Kamper archiefakten over Geert van Wou
Kamper Archivdocumente über Geert van Wou
Kamper Archivdocumente über Geert van Wou
Tijdens het onderzoek in het Stadsarchief van Kampen kwam (nog) veel onbekend materiaal over Geert van Wou en zijn familie naar boven. De akten geven een beter zicht op het leven van Geert van Wou in het Kampen van rond 1500. De archiefakten maakten het ook mogelijk om binnen de stad Kampen familieverbanden te leggen. De meest opvallende vondsten uit het archief worden op aparte pagina's besproken. Hieronder een overzicht van andere archiefakten.
Bei den Recherchen im Stadtarchiv Kampen tauchte (noch) viel Unbekanntes über Geert van Wou und seine Familie auf. Die Urkunden geben einen besseren Einblick in das Leben von Geert van Wou in Kampen um 1500. Die Archivalien ermöglichten es auch, familiäre Verbindungen innerhalb der Stadt Kampen herzustellen. Die auffälligsten Funde aus dem Archiv werden auf separaten Seiten besprochen. Nachfolgend finden Sie eine Übersicht weiterer Archivdokumente.
1481
In het gerechterlijk archief Kampen bevindt zich een aantekening over een lening van Geert van Wou, d.d. 22 juni 1481. Als onderpand stelde hij o.a. twee pas gegoten klokken, waarvan één op de Waag stond en de andere Boven de Poort.
Hieruit valt op te maken dat 1. Kampen een Waag had, 2. Geert van Wou een gieterij had en 3. dat zijn opslag zich buiten de Zwanepoort bevond.
In een aantekening van drie maanden later (3 september 1481) preciseert dat hij zijn opslag Boven de Poort in het Rademakershuis had.
Rademaker kan slaan op een beroep, maar in die tijd woonde er ook een familie Rademaker in Kampen met bezittingen buiten de Zwanepoort.
Im Kampener Gerichtsarchiv befindet sich eine Notiz über eine Leihgabe von Geert van Wou vom 22. Juni 1481. Als Sicherheit stellte er unter anderem zwei neu gegossene Glocken zur Verfügung, von denen eine auf der Waag und die andere Boven de Poort (oberhalb des Tores) stand.
Daraus lässt sich schließen, dass 1. Kampen eine Waag hatte, 2. Geert van Wou eine Gießerei hatte und 3. dass sich sein Lager außerhalb des Zwanepoorts befand.
In einer Notiz von drei Monaten später (3. September 1481) gibt er an, dass er seinen Lagerraum Boven de Poort im Stellmachershaus hatte.
Rademaker (Stellmacher) könnte sich auf einen Beruf beziehen, aber zu dieser Zeit lebte in Kampen auch eine Rademaker-Familie mit Grundstücken außerhalb des Zwanepoorts.
1482
In 1482 bekende Lambert Reynersz. een plank gestolen te hebben van de werkplek van de klokkengieters.
Im Jahr 1482 gestand Lambert Reynersz. ein Brett vom Arbeitsplatz des Glockengießers gestohlen zu haben.
1484
In maart 1484 kocht Geert van Wou voor 80 Rijnse guldens koper in Deventer. In de zelfde maand kocht hij voor 33 pond groot Vlaams koper bij de Kamper reder Dode Alertsz., deze tweede keer op onderpand. Dat onderpand waren de twee klokken die hij van het gekochte koper ging gieten. Van Wou zou de schuld aan Dode Alertsz. betalen vóór hij de klokken liet wegbrengen.
In 1484 goot Geert van Wou een gelui van zes klokken voor de OLV-kerk in Zwolle. Misschien behoorden deze twee thuis gegoten klokken bij het Zwolse gelui.
Im März 1484 kaufte Geert van Wou Kupfer in Deventer für 80 Rheingulden. Im selben Monat kaufte er Kupfer vom Kamper-Reeder Dode Alertsz. für 33 Pfund große Flamen, dieses zweite Mal gegen Sicherheit. Dieses Pfand waren die beiden Glocken, die er aus dem gekauften Kupfer gießen wollte. Van Wou würde Dode Alertsz die Schulden zahlen, bevor er die Glocken fortbringen ließ.
Im Jahr 1484 goß Geert van Wou sechs Glocken für die Liebfrauenkirche in Zwolle. Vielleicht waren diese beiden zu Hause gegossenen Glocken Teil des Zwolle-Geläuts.
Op 22 oktober ontving Geert van Wou 1500 pond klokspijs van kerkmeesters Hendrick van den Vene en Heyman Maes van de St. Nicolaaskerk in Kampen. Hiervoor zou hij hen een goede klok leveren.
In Kampen is geen klok van Geert van Wou sr uit 1484 of 1485 meer aanwezig.
Am 22. Oktober erhielt Geert van Wou 1.500 Pfund Glockenspeise von den Kirchenvorstehern Hendrick van den Vene und Heyman Maes der St. Nicolaas-Kirche in Kampen. Dafür würde er ihnen eine gute Glocke ablieferen.
In Kampen gibt es keine Glocke von Geert van Wou Sr aus den Jahren 1484 oder 1485 mehr.
Ongedateerd (tussen stukken uit 1491)
Mr. Geert Clockgieter koopt het huis van Tyman Cruse en zijn vrouw, schout van Kuinre. Voor de koop en overdracht van het huis stonden Claes Cruse en Jan van der Vecht borg. Niemand anders mocht er aanspraak op maken.
Het blijft een vreemde akte. Een Tyman Cruse valt niet te vinden en de schout van Kuinre was van 1488 tot ca. 1504 Herman Cruse Maasz., getrouwd met Alijt ten Hove. Zou deze acte gaan over huis en erf ''De drie gulden Klokken'' aan de Oudestraat? Voor Geert van Wou waren dit goede jaren in de klokkengieterij.
Undatiert (unter anderem Stücke aus dem Jahr 1491)
Mr. Geert Clockgieter kauft das Haus von Tyman Cruse und seiner Frau, dem Schulze von Kuinre. Claes Cruse und Jan van der Vecht waren die Bürgen für den Kauf und die Übergabe des Hauses. Niemand sonst konnte es beanspruchen.
Es bleibt ein seltsames Archivdokument. Ein Tyman Cruse kann nicht gefunden werden und der Schulze von Kuinre von 1488 bis etwa 1504 war Herman Cruse Maasz., verheiratet mit Alijt ten Hove. Könnte es sich bei dieser Handlung um das Haus und den Hof „Die drei goldenen Glocken“ in der Oudestraat handeln? Für Geert van Wou waren es gute Jahre in der Glockengießerei.
1496
Opmerkelijk is een aantekening van 1496. Op 31 mei blijken de vicaris en kerkvoogd van Kimsweerd bij Harlingen voor 42 Rijnse goudguldens bij Geert van Wou in het krijt te staan. Als onderpand stellen zij diverse stukken zilverwerk.
Overgeleverd was dat Geert van Wou in 1515 een klok goot voor Kimsweerd en -in compagnonschap met Johannes Schonenborch- een grotere klok in 1516. In 1515 was de kerk van Kimsweers door ''lieden uit Franeker'' in de brand gestoken, zoals het opschrift op de Laurentiusklok van Geert van Wou vermeldt. De akte roept de vraag op of Van Wou al voor 1515 klok(ken) voor Kimsweerd gegoten heeft en deze na de brand van 1515 verving?
De grotere klok uit 1516 werd in 1958 omgegoten, omdat zij gescheurd was. Het scheuren van klokken is vaak het gevolg van problemen met de klepel.
Bemerkenswert ist eine Notiz aus dem Jahr 1496. Am 31. Mai scheinen der Pfarrer und Kirchenvorsteher von Kimsweerd bei Harlingen 42 Rheingoldgulden bei Geert van Wou zu schulden. Als Sicherheit stellen sie verschiedene Silbergeschirr zur Verfügung.
Es wird berichtet, dass Geert van Wou im Jahr 1515 eine Glocke für Kimsweerd goss und -in Zusammenarbeit mit Johannes Schönenborch- 1516 eine größere Glocke. Im Jahr 1515 wurde die Kirche von Kimsweerd von „Leuten aus Franeker“ in Brand gesteckt, wie die Inschrift auf der Laurentius-Glocke von Geert van Wou und Johannes Schonenborch besagt. Die Urkunde wirft die Frage auf, ob Van Wou vor 1515 Glocken für Kimsweerd gegossen und sie nach dem Brand von 1515 ersetzt hat?
Die größere Glocke von 1516 wurde 1958 wegen Rissbildung neu gegossen. Risse in Glocken sind oft die Folge von Problemen mit dem Klöppel.
1513
In 1513 verkopen koperslager Reyner Jansz en zijn vrouw Mette al hun goederen, huisraad, kleding enz. aan Geert en Clara van Wou, waarna het koperslagersechtpaar de Van Wou's huur betalen voor gebruik van de goederen.
Een soort leasecontract, dus. Zo'n constructie werd toegepast wanneer iemand in grote geldnood verkeerde. De Van Wou's hielpen de koperslager en zijn vrouw financieel door hun bezit te kopen.
In 1492 had een Reiner Johansz en zijn vrouw Lutgart een erf en hof buiten de Zwanepoort in de Clockgheters steghe, maar het is natuurlijk niet zeker dat het hier om dezelfde Reyner Jansz. gaat.
Im Jahr 1513 verkauften der Kupferschmied Reyner Jansz und seine Frau Mette alle ihre Waren, Haushaltsgegenstände, Kleidung usw. an Geert und Clara van Wou, woraufhin das Kupferschmied-Ehepaar Van Wou die Miete für die Nutzung der Waren zahlte.
Mit anderen Worten: Eine Art Mietvertrag. Eine solche Konstruktion wurde verwendet, wenn jemand dringend Geld brauchte. Die Van Wou's halfen dem Kupferschmied und seiner Frau finanziell, indem sie ihr Eigentum kauften.
Im Jahr 1492 hatten Reiner Johansz und seine Frau Lutgart einen Grundstuck und Hof außerhalb des Zwanepoorts in der Glockengießergasse, aber es ist natürlich nicht sicher, dass es sich dabei um denselben Reyner Jansz handelt.
1514
Geert van Wou heeft veel leerlingen opgeleid, waarvan er meerdere Johan heetten. In 1514 sluit een knecht Johan een arbeidscontract met Geert van Wou. Het contract beslaat een periode van zes jaar. Johan beloofd de meester en zijn vrouw trouw te dienen, wat er ook gebeurt. Hij zal orders opvolgen, aan tafel bedienen en alles doen wat een goed knecht betaamt. Zijn loon bestond uit: 8 goudgulden (2 Hoornsgulden de gulden), de wijnkoop (het vieren van de overeenkomst met een glas wijn), eenmalig twee hemden en het leren van het vak van klokkengieter.
Geert van Wou hat viele Studenten ausgebildet, von denen einige Johan hießen. Im Jahr 1514 schloss einer Diener Johan einen Arbeitsvertrag mit Geert van Wou. Der Vertrag hat eine Laufzeit von sechs Jahren. Johan verspricht, dem Meister und seiner Frau treu zu dienen, egal was passiert. Er wird Befehle befolgen, am Tisch dienen und alles tun, was ein guter Diener tun sollte. Sein Lohn bestand aus: 8 Goldgulden (2 Hoornsgulden der Gulden), der Weinkauf (es feiern die Vereinbarung mit Wein), einmal zwei Hemden und dem Erlernen des Glockengießerhandwerks.
1518
In akte uit juni 1518 maakt duidelijk dat Geert van Wou sr geld had geleend aan Geert van Wou jr. Geert van Wou jr had op zijn beurt geld geleend aan Henrick van der Hoerne. De schuldbekentenis van Hendrick droeg Geert van Wou jr over aan zijn oom Geert van Wou sr, zodat deze het geld kon innen en Geert van Wou jr tegelijkertijd van zijn schuld aan zijn oom af was.
Vanaf 1518 komt regelmatig een tweede Geert van Wou in de Kamper archieven voor. Dit zou een zoon van Geerts broer Jan kunnen zijn geweest, maar zeker is dit niet. Geert van Wou sr wordt in de archieven steeds aangeduid met meester (mr.). Bij anderen (Jan, Peter en Geert) wordt alleen vermeld dat zij klokkengieter zijn. Waarschijnlijk waren zij medewerkers in de klokkengieterij. Pas later in de eeuw is er opnieuw sprake van een mr. Geert van Wou. Dan gaat het over de zoon van Geert van Wou sr.
Aus der Urkunde vom Juni 1518 geht hervor, dass Geert van Wou Sr Geert van Wou Jr Geld geliehen hatte. Geert van Wou Jr hatte seinerseits Geld an Henrick van der Hoerne geliehen. Geert van Wou Jr übertrug Hendricks Schuldgeständnis an seinen Onkel Geert van Wou Sr, damit dieser das Geld eintreiben konnte und Geert van Wou Jr gleichzeitig seine Schulden gegenüber seinem Onkel loswurde.
Ab 1518 erscheint regelmäßig ein zweiter Geert van Wou im Kamper-Archiv. Dies könnte ein Sohn von Geert Sr's Bruder Jan gewesen sein, aber das ist nicht sicher. Geert van Wou Sr wird in den Archiven immer als Meister (Mr.) bezeichnet. Für andere (Jan, Peter und Geert) wird nur angegeben, dass sie Glockengießer sind. Es handelte sich vermutlich um Angestellte in der Glockengießerei. Erst später im Jahrhundert wurde Mr Geert van Wou erneut erwähnt. Dann geht es um den Sohn von Geert van Wou Sr.
1519
Begin 1519 wordt Geert van Wou opnieuw genoemd in een getuigenis. Van Wou vertelde toen dat hij in het voorjaar van 1518 een klok kocht van de kerkmeesters van Geverden. Welke plaats hiermee bedoeld wordt, is nog onduidelijk. De aankoopkosten bedroegen 7 herenponden per 100 pond gewicht. De klok werd op kosten van de kerkmeesters naar Kampen vervoerd. Schipper Ditmar Alartsz en Dirick Philips† brachten de klok naar Kampen. Na weging op de stadswaag bleek de klok slechts 3114 pond zwaar.
Anfang 1519 wird Geert van Wou erneut in einer Zeugenaussage erwähnt. Van Wou sagte dann, dass er im Frühjahr 1518 eine Glocke von den Kirchenvorstehern von Geverden gekauft habe. Es ist noch unklar, auf welchen Ort sich dies bezieht. Die Anschaffungskosten betrugen 7 Herrenpfunde pro 100 Pfund Gewicht. Auf Kosten der Kirchenvorsteher wurde die Glocke nach Kampen transportiert. Skipper Ditmar Alartsz und Dirick Philips† brachten die Glocke nach Kampen. Nach dem Wiegen in der städtischen Waage stellte sich heraus, dass die Uhr nur 3.114 Pfund wog.
1520
Op 14 augustus 1520 lag mr. Geert Clockgieter onderdeks aan boord van een potschip, toen hij mannen hoorde roepen en vrouwen gillen. Het volgende moment hoorde hij een andere boot vol lopen met water. Het potschip voer onder zeil op de Ijssel ter hoogte van de Lakenweert en kon door het zeil over loefzijde niets zien aankomen. De andere schuit werd stroomafwaarts geroeid en had drie personen aan boord. Het potschip overvoer de andere schuit, waarbij de drie bemanningsleden verdronken. De schipper van het potschip wilde de bemanning van de andere boot nog redden, maar daar was de tijd niet meer voor. Alle getuigen, ook Van Wou, waren het er over eens dat de schipper van het potschip niets aan het ongeluk kon doen.
Een potschip is een in Noord-West Overijssel en Drente gebruikt 15e eeuws scheepstype. Het had kenmerken van de praam en de tjalk, maar was al veel eerder in gebruik. Potschippers waren varende marskramers, die een jaarlijkse route met hun handelswaren voeren. En je kon blijkbaar ook als passagier meevaren.
Am 14. August 1520 befand sich Mr Geert Clockgieter unter Deck an Bord eines Pot-schiffes, als er Männer und Frauen schreien hörte. Im nächsten Moment hörte er, wie sich ein weiteres Boot mit Wasser füllte. Das Pot-schiff fuhr unter Segeln auf der IJssel in der Nähe des Lakenweert und das Segel machte es unmöglich, etwas von der Luvseite kommen zu sehen. Der andere Lastkahn wurde flussabwärts gerudert und hatte drei Personen an Bord. Das Pot-schiff ubersegelte den anderen Lastkahn, dabei ertranken die drei Besatzungsmitglieder. Der Kapitän des Pot-Schiffes wollte die Besatzung des anderen Bootes retten, aber dafür war keine Zeit mehr. Alle Zeugen, darunter auch Van Wou, waren sich einig, dass der Kapitän des Pot-Schiffes konnte nichts gegen den Unfall tun.
Ein Pot-schiff ist ein Schiffstyp aus dem 15. Jahrhundert, der im Nordwesten von Overijssel und Drenthe eingesetzt wird. Es hatte Merkmale des Lastkahns und der Tjalk, wurde aber schon viel früher verwendet. Potschipper waren Segelhändler, die mit ihren Waren eine jährliche Route befuhren. Und offenbar könnte man auch als Passagier mitfahren.
© cultuurZIEN 2022 / 2025