Brelaarschans

ALGEMEEN:

Straat: Brelaerschansweg, Schansbeemdenweg

Oppervlakte: 1 ha 36 a 30 ca

Waterbevoorrading: Laam- en Winterbeek

Oudste vermelding: - Oprichtingsjaar: 1596 (?)

Terreinkenmerken: Op het schanslichaam staat één huis, waarrond tuin en gras. Het perceel is omzoomd door grachten. Lichte reliëfverschillen aan de westzijde verwijzen mogelijk naar de vroegere schansgracht.

Lambertcoördinaten: X 221.221 - Y 189.988

HISTORISCH:

De Bre(i)laarschans viel onder de Houthalense jurisdictie, maar was in principe een Zonhovense schans op het gebied van Ten Hout. Uitgaven aan vb. sauvegardes bewijzen dat de schans voor de helft aan de twee dorpen behoorde. Tegen de Noord-Oostzijde lag de thans verdwenen schansvijver. Dit verdedigingswerk is als quasi rechthoekig inplanting aangeduid op de huidige kadasterkaart met nrs sectie F, nr 468,464 c, 450 c en d. De Brelaerschans heeft samen met de grachten een oppervlakte van 1ha 36a 30 ca. Ze komt het omgracht voor in de Atlas van de Buurtwegen (1845) met meer ten Noorden ervan nog andere grachten.

De Schans van Brelaar werd opgericht in 1601. Dit blijkt uit het antwoord dat de Heer Vogelsanck gaf, gedateerd 15 september 1601, op de aanvraag van de inwoners van Berkenen, onder Zonhoven, om een schans te mogen graven te Brelaar, dat nochtans op Houthalens gebied lag (zie overname van de akte onderaan). De heer van Vogelsanck scheen wel niet gans gerust te zijn met deze vestingen in zijn land. Zou men die later mogelijk niet tegen hem kunnen gebruiken? Hij behield het recht ze ten allen tijde en naar zijn believen te doen slopen en eiste dat zijn onderdanen zoals vroeger, zijn kasteel moesten blijven bewaken. Men heeft door afkondiging vanaf de predikstoel in de kerk van Zonhoven, elke bewoner van Berkenen een plaats op de schans aangeboden, doch, door ettelijke personen die niet aanvaard hadden, mochten de inwoners van Houthalen, Brelaer, Tenhaagdoom en omgeving, er ook hun hut zetten. De helft der schans werd hen toegewezen.

De ligging moet ons niet verwonderen daar Zonhoven en Houthalen, samen met Zolder en een deel van Heusden het "Land van Vogelsanck" of de "Heerlijkheid Vogelsanck" vormde. Ook was de waterrijke plaats van Brelaar, waar de schans gebouwd werd, de meest geschikte.

In 1601 maakt men reeds melding van een "huysinghe op die schans gelegen, genaemt die brele schans". Overblijfselen van een huis werden gevonden door de zonen Vandebeek.

Achter hun huis legden ze enkele jaren geleden ongeveer een 75 cm onder de begane grond, een pad van keien bloot, van 60 cm breed en 10 a 15 m lang. Het eindigde op een put, eveneens met keien afgezet en 1 m diep. Verder vonden ze veel bakstenen, dakpannen en scherven.

Om de grachten rond de schans van water te voorzien, was er de naburige Laam- en Winterbeek. Ook de Schansvijver ten Noord-Oosten tegen de schans aan (nu verdwenen) zal ook wel ingeschakeld geweest zijn ter verdediging der versterking. Aan de andere zijden waren er eveneens vijvers en moerassen. Vermelden we tenslotte dat er op de kaart van het Kadaster tussen de Winter- en Laambeek, ongeveer ter hoogte van het vroeger huis Lenaerts, een plaatsje aangeduid staat: " 't Schanske".

Constant Maes, uit de Hoogstraat vertelde volgend verhaal dat hij vernam van zijn vader Louis en deze hoorde het van zijn vader Pieter-Jan, die in de eerste helft van de 19de eeuw op de Brelaarschans woonde:

Toen België in 1830 zich los vocht van Holland en de onafhankelijkheid verkreeg, gingen de Hollanders hiermee niet akkoord. Zij vielen in 1831 ons land binnen, om het te heroveren, de zogenaamde 10-daagse veldtocht, die echter mislukte. Op 6 augustus werd er in Houthalen gevochten. Volgens Constant stonden de Hollanders op "den Berg", dit was ongeveer aan het huidige kruispunt, het hoogste punt van het dorp. De Belgen lagen aan den Teut, op de grens van Houthalen-Zonhoven. Ze beschoten elkaar met dikke kanonballen. In paniek vluchtten de inwoners van Tenhaagdoorn, Kwalaak, Ten Hout en de Groenstraat, zelfs sommigen van het dorp en deze van de Waard, Berkenen, Ten Eikenen en de Hemmen, in grote getallen, de Brelaarschans op, met zo velen, zei Constant, dat ze "proppensvol" zat.

Moeten we hieruit besluiten dat in 1831, de ophaalbrug nog bestond, zo niet had het geen zin te trachten zich op de schans in veiligheid te stellen?

TOPONYMIE: Brelaerschansweg - Schansbeemdenweg, Breilaarschansweg, Brelaer Schans, Schans Vijver, De Schans Bemden (kadaster).

KARTOGRAFISCH: (Google+)

  • Kaart: uittreksel uit de Atlas der Buurtwegen met het gehucht Brelaar en de situering van de schans.
  • Kaart: situatieschets van de schanssite (A. Cornelis).
  • Kaart rechts: militaire kaart Vandermaelen (1851). De schans is niet als dusdanig weergegeven maar wel als witte vlek voorgesteld (zoals nog een aantal andere schansen). Meerdere vijvers aan de oostzijde van de schans zijn wel duidelijk weergegeven.
  • Kaart: detail van de schans uit de Atlas der Buurtwegen.
  • Satellietbeeld: situering van de schans in het hedendaagse landschap. De aanpalende straten heten nog steeds: de Brelaarschansweg en de Schansbeemdenweg.
  • Overname kadasterplan + Luchtfoto en topografische kaart met waterlopen (via Marijke Wouters, Ruimte en Erfgoed, Limburg).
  • Weergave van de Brelaarschans op het digitaal kadasterplan van 2012. De schans is nog steeds als dusdanig aangeduid (nr. 464c, met als grachtresten de nrs. 450d, 450e, 450h) net als de benamingen: Schans Vijver en De Schans Bemden.
Vandermaelen, 1851.
Digitaal kadasterplan 2012.

Hier volgt de akte van toestemming van de Heer van Vogelsanck in de oude Nederlandse gewesttaal. Wie zich wat moeite geeft, zal de tekst wel begrijpen.

"Alsoo dije ondersaten der straeten van Brekenen (Berkenen) onder Sonhoven ghesoliciteert hebben aen honnen ghenadigen lantsheere, den heere van Vogelsanck, dat honne mochte verlent worden int Brijelaer eijnighe huetten te setten ende dije int ronde te begraven offt met eerde wallen te bewerpen, om duer alsulcke middel, alderhande roverije des te gemeckelijker te ontgaan, soe voer honnen persoen als honne bijesten ende andere have, soe hecht Sijn G (enade) alsullicke solicitatien billeek ende, bij dese geverlijeken tijde nootsaekelijck bevindende, honne 't selffve ghenadelijkck verleufft ende geconsenteert, op plaetsche in het Brelaer onder Breekenen soe dije selffve hon met aldaer gesoncken vijer (vier) paelstenen affbewesen is, doch met sullicken voerbehaldt ende conditien dat den aftbewesen grondt, daer dije hueten sullen opgeset worden, sal blijven in alsullicken wesen ende staet als hij voer gewest is. Allenelije, soe ijenants van den ondersaeten, dije huetten gheset sijnde, de sijne wolde aen eenen anderen oversetten, dat sullicke oversettighe sal gherichtelijck ghescieden allenelijek van der timeragien der huetten ende niet van den gronde, ut oersacken dat sijn ghenade aen haer reservert, tallen tijde alsullicke bouwinghe, gravinghe offt opwerpinghe nijet langer te laten staen, te liggen offt te wesen dan Sijn Ghenade sal ghelieffen, alsoe dat soe veere Sijn Ghenade sullick werck wederom aff wolde gheworpen hebben offt sijnen officier tot Vogelsanck schriftelijek offt mondelijek bevelen mochte ut oersaecken dije sijn Ghenade daer toe bewegen mochte. Ende Sijn Ghenade nimants sal schuldich sijn te kennen te geven offt te openbaeren dat Sijn Ghenade, alles wat voerscreven, wederom wolde ghedemoliert hebben. Dije onderdanen van Breckenen, ut extrajudiciaal aanseggen, 't selffve terstont ende op het ijerste all sulx sullen schuldich sijn te doen, ende in faict van weijgeringe, dat der Heer, op oncosten van den voersereven onderdanen, het voersereven werck moegen gehadt offt geleden hebben. Sullen oeck, soe wel gedurende ende blijvende dese Breckeningsse vestinghe als daer nae, nijet te min op aanvorderen des Heeren offt sijnen officier, op des Heeren huijs comen waecken ende andersintst, alles doen. Op alwecke voergaende conditien die onderdanen van Breekenen hon affbewesen plaetsche sullen moegen met wallen, porten ende bruggen bevestighen ende ronsoem met water beslaen, soe wijt ende soe hoeghe sij des tot honder bevrijinhe sullen vandoen hebben, dijeken tot opstijginge des waters buijten die paelen sullen moegen maecken, beheltelijck dat nimant van den ondersaten van Sonhoven offt Houthalen merckelijck daer bij gheinteresserten sijn ende te recht geoersaeckt sij hem daer over te beclaegen. Oeck sullen sije voersereven onderdanen van Breckenen, overmidts sij in der kercken tot Sonoven, eenen ijederen plaets hebben laten presenteren, ende ettelijck van honnen sullicke presentatie versmaet hebben, ende alsoe bij hon selffven tot opbouwinghe der voersereven vestinghe nijet ghenoch en sijn bij honne, op honnen vestinghe, in alle voergaende conditien, moegen opnemen ettelijcke onderdanen van Houthalen, soe hon gelieven sal, ende hon aldaer plaats verlenen. Wilt nochtans Sijn Ghenade dat Jan Vaes tegenwordich gherichtsbode, hoe wel hij in dije voersereven vestinghen sal plaets hebben, nochthans, ut merchelijcken redene die Sijn Ghenade daer toe bewegen als tallen tijden 't Sijnder Ghenade ende officieren dijenste stande, ende meer andere oersacken, gelijck Sijne Ghenade den voerseeden ondersaet dije voersede plaetsche te vergeffs ende sonder Sijn Ghenade ijedt daer van te beloven offt te geven ghenadelick vergunt hefft, van wachtweringhe ende alle oncosten dij bij dije besitters der voersereven vestinghen tot stichtinghe ende munitie der selffer, sal exempt sijn."

Actum in presentie der gerichten tot Sonoven den XV-en septembris a XVle ende een (1601).

Zonhoven

Navolgend is een deel van het schansreglement van 1599 weer gegeven:

"De kapitein-luitenant zal wekelijks twee of driemaal de schans, de brug en vestingen inspecteren, nagaan of er' kruit en lood (kogels) zijn voor de geweren op straf van een daalder, waarvan een derde deel voor de heer en twee derden voor het welzijn van de schansgezellen. De kapitein-luitenant zal vrij zijn van wacht. De kapitein-luitenant en rotmeesters zullen steeds toezicht hebben op de wacht. De schansgezellen zullen de luitenant en rotmeesters in alles gehoorzaam zijn (op straf van boete zo ze in fout zijn). De rotmeester zal zelf de wacht waarschuwen of door een huwbaar persoon doen mededelen, zodat de wacht altijd zal verzekerd zijn. Bij nalatigheid zal de rotmeester een boete van 21 Brabantse stuivers verbeuren. Elkeen die op de schans vlucht zal zijn beesten moeten vastbinden en de schapen van de wallen houden, op straf van een goudgulden en daarenboven zal hij de schade moeten herstellen.

Indien iemand de helft van zijn plaats afstaat aan een ander zullen ze beiden zoveel moeten werken als degenen die een hele plaats hebben en volle kosten betalen aan de portier, de bouw van het poorthuis, de brug en in alles wat betreft de behoefte van de schans, maar ze moeten slechts half werk doen aan de wallen en bij het vegen der grachten. Indien iemand de voorgeschreven reglementen niet navolgt, zal de luitenant met twee rotmeesters, de panden van de in gebreke blijvende persoon met "discretie" in beslag mogen nemen of verkopen en het geld van de verkoop mogen gebruiken ten belope van de boete, maar hem het overige teruggeven, zonder de bode van de heer daarbij te moeten betrekken. Zo een schansgezel zijn hut of huis zou verkopen of overmaken, moet hij de schansgezellen voorkeur geven en niet aan iemand buiten de jurisdictie verkopen, op een boete van een goud-gulden, half voor de heer, half voor de schans. Hij zal nochtans de hut mogen afbreken. Wij bevelen - onze kapitein- luitenant, rotmeesters en gezellen aan, ook alle andere personen die in nood zijn, op te nemen in de schans maar aan die personen wordt een speciale taks opgelegd. Alle geschillen tussen schansgezellen zullen alleen door de luitenant en de rotmeester beslecht worden. De portier of schansmeester zal elke morgen, wanneer de schansgezellen in hun huis binnen de schans zijn, toezien dat de huizen in goede staat zijn, zoniet de luitenant verwittigen. De portier zal toezicht hebben op de poort en toezien wat de schansgezellen leggen en hangen en dat ze geen hout kappen. Bevindt men hem in fout, zal men hem dadelijk zijn dienst mogen opzeggen, wegjagen en de poort achter hem sluiten. Ingeval de kapitein en de rotmeesters bevelen de wallen op te maken, de grachten te vegen, dorens of ander plantsoen te planten, hout of bomen te kappen voor het opmaken van het schanshuis en als iemand niet op tijd verschijnt zal hij een gulden hesseis verbeuren."

BIBLIOGRAFIE & INFO:

  • Algemene gegevens en plannen in samenwerking met M.Wouters, Ruimte & Erfgoed, afd. Limburg.
  • Bouwen door de eeuwen heen, dl. 19n3, p.86.
  • A.Cornelis Heemkring Houthalen-Helchteren), De schansen van Houthalen, 1969.
  • Geschiedenis van Houthalen, J.Mertens, Heemkundige Kring vzw Houthalen-Helchteren, p.195.
  • Molemans J. , Zonhoven. Historisch-naamkundige studie (Zonhoven, 1982): p.118.
  • Hansay A. (1931) "Documents inédits concernant la mise en défense des campagnes lossaines à l’époque moderne", in: "Bulletin de la Commission Royale d’Histoire de Belgique", 95, p.165-167.
  • Hansay A. (1923) Les ‘schansen’ dans le Limbourg, in: Bulletin de la Société Scientifique et Littéraire du Limbourg 27, p.13.