3. Het wonder

Over de grens van het weten ligt het wonder. Het dient zich onder verschillende benamingen aan, zoals toeval, coïncidentie of samenloop van omstandigheden, providentie of voorzienigheidmysterie, mirakel. Het geheimzinnige ervan is ook te vinden in het mythische, magische of occulte denken, maar ook in topervaringen als religieuze, kosmische of oceanische gevoelens. Een wonder ontstaat als we een situatie of gebeurtenis beleven als onverwacht, buiten- of bovennatuurlijk, onlogisch, verbazingwekkend, verbijsterend, verblijdend of beangstigend. We vinden deze beleving dan verwonderlijk, wonderbaarlijk en hebben deze door onze verwondering zo tot ons persoonlijk wonder gemaakt.

Eigenlijk zijn we dan al tweemaal kiezend bezig geweest. Bij de waarneming kunnen we ons hebben laten leiden door hoop, vrees, suggestie of indoctrinatie, waardoor de realiteit vertekend is tot een illusie of zelfs een hallucinatie. Als meer mensen hetzelfde waarnemen is de kans op objectiviteit groter, maar niet absoluut. Ook dan kunnen suggesties of een gemeenschappelijke geestesgesteldheid het beeld beïnvloeden. De tweede keuze heeft plaatsgevonden bij de interpretatie. Deze komt vaak tot uitdrukking in de naamgeving. Het woord mirakel doet denken aan een soort stunt, waarmee een godheid, een heilige, een profeet zich manifesteert om zijn superioriteit te bewijzen. Het mirakel verschrikt meestal meer dan dat het geruststelt. Het is een plotselinge ingreep in de natuurwetten of in de tradities. De goocheltruc lijkt erop, maar het geruststellende daarvan is dat we mogen weten dat 'het niet echt is'. Men zegt dat het mirakel op zijn retour is. In ieder geval is er door onderzoek en rede veel van het agressief schrikaanjagende afgenomen. Ook de miraculeuze uitreddingen doen het niet meer zo goed, al worden ze als argument nog wel gebruikt.

Een evangelist vertelt voor de televisie het volgende verhaal.

Hij was ergens op bezoek en stond op het punt het huis te verlaten. Toen hij de buitendeur wou openen, werd hij teruggeroepen. Men wilde hem nog iets vragen. Terwijl hij de kamer weer binnenging vielen er bommen aan de overkant van de straat. Een rij huizen stortte in en de buitendeur van het huis waarin hij zich bevond werd door de luchtdruk naar binnen geslagen. Zijn leven was dus gered.

Hij gebruikte dit verhaal om aan te tonen dat God almachtig en goedertieren is en geen 'aannemer des persoons'. Voor de hand liggende vragen naar het aantal doden, naar de reden van de gramschap des Heren tegen deze overburen werden hem in het interview niet gesteld.

Het mysterie is in het algemeen van beter gehalte. Het is de erkenning van het feit, dat veel toestanden en gebeurtenissen voor de mens onverklaarbaar zijn. Individueel is onze kennis fragmentarisch. Collectief is onze kennis beperkt door wat we de huidige stand van de wetenschap noemen. We lossen vraagstukken op. We lossen erachter liggende problemen op. Het mysterie echter blijft. Hoe meer we het ontdoen van het overbodige, hoe duidelijker het essentiële van het mysterie wordt. Daar, in het gebied van het onoplosbare, blijven de vragen liggen naar het zijn, het worden en de zin. Daar kunnen ook de persoonlijke postulaten gezuiverd worden van het geïndoctrineerde, zolang iemand de moed heeft van ervaringen te leren. Maar deze gezuiverde, onbewezen en onbewijsbare postulaten zijn dan ook Het hoogste goed en verdienen respect, of ze iemand nu stempelen tot Christen, Mohammedaan, Humanist enzovoort.

Voor de humanist is het echter wel essentieel dat hij zijn postulaten wil beschermen tegen dogmatisering, door ze te hanteren als ficties, die voortdurend op hun bruikbaarheid moeten worden getoetst. Evenals veel gelovigen, bij wie hetzelfde streven naar grotere vrijheid in zingeving, doelstelling en vormgeving bestaat, zal hij zich voortdurend bezinnen op wat hij bezig is te doen. In verwondering en ontzag voor het onkenbare zal hij hierbij intuïtie, bewustmaking, gewetensonderzoek en meditatie als middelen kunnen gebruiken.

Als we uitgaan van een ongodsdienstig, democratisch humanisme zullen we echter bij dit onderzoek niet terechtkomen bij een bovennatuurlijke of bovenmenselijke kracht, maar bij onbegrepen natuurwetten of onvermoede menselijke mogelijkheden. Dit geldt ook ten aanzien van bijzondere, indrukwekkende ervaringen, die lang voor ze topervaring werden genoemd onder andere namen zijn beschreven. Een indrukwekkend verslag van zo'n beleving schreef Jan Ligthart.

Hij was 16 jaar en onderweg naar huis van een avondles als kwekeling voor de onderwijzersakte. Hij keek naar de hemel, zag de aarde kleiner worden en de sterren in aantal en omvang toenemen. "Ik sidderde. Een machtige ontzetting greep me aan. ik stond midden in het heelal. De geweldige grootsheid van de hemelruimte sprak tot me. Ik voelde me een heelalbewoner. De kwekeling, die nog geen half uur geleden op de les een onheuse bejegening had ondervonden, omdat hij de draaiing van de aarde om de zon niet had kunnen verklaren, was door de sterrenhemel zelf opgetrokken tot de majesteit der schepping. Zijn kwekelingschap was hij vergeten. Hij voelde zich burger van de oneindige ruimte."

Dan beschrijft hij de gevoelens van twijfel en ellende die daar op volgden, over het slechte beheer door de mensen van deze grootse wereld, over de onoplosbare vraag naar de zin van het leven.

Evenals uit soortgelijke beschrijvingen blijkt ook hier dat in de topervaring vaak elementen als egocentriciteit, compensatie, vlucht en troost te vinden zijn. verrijkend kan zo'n ervaring zijn als ze inderdaad herstel van het gevoel van eigenwaarde, ontspanning, nieuwe moed oplevert. Het feest kan dan ook eindigen zonder een kater en de eis van een permanente staat van extase kan dan achterwege blijven. Het smachten naar of opeisen van zo'n staat van geluk is meestal, misschien wel altijd, geboren uit negatieve gevoelens. Angst voor de dood of voor de onzekerheid van het leven kunnen als zo onverdraaglijk worden ervaren, dat alleen een permanent en totaal geluksgevoel ze kan compenseren of overwinnen. Geluk betekent dan veiligheid, geborgenheid, bescherming.

De behoefte hieraan is menselijk. De mens is een kwetsbaar en sterfelijk wezen. Hij verkeert voortdurend in gevaar. Als hij daarom kiest voor - zich geroepen voelt tot - de dienstbaarheid aan een God, die hem uiteindelijk verlossen zal, is dat een respectabele keus. Er zijn in de historie en in het heden genoeg persoonlijkheden aan te wijzen, die uit de zekerheid van zo'n geloof de motivering en de moed putten tot een zinvol en rijk bestaan. Er bestaat dan ook geen enkele reden en geen enkel recht te proberen iemand van zijn geloofswaarheden af te brengen. Als de humanist deze "waarheden" toch "nuttige ficties" noemt, wil hij ze daarmee niet diskwalificeren, maar juist gelijkwaardig maken aan zijn eigen postulaten. Hij stelt immers aan postulaten niet de eis dat ze bewijsbaar zijn, maar wel dat ze bruikbaar en nuttig zijn in persoonlijke en sociale zin. Bezwaren zal de humanist dus hebben als postulaten een dwingend, onaantastbaar karakter krijgen. Tradities worden dan niet meer op hun waarde onderzocht. Cultuur wordt een te lang volgehouden mode. Symbolen, riten en ceremoniën zijn niet langer middelen om bepaalde gevoelens tot uitdrukking te brengen en samen te beleven, maar krijgen een magisch karakter. Zij dienen dan om gewenste veranderingen af te smeken of af te dwingen.

Hiërarchieën worden geheiligd, waardoor verantwoordelijkheid wordt verlaagd tot louter gehoorzaamheid. Het magisch denken en handelen is voor de humanist onaanvaardbaar. Het is verwant aan op zichzelf gezonde activiteiten als suggestie, zelfsuggestie, voorzorg, vooruitzien of verbanden zoeken. Maar het is de ongegronde en dus ongeoorloofde overdrijving ervan. Als de haan zou denken dat door zijn kraaien de zon opkomt, zou hij enkele fouten maken die een mens kan vermijden. Hij zou ten eerste een te simpel oorzakelijk verband leggen tussen twee gebeurtenissen die gelijkertijd of vlak na elkaar plaats vinden. Hij zou ten tweede zichzelf een te grote en beslissende rol in deze oorzakelijkheid toeschrijven.

Dat kinderen magisch denken en handelen is begrijpelijk en aanvaardbaar. Zij trachten orde te scheppen in de veelheid van indrukken. Zij experimenteren met het leggen van verbanden om zo wat greep te krijgen op wat er straks gaat gebeuren. Van een volwassene mag verwacht worden, dat hij door onderzoek van de verbanden die hij meent te zien, in toenemende mate onderscheid weet te maken tussen het causale, het doelgerichte en het incidentele. Hij zal er dan meer en meer van af zien met magische middelen -al of niet door tussenkomst van een wispelturige godheid - ingrepen in de natuurlijke gang van zaken af te dwingen of af te smeken.

X.WAARTOE DIENT EEN LEVENSBESCHOUWING?