2. Ongeloof en humanisme

In het voorgaande is sector B voorlopig aangeduid als die van het ongeloof. Dit is in zoverre juist, dat de bewoners ervan de waarheden van de beide belendende sectoren in twijfel trekken. Ze behouden zich het recht voor om conclusies, die zij trekken op basis van vermoedens, gevoelens van evidentie of intuïtie, informatie uit "betrouwbare bron", als voorlopig te beschouwen en in discussie te houden. Ze behouden zich ook het recht tot agnosticisme voor.

Bij het beschouwen van de grensgebieden is wel gebleken, dat in deze sector - evenals overigens in de beide andere sectoren -een scala van opvattingen te vinden is. Ligt het verschil in de beide geloofssectoren hoofdzakelijk tussen orthodoxie en vrijzinnigheid, in deze sector heeft het verschil meer met collectivisme en individualisme te maken. Positiever gezegd kunnen we het verschil ook aanduiden als tussen solidariteit en naastenliefde. Solidariteit wijst dan op aanpassing van het individu ten bate van een toekomstige ideale maatschappij, die dan uiteindelijk tot heil van het individu zal strekken. Naastenliefde wijst op bekommernis om het welzijn van de enkeling. Aan het eind ligt dan de mogelijkheid dat die enkeling een beter medemens zal zijn, of in de termen van het geloof toegelaten kan worden in de Gemeenschap der Heiligen, opgenomen kan worden in het Koninkrijk Gods.

Het feit dat in de sector, die we voorlopig die van het ongeloof hebben genoemd, de woorden solidariteit en naastenliefde meestal vervangen worden door coöperatie en gemeenschapsgevoel, geeft aan dat we deze sector die van het humanisme mogen noemen. We hoeven daarmee niet te verhelen dat ook anderen dan humanisten zich hier ophouden. Ik denk bijvoorbeeld aan de teleurgestelden, die hun geloofsidealen zijn kwijtgeraakt zonder er andere waarden voor te hebben teruggevonden. Zij kunnen vervallen tot een verbitterd of wanhopig negativisme of nihilisme. Er zijn ook de oppervlakkigen, de op korte termijn levenden. Zij ' plukken de dag' zonder gehinderd te worden door enig historisch besef. Omdat zij doen 'wat hun hand vindt om te doen', kunnen zij zowel nuttig als schadelijk bezig zijn, al naar de gelegenheid zich voordoet. Ze zoeken de weg van de minste weerstand en hun enige principe lijkt wel het lustprincipe.

De humanist heeft principes. Hij zal weliswaar zijn postulaten zelf willen formuleren, maar er is verwantschap tussen deze formuleringen. De humanisten 'van het midden' zullen zich bijvoorbeeld beroepen op de evolutietheorie. Zij zullen echter erbij aantekenen, dat de mens klaarblijkelijk in zoverre autonoom is, dat hij het evolutionaire proces kan bijsturen. Hij kan de zwakken zo beschermen dat het proces van de 'survival of the fittest' niet meer of nauwelijks meer werkt. Hij kan ook dieren-, planten of mensenrassen of de gehele mensheid uitroeien door onzorgvuldig milieubeheer. Hij kan ook soorten beschermen tegen de ondergang. Humanisten nemen dan ook meestal een open evolutie aan zonder een van te voren vastliggend einddoel.

Vanzelfsprekend ontkennen zij niet dat er veel onverklaarbaars en geheimzinnigs te signaleren is. Zij zullen dit echter niet toeschrijven aan de invloed van goden, geesten, goede of boze krachten, maar aan hun eigen beperkingen.

Voor we ingaan op de wijze waarop humanisten op de wonderervaringen van zichzelf en anderen plegen te reageren, is het nodig nog iets te zeggen over grens 4 in de figuur. Deze is meer bedoeld als een plaatsbepaling dan als een grens. Iemand kan daarmee aanduiden waar hij zijn waarheid op het continuüm ziet. De humanist zal in principe ieders recht erkennen zijn plaats te kiezen, al zullen zijn bezwaren toenemen bij het naderen van de twee extreme standpunten. Zijn eigen standpunt zal hij echter bij voorkeur kiezen tussen de grenzen 2 en 3. Hij zal daarbij het recht willen behouden van de ervaringen te leren en zijn standpunt dienovereenkomstig te wijzigen.

Op het eerste gezicht lijkt het of de plaats waar grens 4 in de figuur vrijblijvend is aangegeven, de meest juiste en aanbevelingswaardige opvatting aangeeft. Er zijn dan ook zeker veel positieve kwalificaties aan deze positie te geven. Het is de plaats die het verst van de beide extremen verwijderd is en daardoor een zekere objectiviteit, tolerantie en stabiliteit waarborgt. Er is voldoende afstand, zowel van een te egocentrische zelfverwerkelijking als van een te collectivistisch materialisme. Een te onbeweeglijk verblijf op deze plaats van het "juiste midden" kan echter ook zijn bezwaren hebben. Het kan tot een kleurloos neutralisme leiden, een schouderophalend of angstig ontwijken van een keuze, tot een tolerantie die meer berusting dan aanvaarding is. Wil het humanisme niet met deze kleurloosheid of onverschilligheid worden vereenzelvigd, dan zal het voort moeten gaan met het onderzoeken en formuleren van zijn eigen beginselen en van de waarden die ook in grensgebieden te vinden zijn. Het zal dan een alternatief, een 'derde weg' kunnen zijn tussen onwezenlijke keuzen als geloof - ongeloof, kapitalisme - marxisme, Mussert - Moskou en behoeft geen jachtgebied of zendingsveld te worden. Binnen het humanisme moet een soepele stellingname mogelijk blijven.

3. Het wonder