3. Gemeenschapsgevoel

Het is de voortdurende, provocerende aanwezigheid van de gemeenschap, die uitnodigt de aanleg tot coöperatie door training te ontwikkelen tot bekwaamheid. Het belang hebben bij de gemeenschap stimuleert tot belang stellen in de gemeenschap.

Het is een goede gewoonte het woord gemeenschapsgevoel te reserveren voor een positieve gevoelsrelatie, waarin eigenbelang en gemeenschapsbelang harmonisch elkaar dienen. Het is een gevoelssituatie, die aan het eind van een ontwikkelingsgang kan liggen als deze gunstig verloopt. Dit is niet vanzelfsprekend. De basissituatie doet vrij neutraal aan. Strevingen naar veiligheid, acceptatie, vrijheid, uitbreiding en affectie vinden in de gemeenschap niet alleen hun enige bron en voedingsbodem, maar ook hun enig weerstrevend en vaak vijandig milieu.

De ontwikkeling van het gemeenschapsgevoel is een evolutionair proces, een leerproces en een ethisch proces. Het is dus niet alleen maar aan de natuur over te laten, alleen maar te onderwijzen of alleen maar door een 'gij zult' af te dwingen. Als leerproces gaat het vooral om sociale interactie die leidt tot gewenning, thuisraken, sociale vaardigheden. Aanmoediging tot interactie en dosering van de moeilijkheidsgraad kan het proces bevorderen, terwijl daarna het soepeler functioneren weer bemoedigend kan werken op uitbreiding en verdieping van de communicatie. Deze verdieping betreft de gevoelens die de interactie en communicatie begeleiden. Gevoelens van betrokkenheid, lotsverbondenheid, er bij horen, solidariteit, genegenheid, vriendschap, liefde, verantwoordelijkheid zijn de vruchten van een zich ontwikkelend gemeenschapsgevoel.

Als we dit proces in ons zelf en in anderen gadeslaan, ervaren we de gecompliceerdheid ervan. Een poging om de genoemde gevoelens.en misschien ook attitudes en technieken als identificatie, empathie, dominantie, onderwerping, verwenning, bezorgdheid, zorg samen te vatten als liefde of gemeenschapsgevoel, heeft zowel voor - als nadelen. Een voordeel is dat men zo het gemeenschappelijke in deze gevoelens en gevoelsuitingen kan aanduiden, namelijk de positieve betrokkenheid op de ander. Een nadeel is dat men kan menen met een eenduidig en enkelvoudig begrip te doen te hebben.

Als men van een jongen zegt, dat hij zoveel van zijn vader houdt, behoeft het geen ontkenning in te houden als we vaststellen dat hij zich ook met zijn vader identificeert. In deze fase van zijn leven gebruikt hij zijn vader als voorbeeld. Hij schrijft hem terecht of ten onrechte kwaliteiten toe die hij bewondert en zelf zou willen bezitten. Hij kruipt als het ware in zijn huid, imiteert hem, kijkt met zijn ogen, hoort met zijn oren. Als trainingsfase kan zo'n identificatie, zo'n opgaan in een voorbeeld zeer nuttig werken. Gevaarlijk wordt het als iemand zo'n fase niet achter zich kan laten. Blijvende identificatie met één mens, één groep, één ideologie blokkeert de groei, via meer identificaties, tot zelfstandigheid. De mens komt dan niet verder dan tot kritiekloze volgzaamheid. Wat daaruit bij massale indoctrinatie kan voortkomen toont de geschiedenis op huiveringwekkende wijze aan.

Een volwassener wijze van invoelling en inleving is de empathie. Minder dan bij de identificatie denken we hier aan het prijsgeven van de eigen identiteit en op gaan in de ander. Empathie is een eind-weegs met de ander meegaan, meedenken, meevoelen, waarbij een zekere distantie behouden blijft. Het is een vorm van interesse die zich door meer objectiviteit niet alleen onderscheidt van identificatie, maar ook van sympathie en antipathie.

De uitbreiding van het gebied van de communicatie is een ander aspect van de groei van het gemeenschapsgevoel. Sociaal gezien is dit een concentrische ontwikkeling van het gevoel van verbondenheid met meer mensen. Als de basisverhouding vader, moeder, kind voldoende veiligheid en bemoediging verschaft, kan het kind zijn gevoelens van betrokkenheid, verwantschap en medeverantwoordelijkheid uitbreiden. Dit kan via het gezin en de familie, kleine overzichtelijke gemeenschappen als buurt, school, vereniging en grotere, ideologische verbanden leiden tot een soort verstandhouding met de mensheid in haar geheel. Deze 'common sense' is het redelijk en gevoelsmatig afweten van wetmatigheden, waarschijnlijkheden, betrekkelijkheden en onzekerheden in het menselijk verkeer. Het is ook de bereidheid tot communicatie en coöperatie op basis van deze situatie. 'Common sense' is een combinatie van intelligentie en gemeenschapsgevoel. Het verschil met de 'private sense', de privé-intelligentie, wordt het mooist gedemonstreerd door de komische duo's, waarvan de ene partner, de aangever, de vertegenwoordiger is van de publieke opinie. Hij denkt conformistisch, op de lange baan, in verbanden die iedereen kan volgen. Hij trekt conclusies die iedereen verwacht en is de aangepaste mens, die als karikatuur ook saai, fantasieloos overkomt. De ander is de komiek. Hij denkt op de korte baan, maakt dichtbij liggende doelen los van hun verband. Hij trekt niet-verwachte conclusies, waardoor hij onlogisch lijkt, maar hij is slim op zijn privé-logische manier. Hij weigert in Amsterdam in een trein te stappen waar Maastricht op staat. Hij moet immers naar Utrecht.

Al mag dan in zo'n karikaturale presentatie onze sympathie in eerste instantie uitgaan naar het komisch onverwachte, het ongebonden creatieve van de impulsieve mens, achter dit gedrag ligt toch een tekort. Een tekort aan gemeenschapsgevoel kan op het toneel komisch aandoen, in het leven is het vaak tragisch door de kortsluitingen, misverstanden, gemiste kansen en het isolement die het veroorzaakt.

De ontwikkeling van het gemeenschapsgevoel is een graadmeter voor de geestelijke gezondheid. Wie in de termen gemeenschapsgevoel en ‘common sense' een sentimentele ontkenning van de harde realiteit of een passieve aanpassing en onderwerping aan de maatschappij ziet, zal er tegen waarschuwen. Evenmin echter als verwenning een bewijs is van te veel liefde, evenmin is passieve aanpassing een bewijs van te veel gemeenschapsgevoel. In beide gevallen is het bijmengsel van eigen angsten of geheime wensen de oorzaak van de ombuiging in schadelijke richting.

Wie zich met zijn onvolkomenheden in de onvolkomen wereld thuis voelt, toont dat gemeenschapsgevoel niet sentimenteel en niet slaafs is. Hij heeft een gezond gevoel van eigenwaarde en behoeft dus niet steeds bezig te zijn zichzelf en anderen te bewijzen dat hij er mag zijn. Hij is niet genoodzaakt de kennelijke verschillen tussen individuen ten eigen bate te misbruiken door hiërarchisch, autoritair, discriminerend denken en handelen. Het anders zijn van de ander is niet bedreigend maar belangwekkend en het tast de principiële gelijkheid, gelijkwaardigheid en gelijkberechtigdheid niet aan.

Het gemeenschapsgevoel stelt in staat tot belangstelling voor, geven om, houden van, zorgen voor, samenwerken met de ander. Dit functionele aspect is niet alleen vrucht van dit gevoel, maar het bevordert dit gevoel ook weer. Het geeft bovendien waarde en zin aan het leven en daardoor een gevoel van welzijn en bezig zijn aan de nuttige zijde van het leven. Dit laatste wijst zowel op het gezondheidsaspect als op het ethische aspect van het gemeenschapsgevoel. De mens is van huis uit een sociaal wezen. Hij is voor zijn welzijn afhankelijk van een gemeenschap, die hem dit alleen maar kan geven als hij "van harte" bereid is er een vorm van wederkerigheid mee aan te gaan, zoals de landman die met zijn akker heeft.

VII.STREVINGEN