klokrand van Johan ter Steghe


Getuigenis Johan van Breda 

De getuigenis van stadssecretaris Johan van Breda over het huwelijk tussen Clara van Wou's nicht Engele en Geert van Wou's knecht Jan was een prachtvondst. De combinatie Engele en J(oh)an was al bekend. Dr. C.N. Fehrmann schreef in zijn boek ''De Kamper klokgieters'' al over klokgieter Johan ter Steghe en zijn vrouw Engele. Dankzij de getuigenis van Johan van Breda weten we nu dat Johan ter Steghe vanaf 1519 in de leer was bij Geert van Wou sr.. Dit is de eerste keer dat via archiefstukken over Van Wou een leerling-meester verhouding bewezen kon worden. In 1521 was Johan twee jaar in dienst bij van Wou en had hij nog vier jaar te gaan. Johan ter Steghe zal in 1525 zijn meesterstuk hebben geleverd.

huwelijk met Engele van der Hoeve

Jan werd veel geld toegezegd, als hij met het huwelijk zou instemmen. Iets wat hij na afloop van zijn opleiding goed kon gebruiken om zich zelfstandig te vestigen. Voor Clara van Wou was het van belang dit huwelijk te regelen, omdat haar nichtje dan haar hele leven goed verzorgd zou zijn. Zij zag in de jonge Jan een betrouwbare partner voor Engele. Je krijgt bijna de indruk dat er iets mis was met nicht Engele. Het verloop van het verhaal laat zien dat dit waarschijnlijk zo was.

Een acte uit 1526 bevestigd dat knecht Jan en nicht Engele dezelfde zijn als klokkengieter Johan ter Steghe en zijn vrouw Engele. Het stel zal na de opleiding van Johan in 1525 zijn getrouwd, maar vrijwel direct ontstaan er problemen met de schoonfamilie van Johan. In februari 1526 stapte Johan ter Steghe naar de rechter vanwege de toegezegde goederen uit de nalatenschap van Engele's oom Reyner Jansz.. Bovendien hadden Engele en Johan recht op hun deel uit de nalatenschap van Engele's vader Henrick van der Hoeve († 1524). Johan en Engele woonden in een huis Achter de Nieuwe Muur, naast Alyt van Wilsum en de wedeme (pastorie). Het erf liep vanaf de Nieuwe Muur tot aan de Wedemesteeg. In de tegenwoordige tijd zouden zij wonen in de Prinsenstraat in Kampen, ongeveer op de plek waar nu studentenwoningen staan.

Ruzie met Geert van Wou jr.

Johan ter Steghe werkte veel samen met Geert van Wou jr. Zij zullen ongeveer van gelijke leeftijd zijn geweest en misschien waren ze tegelijk in opleiding bij de oude Van Wou. Vanaf 1536 ontstond er steeds meer vrijwing tussen de beide compagnons. De oorzaak hiervan wordt nergens duidelijk, maar geld lijkt wel een rol te spelen. Uit de verschillende getuigenissen blijkt dat Johan gebruik maakte van de klokgieterij van Geert van Wou jr achter het huis aan de Oudestraat. Dat werkhuis was zeer smal en donker. Zonder kaarsen kon je er niet werken. In november 1542 verbood Geert van Wou jr. Johan ter Steghe toegang tot de gieterij, totdat Johan hem 20 Joachimsdaalders had betaald. Eerder dat jaar was er een vergelijkbaar voorval. Neef Geert van Reess sprak Geert van Wou jr. aan op zijn geruzie met Johan ter Steghe, maar ook dat eindigde in een woordenwisseling. Een acte uit de zomer van 1543 geeft misschien een beetje meer inzicht. Geert van Wou jr. kreeg in juli 1543 vanuit Zwolle de opdracht om vuurwapens te maken. Hierover moest hij overleggen met Johan ter Steghe. Dat overleg gebeurde via Johan van der Hoeve en priester Goosen van Voerst. De hemelsbreed 500 meter van elkaar wonende klokkengieters spraken niet meer met elkaar. Er blijkt dan een verbondsbrief te bestaan tussen beide heren: een afspraak over verdeling van werk, gebruik van werktuigen en betalingen. Als Johan ter Steghe geen geschut wou gieten voor Zwolle, dan wilde Geert jr. ontslagen worden van de verbondsbrief. Na beraad stemde Johan ter Steghe in met het opheffen van de verbondsbrief. Johan gunde Geert het gieten van de wapens voor Zwolle. Wat betreft het gereedschap, de afrekening en de onenigheid die zij met elkander hadden, zouden wijze mannen aan beide zijden moeten helpen. Of het zover is gekomen blijft onbekend. Het is wel opvallend dat Geert jr. hierna steeds meer schulden maakte en in de loop van 1544 uit Kampen is verdwenen.


Na het vertrek Geert van Wou jr.

Mogelijk heeft Johan ter Steghe daarna nog gebruik gemaakt van de gieterij. Zijn laatste klok dateert uit 1545. Het is mogelijk dat hij kort daarna is overleden. Op 15 mei 1553 werden Jasper van Wou en Herman Assendorp, de man van Mette van Wou, aangesteld als voogden over de kinderen van zaliger mr. Jan ter Steghe, omdat zijn weduwe ''der synnen bijster'' was. Engele ter Steghe leefde daarna niet lang meer. Op 20 september 1554 is er sprake van de erfgenamen van zaliger Engele ter Steghe. 

Fehrmann verbaasde zich erover dat de familie Van Wou ondanks de ruzie tussen Johan ter Steghe en Geert jr. contact bleef houden met het gezin. Het begin van dit verhaal maakt duidelijk dat zij door het huwelijk tussen Johan en Engele verwanten waren van de Van Wou's. De voogden waren ooms van de kinderen Ter Steghe. 

De familieverbanden (vet zijn de namen met een rol in dit verhaal):


Jan Coperslager  x  n.n

Reyner Jansz Coperslager Thonijs Jansz Clara Jansz. - Henrickje Jansz . Geertruyt Jansz.

x x x x x

Lutgart ?     Aleyt Geert van Wou sr. Henrick van der Hoeve Geert van Reess
Mette    
    Mette         Willem x Henrica van Vorden Engele     Johan

Jan x         Ber(e)nt x Anna Warners

Jasper Johan ter Steghe Geert

Geert jr. x Kune van Bolten Griete

Mette x Peter Bonge; Herman van Assendorp

Jutte x Geert Cluppell

©cultuurZIEN, 2022