1. Het meningensysteem

In vorige hoofdstukken is de levensstijl al aangeduid als het subjectieve gedeelte van het zelf, als het persoonlijke antwoord op een zich ontwikkelend meningensysteem, als een soort zelf ontworpen grondwet of blauwdruk voor het gedrag. Daarmee is dan aangegeven dat een louter causale verklaring van de wijze waarop de mens zich in de wereld manifesteert niet voldoet. Het woord karakter als resultaat van de invloed van aanleg - en milieufactoren kan niet het sluitstuk zijn van de beschrijving van de menselijke persoonlijkheid. De mens is onvoldoende instinctmatig geprogrammeerd om zonder creativiteit antwoord te kunnen geven op de vele stimuli en uitdagingen van het leven. zijn creativiteit moet hem in staat stellen te vergelijken, van ervaringen te leren, waarde te bepalen, beslissingen te nemen, conclusies te trekken en de generaliserende regels voor een gedragspatroon op te stellen. liet meningensysteem dat zo ontstaat, heeft drie zwakke kanten.

a. Het is gebaseerd op de privé-logica van het jonge kind. Doordat de meningsvorming zich grotendeels afspeelt in de eerste zes levensjaren, is er weinig controle door ervaringsmateriaal van het kind zelf of van anderen. Dit leidt tot te vroege, te weinig gefundeerde generaliseringen.

b. Deze generaliseringen gaan selectief werken. Ze laten alleen bevestigende nieuwe ervaringen toe.

c. Doordat dit proces onbewust, d.i. onbegrepen verloopt, treedt er licht een verstarring op, waardoor ook na de vormingsjaren nieuwe ervaringen meer consoliderend dan corrigerend zullen werken.

Hoe belangrijk de mate van flexibiliteit van het meningensysteem is voor de hele mens kan pas duidelijk worden als bekeken is om welke meningen het gaat, hoe uit die meningen de levensstijl gevormd wordt en welke functie de levensstijl in het leven vervult.

2. Zelfconcept, wereldbeeld en idealen