detail kaart Utewael 1598: Groenestraat tussen /zwischen (links) Cellebroeder - en Broederweg
Jutte van Wou was één van de jongste kinderen van Geert van Wou sr en zijn vrouw Clara, misschien wel de jongste. Zij trouwde met Geert Cluppel. Dat Jutte Cluppels inderdaad een dochter van Geert van Wou sr was, blijkt uit een akte van 20 september 1536, waarin zij spreekt over haar neef Johan ten Hoeve en haar broer Willem van Wou. Ook uit een akte van 3 juni 1537 blijkt deze familierelatie, wanneer de broers Willem en Jasper van Wou borg staan voor hun zwager Geert Cluppel. Uit een akte van 28 juli 1526 wordt duidelijk dat het Jutte's taak was om de koeien te melken, die graasden in het Broederbroek (lichtblauwe cirkel, hieronder). De Cluppels waren dus grootburgers. Het huis van de Cluppels stond in de Groenestraat, tussen Cellebroeder- en Broederweg (boven en groene lijn, hieronder). Waarschijnlijk was het huis ook in gebruik als herberg. In een akte van 1562 is zeker sprake van ''de herberg van Cluppel''.
Jutte van Wou war eines der jüngsten Kinder von Geert van Wou Sr und seiner Frau Clara, vielleicht sogar das jüngste. Sie heiratete Geert Cluppel. Dass Jutte Cluppels tatsächlich eine Tochter von Geert van Wou Sr war, geht aus einer Urkunde vom 20. September 1536 hervor, in der sie über ihren Cousin Johan ten Hoeve und ihren Bruder Willem van Wou spricht. Diese Verwandtschaftsbeziehung geht auch aus einer Urkunde vom 3. Juni 1537 hervor, in der die Brüder Willem und Jasper van Wou für ihren Schwager Geert Cluppel Bürgschaft leisteten. Aus einer Urkunde vom 28. Juli 1526 geht hervor, dass Juttes Aufgabe darin bestand, die Kühe zu melken, die im Broederbroek weideten (hellblauer Kreis, unten). Die Cluppels waren daher Großbürger. Das Haus der Cluppels lag in der Groenestraat, zwischen Cellebroederweg und Broederweg (oben und grüne Linie unten). Wahrscheinlich wurde das Haus auch als Gasthaus genutzt. In einer Urkunde aus dem Jahr 1562 wird sicherlich „das Gasthaus von Cluppel“ erwähnt.
Gheert Cluppel, aannemer en procurator van de huiszittende armen
Geert Cluppel was een vooraanstaande man in het Kampen van de eerste helft van de 16e eeuw. Hij was timmerman, aannemer zouden wij nu zeggen. Samen met Jutte was hij lid van het St. Cuneramemorie, één van de broederschappen waarin vooraanstaande Kampenaren elkaar troffen. Op 28 januari 1536 kocht Geert Cluppel Oudestraat 44, een huis strekkende tot aan de Hofstraat en met een hof doorlopende tot aan de Nieuwstraat (lichtgroene-4kant. hieronder). Waarschijnlijk was het voor Geert een beleggingsobject, wat hij op 14 mei 1547 weer verkocht. In 1538 en 1543 was Geert Cluppel ''procurator van de huiszittende armen'', wat betekent dat hij mede-verantwoordelijk was voor de sociale voorzieningen in Kampen. Op 16 december 1539 liet Geert Cluppel beslag leggen op de goederen in de wedeme van de uit Kampen gevluchte priester Arnt (paarse cirkel, hieronder). Een aktie die zwager Willem van Wou en zijn neef Bernt van Reess al op 12 december hadden laten uitvoerden.
Gheert Cluppel, Bauunternehmer und Bevollmächtigter der haussittenden Armen
Geert Cluppel war in der ersten Hälfte des 15. Jahrhunderts ein prominenter Mann in Kampen. Er war Zimmermann, ein Bauunternehmer würden wir heute sagen. Zusammen mit Jutte war er Mitglied der St. Cuneramemorie, einer der Bruderschaften, in denen sich prominente Kampener trafen. Am 28. Januar 1536 kaufte Geert Cluppel die Oudestraat 44, ein Haus, das sich bis zur Hofstraat erstreckte und über einen Hof verfügte, der sich bis zur Nieuwstraat erstreckte (hellgrün-4eck, unten). Es handelte sich vermutlich um ein Anlageobjekt für Geert, das er am 14. Mai 1547 wieder verkaufte. In den Jahren 1538 und 1543 war Geert Cluppel „Prokurator der haussittenden Armen“, was bedeutet, dass er für die sozialen Dienste in Kampen mitverantwortlich war. Am 16. Dezember 1539 ließ Geert Cluppel die Güter im Pfarrhaus des aus Kampen geflohenen Pfarrers Arnt beschlagnahmen (lila Kreis, unten). Eine Aktion, die Schwager Willem van Wou und sein Cousin Bernt van Reess bereits am 12. Dezember durchführen ließen.
Broer Willem Cluppel en zus Jutte Cluppel
Ook broer Willem Cluppel was werkzaam in de aannemerij, waarschijnlijk werkten de broers Cluppel samen en woonden zij op het zelfde erf. Willem was getrouwd met Ghese Keijsers. In het najaar van 1560 overleed Willem Cluppel. Dit leidde in november 1560 tot onduidelijkheden rond de vicarie van het Heilige Drieéénheidsaltaar in de kooromgang van de Sint Nicolaaskerk (bruine cirkel, hieronder). Geert Cluppel j., de zoon van Willem en Ghese, was hiervan de priester.
Bruder Willem Cluppel und Schwester Jutte Cluppel
Bruder Willem Cluppel war ebenfalls im Bauunternehmergeschäft tätig, die Brüder Cluppel arbeiteten wahrscheinlich zusammen und sie lebten auf demselben Grundstück. Willem war mit Ghese Keijsers verheiratet. Willem Cluppel starb im Herbst 1560. Dies führte im November 1560 zu Unsicherheiten rund um das Vikariaat des Dreifaltigkeitsaltars im Chorumgang der St.-Nikolaus-Kirche (brauner Kreis, unten). Geert Cluppel Jr, der Sohn von Willem und Ghese, war der Priester.
Naast broer Willem had Geert Cluppel een zus, Jutte Cluppel geheten, getrouwd met stadssecretaris Johan van Breda.
Neben seinem Bruder Willem hatte Geert Cluppel eine Schwester namens Jutte Cluppel, die mit dem Stadtsekretär Johan van Breda verheiratet war.
(Utewael Plattegrond / Karte Kampen, 1598: rode ster / roter Stern = erf / der Hof Geert van Wou; groene lijn / grüne Linie = Groenestraat; donker blauwe lijn / ddunkelblaue Linie = Vloeddijk; oranje lijn / orangefarbene Linie = Morrensteeg; licht blauwe ovaal / hellblaue Oval = koeien / Kühe in / im Broederbroek; paarse cirkel / violette Kreis = pastorie / Pfarrhaus St. Nicolaaskerk; bruine cirkel / braune Kreis = St. Nicolaaskerk; licht groene 4kant / hellgrüne Viereck = Oudestraat 44; roze 4kant / rosa Viereck = erf der Hof Hendrik Hudde)
Bouwactiviteiten van de Cluppels
In 1519 liet Geert van Dotingen zijn huis aan de Vloeddijk (donker blauwe lijn, hierboven) herbouwen. Al het houtwerk bestelde hij bij Geert Cluppel. Het betrof balken, bomen, latten en alles wat van hout was, voor boven en beneden. Het kostte hem 23 Philipsguldens min 1 oort. Geert van Dotingen behield het oude hout en Geert Cluppel de oude stenen.
Bauaktivitäten der Cluppels
Im Jahr 1519 ließ Geert van Dotingen sein Haus am Vloeddijk (dunkelblaue Linie, oben) wieder aufbauen. Er bestellte sämtliche Holzarbeiten bei Geert Cluppel. Dazu gehörten Balken, Bäume, Latten und alles aus Holz, oben und unten. Es kostete ihn 23 Philips-Gulden minus 1 Oort. Geert van Dotingen behielt das alte Holz und Geert Cluppel die alten Steine.
Een garantstelling in de bouw anno 1544
De steenrijke zakenman Hendrik Hudde liet in augustus 1544 een huis bouwen op zijn erf aan de Broederweg (roze vierkant, hierboven). Dat erf lag aan de zuidzijde van de Broederweg en liep vanaf de Groenestraat tot aan de stadsmuur en door over de stadsmuur met een hof (de voorm. THUK en tuin zijn een restant van dit enorme erf). Hendrik liet dit huis bouwen door Gerryt Peters uit Amsterdam. Een bouwheer die hem vast was aanbevolen door zijn in Amsterdam wonende broer Arend Hudde. Omdat in Kampen alleen Kamper meesters mochten werken, moest er een regeling worden getroffen. Gerryt Peters uit Amsterdam betaalde Willem Cluppel in Kampen iedere dag een klein bedrag. Daarmee erkende hij Willem als zijn meester en Willem bleef hoofdverantwoordelijk voor de uitvoering. Zo werd gegarandeerd dat Amsterdamse Gerryt zich aan de in Kamper regels hield en verzekerde Hendrik Hudde zich van uitvoering van het werk.
Eine Baugarantie im Jahr 1544
Der wohlhabende Geschäftsmann Hendrik Hudde ließ im August 1544 auf seinem Grundstück am Broederweg ein Haus errichten (rosa Quadrat, oben). Dieser Hof befand sich auf der Südseite des Broederwegs und verlief von der Groenestraat bis zur Stadtmauer und über die Stadtmauer mit einem Hof mit Obstbäumen (die ehemalige theologische Universität und der Garten sind ein Überbleibsel dieses riesigen Hofes). Hendrik ließ dieses Haus von Gerryt Peters aus Amsterdam bauen. Ein Bauunternehmer, der ihm von seinem in Amsterdam lebenden Bruder Arend Hudde empfohlen wurde. Da in Kampen nur Kamper-Meister arbeiten durften, musste eine Vereinbarung getroffen werden. Gerryt Peters aus Amsterdam zahlte Willem Cluppel in Kampen jeden Tag einen kleinen Betrag. Dadurch erkannte er Willem als seinen Meister an und Willem blieb in erster Linie für die Ausführung verantwortlich. Dies garantierte, dass Amsterdam Gerryt sich an die Regeln in Kamper hielt und Hendrik Hudde versicherte sich der Ausführung der Arbeiten.
Magie aan de Groenestraat
Op maandag 11 januari 1543 verzamelde zich een klein groepje Kampenaren in het huis van Geert Cluppel. Onder hen waren Johan van Wou en Geerts' zus Jutte Cluppel. Zij bespraken het nieuws dat er twee engelse lakens van Cornelis Jacobsz zoek waren. Lysbeth Jansz en Magere Heyn hadden hierover iets gelezen. Op het kantoor van Geert Cluppel werden briefjes met namen geschreven en dichtgevouwen. De dichtgevouwen briefjes werden in een zeef gelegd. Toen het briefje met daarop de naam Jan Claesz in de zeef werd gelegd, begon de zeef te draaien. Het zelfde gebeurde bij het briefje met de naam Gese Claes. Bij alle andere briefjes bleef de zeef stil staan. Volgens Lysbeth Jansz wist het gezelschap nu wie er schuldig aan de diefstal waren. De briefjes waren immers dichtgevouwen en niet leesbaar, toen ze in de zeef werden gelegd.
Magie auf der Groenestraat
Am Montag, dem 11. Januar 1543, versammelte sich eine kleine Gruppe Kampener im Haus von Geert Cluppel. Unter ihnen waren Johan van Wou und Geerts‘ Schwester Jutte Cluppel. Sie besprachen die Nachricht, dass zwei englische Tücher von Cornelis Jacobsz fehlten. Lysbeth Jansz und Magere Heyn hatten etwas darüber gelesen. Im Büro von Geert Cluppel wurden Zettel mit Namen geschrieben und gefaltet. Die gefalteten Scheine wurden in ein Sieb gelegt. Als der Zettel mit dem Namen Jan Claesz in das Sieb gelegt wurde, begann sich das Sieb zu drehen. Dasselbe geschah mit dem Zettel mit dem Namen Gese Claes. Bei allen anderen Zettel blieb das Sieb stehen. Laut Lysbeth Jansz wusste die Gruppe nun, wer des Diebstahls schuldig war. Schließlich waren die Scheine gefaltet und nicht lesbar, als sie in das Sieb gelegt wurden.
Een vondeling
In de herfst van 1542 werden twee kinderen achtergelaten in de Morrensteeg in Kampen (oranje lijn, hierboven). De ouders trokken verder met het leger. Eén van de kinderen liep weg. Het andere kind werd de eerste 3 tot 4 dagen opgevangen door de buurvrouw van Willem Cluppel in de Groenestraat. Na enkele dagen zette de buurvrouw van Willem het kind buiten de deur, omdat zij er niet langer voor wilde zorgen. Willem Cluppel en zijn vrouw namen daarop het kind in huis. Uit barmhartigheid en ter wille van God verzorgden zij het kind een winter lang op eigen kosten. Toen Willem zich deze uitgaven niet meer kon permiteren, werd het kind door Willem in de Sint Nicoalaaskerk als vondeling gepresenteerd. Daarop beval de Raad hem het kind nog tot mei bij zich te houden. Na onderling overleg tussen de procuratoren en kerkmeesters werd besloten het kind vanaf mei onder te brengen bij Anna, de vrouw van Claes Claesz. De kosten van de verzorging, à 6 goudguldens per jaar, werden onder de procuratoren en de kerkmeesters verdeeld. Jasper van Wou was op dat moment kerkmeester van het Heilige Geestgasthuis en droeg 1 goudgulden bij.
Ein Findelkind
Im Herbst 1542 wurden zwei Kinder im Morrensteeg in Kampen (orangefarbene Linie oben) zurückgelassen. Die Eltern zogen mit der Armee weiter. Eines der Kinder lief weg. Das andere Kind wurde in den ersten drei bis vier Tagen von Willem Cluppels Nachbar in der Groenestraat betreut. Nach ein paar Tagen warf Willems Nachbarin das Kind raus, weil sie sich nicht mehr um es kümmern wollte. Willem Cluppel und seine Frau nahmen das Kind dann zu sich nach Hause. Aus Gnade und um Gottes willen kümmerten sie sich auf eigene Kosten einen Winter lang um das Kind. Als Willem sich diese Ausgaben nicht mehr leisten konnte, präsentierte Willem das Kind als Findelkind in der St.-Nikolaus-Kirche. Der Rat befahl ihm daraufhin, das Kind bis Mai bei sich zu behalten. Nach gegenseitiger Beratung zwischen den Prokuratoren und Kirchenvorstehern wurde beschlossen, das Kind ab Mai bei Anna, der Frau von Claes Claesz, unterzubringen. Die Pflegekosten in Höhe von 6 Goldgulden pro Jahr wurden zwischen den Prokuratoren und den Kirchenvorstehern aufgeteilt. Jasper van Wou war zu dieser Zeit Kirchenvorsteher des Heiligen Geisthospitaals und spendete 1 Goldgulden.
©cultuurZIEN, 2024