Nadat we de gist (giststarter) aan het wort hebben toegevoegd, kan het gistproces beginnen. De gist zal de suikers omzetten in alcohol en koolzuurgas vormen. Er zijn drie gistingstypes die elk een ander soort bier opleveren.
Spontane gisting: het wort wordt gedurende een bepaalde tijd blootgesteld aan de open lucht.
Lage gisting: erg populair is de beroemde “pils”, die vanaf het midden van de 19de eeuw werd gebrouwen in de Tsjechische stad Pilzen.
Hoge gisting: dit type van gisting heeft ook een lange traditie en duurt 3 tot 8 dagen. Bij het wort voegt men gisten toe die actief zijn bij een temperatuur tussen 15 en 25°C. Ze komen bovendrijven wanneer ze de suikers in het wort hebben omgezet. Vandaar ook de benaming “hoge” gisting.
De wilde gisten die aanwezig zijn in de lucht, zorgen er dan voor dat het wort gaat gisten. Vandaag wordt deze methode alleen nog gebruikt voor het maken van lambiek, geuze, kriek en faro. Allemaal specialiteiten uit de Zennevallei en van het Pajottenland. De lucht daar bevat op een natuurlijke wijze wilde gisten.
Meestal zijn dit bieren met een vrij hoog alcoholpercentage, met complexe aroma’s en met minder koolzuurgas dan bieren van lage gisting.
Bieren van hoge gisting worden ook op een iets hogere temperatuur gedronken dan bieren van lage gisting (meestal tussen 6 en 12°C). Amberkleurige bieren en de meeste Belgische speciaalbieren behoren tot deze categorie.
Het gistingsproces gebeurt op een temperatuur tussen 4 en 12° C. en duurt 7 tot 10 dagen. Dan zakt de gist naar de bodem van het gistingsvat. Vandaar de benaming “lage” gisting. Over het algemeen zijn bieren van lage gisting minder fruitig dan bieren van hoge gisting. Ze bevatten iets minder alcohol, maar wel meer koolzuurgas. Bieren van lage gisting zijn dorstlessend en hebben een uitgesproken hopsmaak. Te drinken op een temperatuur tussen 4 en 7° C.