Het bezoek van klokkenluidersgilde ''Geert van Wou'' uit Kampen aan het klokkenluidersgilde in Zwolle (2015)
Der Besuch der Glockenläutergilde „Geert van Wou“ aus Kampen bei der Glockenläutergilde in Zwolle (2015)
Johan (Jan) van Wou begon als een vermogend en vooraanstaand burger van Kampen. In 1528 werd hij samen met zijn broer Jasper opgenomen in het Schepenmemorie, de broederschap waarvan alleen de meest vooraanstaande burgers van de stad lid waren. In de zomer van 1536 werden veel Kamper schepen in de Sont aangehouden. Tot de reders die hierdoor schade leden behoorden ook Johan en Jasper van Wou. Volgens Fehrmann was Johan weinig succesvol als zakenman en verkocht hij steeds weer schuldbrieven en onroerende goed uit de erfenis van zijn vader, Geert van Wou sr. Een voorbeeld hiervan staat in een akte uit 1574. Toen werd een rentebrief overgedragen, die Johan Rotgers had geërfd van zijn vader Rotger Willems. De vader had de rentebrief, gevestigd op de stad Groningen, gekocht van Johan van Wou, die de rentebrief op zijn beurt geërfd had van zijn vader. Toch leende Johan tot ver in de jaren '40 van de 16e eeuw kleine geldbedragen aan anderen. Wilde hij rijk doen of had Johan echt geld over? Het lijkt erop dat Johan niet getrouwd was. Misschien was hij een drinkebroer. Hij overleed in 1553 in Oldebroek, waarheen hij vanuit Kampen gevlucht was wegens geldgebrek.
Johan (Jan) van Wou begann als wohlhabender und prominenter Bürger von Kampen. 1528 wurden er und sein Bruder Jasper in der Schöffenbruderschaft aufgenommen, deren Bruderschaft nur die prominentesten Bürger der Stadt angehörten. Im Sommer 1536 wurden viele Kamper-Schiffe im Sund verhaftet. Zu den Reedern, die dadurch Schaden erlitten, gehörten auch Johan und Jasper van Wou. Laut Fehrmann war Johan als Geschäftsmann nicht sehr erfolgreich und verkaufte weiterhin Schuldtitel und Immobilien aus dem Erbe seines Vaters, Geert van Wou Sr. Ein Beispiel hierfür findet sich in einer Urkunde aus dem Jahr 1574. Dann wurde ein Zinsbrief übertragen, den Johan Rotgers von seinem Vater Rotger Willems geerbt hatte. Der Vater hatte den auf der Stadt Groningen angelegenen Zinsbrief von Johan van Wou gekauft, der wiederum den Zinsbrief von seinem Vater geerbt hatte. Dennoch verlieh Johan bis weit in die 1540er Jahre hinein kleine Geldbeträge an andere. Wollte er reich sein oder hatte Johan wirklich Geld übrig? Es scheint, dass Johan nicht verheiratet war. Vielleicht war er ein Trunkenbold. Er starb 1553 in Oldebroek, wohin er aus Geldmangel aus Kampen geflohen war.
Een duel
Er zijn twee akten waarin Johan van Wou op een opvallende wijze voorkomt. De eerste is een akte van 3 maart 1536. Daarin vertellen een aantal getuigen dat zij veertien dagen eerder wat dronken in herberg ''De Eenhoorn''. Daar bracht Johan Thonijsz tot twee keer toe een mengele (1,3 l.) Hamburger bier aan Johan van Wou. Johan van Wou wilde deze niet aannemen, omdat hij zich niet goed voelde. Johan Thonijsz zei toen tegen Johan van Wou dat hij voor twee wilde drinken. Daarop gooide Johan van Wou zijn degen op tafel en daagde Johan Thonijsz uit dit ook te doen. Ook Johan Thonijsz gooide daarop zijn degen op tafel, waarna Johan van Wou de degens in bewaring gaf bij Arent van Holtsende. Johan Thonijsz probeerde nog onder een duel uit te komen en stelde Johan van Wou voor een dobbelsteen te gooien. Dit wees Johan van Wou af. Hij zou de volgende dag te velde komen om te duelleren, met wijn of bier.
ein Duell
Es gibt zwei Akte, in denen Johan van Wou auf bedenkliche Weise auftritt. Die erste ist eine Urkunde vom 3. März 1536. Darin sagen mehrere Zeugen, dass sie vierzehn Tage zuvor im Gasthaus „De Eenhoorn“ (Das Einhorn) etwas getrunken hätten. Dort brachte Johan Thonijsz zweimal ein Mengel (1,3 l) Hamburgerbier zu Johan van Wou. Johan van Wou wollte das nicht akzeptieren, weil es ihm nicht gut ging. Johan Thonijsz sagte dann zu Johan van Wou, dass er zu zweit trinken wollte. Dann warf Johan van Wou sein Degen auf den Tisch und forderte Johan Thonijsz auf, dasselbe zu tun. Auch Johan Thonijsz warf sein Degen auf den Tisch, woraufhin Johan van Wou die Degen zur sicheren Aufbewahrung bei Arent van Holtsende zurückließ. Johan Thonijsz versuchte einem Duell auszuweichen und schlug Johan van Wou vor, einen Würfel zu werfen. Johan van Wou lehnte dies ab. Er würde am nächsten Tag zum Duell auf das Feld kommen, mit Wein oder Bier.
magie
Een tweede opvallende akte met Johan van Wou dateert van 24 januari 1543. Een klein gezelschap met daarin Johan van Wou en zijn zus Jutte waren op maandag na Driekoningen (6 januari) bijeen in het huis van Johans zwager en Jutte's man Geert Cluppel. Magere Heyn en Lysbeth Jansz vertelden dat zij gelezen hadden over twee Engelse lakens die Cornelis Jacobsz kwijt was geraakt. Op het kantoor van Geert Cluppel schreven zij verschillende namen op briefjes. Er was o.a. een briefje bij, waarop de naam Jan Claesz stond en ook de naam Gese Claesz stond op een papiertje. Deze briefjes werden op een zeef gelegd. Toen het briefje met daarop de naam Jan Claesz in de zeef kwam bleef deze rond lopen. Dat gebeurde ook met het briefje waarop Gese Claesz. stond. Bij alle ander briefjes bleef de zeef stil staan. Zo wisten de aanwezigen wie er schuldig waren aan het verdwijnen van de Engelse lakens.
Magie
Eine zweite markante Urkunde mit Johan van Wou datiert vom 24. Januar 1543. Eine kleine Gruppe, darunter Johan van Wou und seine Schwester Jutte, traf sich am Montag nach dem Dreikönigstag (6. Januar) im Haus von Johans Schwager und Juttes Ehemann Geert Cluppel. Magere Heyn und Lysbeth Jansz sagten, sie hätten über zwei englische Tücher gelesen, die Cornelis Jacobsz verloren hatte. Im Büro von Geert Cluppel schrieben sie verschiedene Namen auf Zettel. Es gab unter anderem ein Zettel mit dem Namen Jan Claesz und auch dem Namen Gese Claesz wurde auf ein Blatt Papier geschrieben. Diese Notizen wurden auf ein Sieb gelegt. Dann der Zettel mit dem Namen Jan Claesz darauf in das Sieb gelangte, blieb das Sieb in Bewegung. Das geschah auch mit dem Zettel, auf dem Gese Claesz stand. Bei allen anderen Noten blieb das Sieb stehen. So wussten die Anwesenden, wer für das Verschwinden der englischen Tücher verantwortlich war.
Het voorval is minder onschuldig dan het lijkt. Een andere Gese Claesz werd in 1624 beschuldigd van hekserij. Er volgde een lang proces, waarbij zij zowel fysiek als psychisch werd mishandeld. Uiteindelijk werd Gese Claesz in de stadsgracht buiten de Broederpoort onderworpen aan ''de waterproef''. Tot drie keer toe bleef zij drijven. Het bewijs voor haar heks zijn. Einde Gese Cleasz? Nee, Gese Claesz werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Zij overleed rond 1647.
Der Vorfall ist weniger harmlos, als es scheint. Noch ein Gese Claesz wurde 1624 der Hexerei beschuldigt. Es folgte ein langer Prozess, in dem sie sowohl körperlich als auch psychisch misshandelt wurde. Zum Schluss wurde Gese Claesz im Stadtgraben außerhalb des Broederpoorts der „Wasserprobe“ unterzogen. Dreimal blieb sie über Wasser. Ein Beweis dafür, dass sie eine Hexe war. Ende Gese Cleasz? Nein, Gese Claesz wurde zu lebenslanger Haft verurteilt. Sie starb um 1647.
©cultuurZIEN, 2022/2024