3.De waarheid

Dit zoeken naar de waarheid vertoont de sporen van de twee basisbehoeften van de mens, die aan veiligheid en die aan uitbreiding. Als de eerste overheerst, zal het streven zich vertonen als een gehaast perfectionisme. Als de behoefte aan uitbreiding, groei, zelfontplooiing het sterkst is, zal de haast minder groot zijn en ook de vraag of een absolute en eeuwige waarheid wel bestaat misschien minder belangrijk zijn. Het idee van de absolute en eeuwige waarheid ontleent zijn waarde en nut - evenals alle andere idealen behalve aan zijn aanlokkelijkheid aan zijn onbereikbaarheid. De waarheidzoeker kan steeds dichter bij de werkelijkheid komen, deze beter begrijpen en beschrijven, maar hij zal ook steeds duidelijker 'weten dat hij niet weet', weten dat hij veel dingen nooit zal weten, omdat hij er nooit aan toe zal komen, of omdat ze boven zijn verstand gaan, of omdat ze boven alle menselijke verstand gaan. Zo is de zoekende mens dus onderweg naar de waarheid met een groeiende marge van vrijheid en de erbij passende verantwoordelijkheid. Als het goed gaat zal hij op deze weg voortgang maken door ervaringen op te doen, te onderzoeken, conclusies te trekken, gevoelens te raadplegen. Maar het zal niet alleen door de onvermijdelijke vergissingen, misinterpretaties, zelfmisleidingen zijn dat het ideaal blijft terugwijken met de horizon. Dat idealen per definitie onbereikbaar zijn, behoeft niet verontrustend te zijn voor wie de moed der onvolkomenheid bezit. Integendeel, wie zich realiseert wat een complete bewegingloosheid en stilte het bereiken van een totaal ideale toestand te weeg zou brengen, heeft daar niet zo'n haast mee. Als wij echter nog eens onze betrokkenheid bij de realiteit accentueren door te stellen dat wij daarin niet alleen belangstellend toeschouwer, maar ook belangstellend deelnemer zijn, krijgt de onvolkomenheid van ons weten een dubbele betekenis. Het spoort ons aan te blijven zoeken naar de waarheid om beter tegen de eisen van het leven opgewassen te zijn. Maar het geeft ons geen uitstel, geen "studieverlof". Wij moeten nu al met onvolledige kennis bijna onafgebroken beslissingen nemen in minder en meer belangrijke zaken, deze beslissingen in daden of onthouding van daden omzetten en de verantwoordelijkheid voor de gevolgen op ons nemen. Misschien is dit een van de grootste problemen van alle tijden geweest: de slechts ten dele wetende mens tegenover en te midden van een onbegrepen en daardoor gevaarlijke werkelijkheid. Al naar de moed die men bezit, kan men deze toestand als avontuurlijk, uitdagend, gevaarlijk of noodlottig aanduiden. Men kan dit probleem tegenkomen als levensbeschouwelijk, politiek, economisch of psychologisch probleem. Zo beschreven lijkt het of nu ook ieder mens dagelijks sinds jaar en dag diep gebukt gaat onder dit onoplosbare probleem. Dit is echter zeker niet het geval. De mens is vindingrijk genoeg om op verschillende manieren een voorschot op de waarheid te nemen. Hij kan dit doen door uitspraken als: het is vanzelfsprekend (natuurlijk, evident) dat...; ik neem aan (geloof) dat ... ; het meest waarschijnlijke is dat... . Door zo het mogelijke, waarschijnlijke, gewenste bij voorbaat als waar aan te nemen verschaft men zich de vrijheid hier en nu in de werkelijkheid te functioneren zonder over de onbereikbare, absolute waarheid te beschikken.

4.Omdat, als, alsof