Ik neem dat mijzelf kwalijk.

• Ik kan het hierover met mezelf niet eens worden.

• Ik kan er mijzelf niet toe krijgen.

• Ik was buiten mezelf van blijdschap, van woede.

• Ik kon mezelf wel voor de kop slaan.

• Ik had mezelf niet in de hand.

Zo zijn er nog veel meer uitingen waarbij we een'zelf' prijzen, afkeuren, verontschuldigen, de schuld toeschuiven.

Voor we ingaan op de inhoud en de relatie van deze twee delen van de menselijke persoonlijkheid, moeten we ons eerst afvragen wat de realiteitswaarde van deze tweedeling is. Bij een levend organisme is het geheel meer dan de som der delen. De mens is een levend organisme, dat als een totaliteit, een individu, d.i. een ondeelbare eenheid, een doel nastreeft.

Als dit een aanwijsbaar doel is, verwijst het naar een hiërarchie van deeldoelen, met een onbewust fictief levensdoel aan het eind. Deze holistische, ophet geheel gerichte, en finalistische, op het doel gerichte, visie op de mens zal verhinderen een intrapsychische spanning te beschrijven als een strijd tussen aanwijsbare delen of eigenschappen van het organisme.

Het is natuurlijk wel onmiskenbaar, dat mensen zich vaak gedragen en zich ook voelen alsof twee tegenstrijdige krachten zich in hen meten. Maar achter zulke gedragingen en gevoelens staat een mens, die bezig is van een oplosbaar vraagstuk een onoplosbaar probleem te maken. Hij creëert en onderhoudt een innerlijk conflict.

Hoe en waarom? Laten we dat aan de hand van een voorbeeld bekijken.

Een jonge man is aan het solliciteren. Tijdens zijn opleiding werd hij beschouwd als een goede, wat eerzuchtige leerling, die duidelijk opzag tegen tentamens. Nu heeft hij al verscheidene keren gesolliciteerd naar posten waarvoor zijn opleiding voldoende is. Tijdens het laatste sollicitatiegesprek loopt het telkens mis. Mede op aandrang van zijn ouders wil hij nu in psychotherapie wegens nervositeit.

Als we onderzoeken welke rol hij tot nu toe in zijn lot heeft gespeeld, valt het volgende op. Hij is als kind ermee akkoord gegaan dat een van de levenstaken van de mens en dus ook van hem is, zich te ontwikkelen in een richting die hem in staat stelt dienstbaar te zijn aan de samenleving. Hij is dus bereid te werken. Hij blijkt intelligent en actief genoeg te zijn om op school een goede leerling genoemd te worden. Al gauw wordt het duidelijk dat hij om een nog niet bekende reden heel hoge eisen aan zichzelf stelt. Hij moet de beste zijn en mag niet falen. Voorlopig neemt hij hindernissen in de vorm van testsituaties als proefwerk, tentamens en examens nog, zij het met angst en beven. Hij zou eens ontmaskerd kunnen worden. Tenslotte vindt hij de laatste drempel, die tussen leerling en functionaris, te hoog. vlak voor die drempel Weet hij overtuigend aan te tonen, dat men er wijzer aan doet niet met hem in zee te gaan.

Er zijn nu nog twee stappen nodig om een behaaglijke status-quo te bereiken. In de eerste plaats moet hij de mislukking toeschrijven aan een instantie die buiten zijn verantwoordelijkheid ligt. Hij kiest nervositeit. Hij had ook de onaardige selecteur, de jeugdwerkloosheid of zijn onbeheersbare zelf kunnen aanwijzen. Als hij nu nog zijn goede wil en ijver aantoont door met zijn nervositeit in behandeling te gaan, kan hij voorlopig vooruit. Zijn 'ik' is nog altijd de veelbelovende, intelligente, ijverige, bekwame jonge man, die helaas met een weerbarstig 'zelf' in de vorm van nervositeit zit opgescheept. Maar hieraan wordt gewerkt. Zolang deze nervositeit hem maar niet ontvalt, is zijn gevoel van eigenwaarde en zijn reputatie veilig.

Deze beschrijving is niet vleiend en lijkt misschien ongerechtvaardigd en wreed. Het is dan ook de ontmaskering van een 'game' (Berne, 1967), een spelletje, dat iemand speelt Om zijn gebrek aan moed tot onvolkomenheid te verbergen, niet alleen voor anderen maar ook voor zichzelf. Maar het is niet de beschrijving van een onvergelijkbaar geval. Ieder mens staat aan de verleiding bloot zijn streven op te voeren tot het eisen van absolute en permanente veiligheid, superioriteit, acceptatie of beheersing van de situatie.

Soms ontmoeten we iemand die het ideaalbeeld benadert van een persoonlijkheid met een rustig adequaat gevoel van eigenwaarde. Zo iemand zal weinig over zijn waarde nadenken, zich weinig met anderen vergelijken, weinig afhankelijk zijn van de mening die anderen over hem hebben. Hij zal moedig, geduldig, objectief, tolerant, flexibel en sociaal gericht zijn. Hij zal ook niet de behoefte hebben zijn persoonlijkheid te verdelen in een trotse, maar kwetsbare vorst, het ego, die voor zijn reputatie afhankelijk is van en dus zorgen heeft over een weerbarstige major domus, het zelf.

Zolang wij echter behoren tot degenen die onderweg zijn naar zo'n vrijheid, lijkt het zinvol te onderzoeken hoe ons eigen arrangement in elkaar zit. Uit het voorgaande blijkt wel dat zowel individuele verschillen in beleving als in definiëring van de termen ik of ego en zelf de beschrijving moeilijk maken.

2. Het ik of ego