Geert van Wou als koopman


Bijzonder was de vondst van twee akten uit 1482 in het Kamper archief

In de eerste akte van 25 april 1482 gaat het over het opheffen van een maatschap in Bergen, Noorwegen. Dit betekent dat Geert van Wou vrij snel na zijn vestiging in Kampen aan een maatschap van Bergenvaarders heeft deelgenomen. Het betekend dat Geert van Wou handelde in stokvis, het belangrijkste exportproduct uit Bergen. De maatschap was met een aantal aanzienlijke Kamper burgers: Berent Lampe, Doede Allertsz, Wycher Geye en Jacop Clinge. Geert van Wou wordt in de akte Ghrert Glugkemaker genoemd.

Aan het einde van het jaar, op 14 december,  komt hij nog een keer voor in een akte waarin de stad Kampen in staat voor haar burgers Dode Alertsz, Jacop Klinge, Johan Geye, Wycher Geye en Geert Glucgenmaker.


Wie waren deze compagnons van Geert van Wou?

Do(e)de Alartsz († 1509) kwam uit Friesland en was koopman en Bergenvaarder. Hij was getrouwd met Cleijs Wolters.

Jacob Klinge (ca 1440-1522) was raadslid. Hij was getrouwd met Barbara Wolters. Dode en Jacob waren zwagers.

Wycher Geye handelde ook in 1483 met Jacob Klinge, want toen ontving hij van Jacob 1500 ton Berger vis + 3 tonnen as, Lübecker maat.


Aankoop van een klok in 1519

Begin 1519 wordt Geert van Wou opnieuw genoemd in een getuigenis. Van Wou vertelde toen dat hij in het voorjaar van 1518 een klok kocht van de kerkmeesters van Geverden. Welke plaats hiermee bedoeld wordt, is nog onduidelijk. De aankoopkosten bedroegen 7 herenponden per 100 pond gewicht. De klok werd op kosten van de kerkmeesters naar Kampen vervoerd. Schipper Ditmar Alartsz en Dirick Philips brachten de klok naar Kampen. Na weging op de stadswaag bleek de klok slechts 3114 pond zwaar.


Schipper Ditmar Alartsz

Schipper Ditmar Alarts is goed te volgen in de Kamper archieven. In augustus 1517 verkochten Ditmar en zijn vrouw Stijne een everschip (kustvaarder, oorspronkelijk Duits). Een maand eerder had Ditmar zelf bij mr Rycolt, scheepstimmerman in de Hagen, een schip gekocht. In 1519 volgde de getuigenis van Geert van Wou over de levering van een klok. Begin 1520 kocht Ditmar Alartsz een rijnschip bij werfbaas mr Rycolt. Hiervan was Ditmar nog 29 philipsguldens schuldig aan mr Rycolt. Overeengekomen werd dat Ditmar, na zijn eerste reis naar Holland, 5 philipsguldens van de schuld zou afbetalen. Hij mocht dit ook in goederen doen, zoals boerenkool. Na iedere reis zou Ditmar weer een aflossing doen, waarbij geen termijn of bedrag werd afgesproken. Zo'n ''losse'' afspraak zou op een familieverband kunnen wijzen, maar het is en blijft een onverstandige afspraak. Al in maart 1520 was schipper Ditmar Alartsz overleden. De schuld aan mr Rycolt was nog net zo groot, 29 philipsguldens. Waarschijnlijk is schipper Ditmar Alartsz nooit meer teruggekomen van zijn reis naar Holland. Gelukkig voor mr Rycolt was het rijnschip met toebehoren verkocht en ontving hij alsnog de afbetaling van de schuld.  



© cultuurZIEN 2024