Ham

Vondsten van vuurstenen en lemmers, afslagen en andere gebruiksvoorwerpen tonen aan dat er -op de plek die Ham nu is- al mensen woonden rond de jaren 3000 tot 1500 voor Christus. De eerste vermelding van Ham als heerlijkheid dateert echter van 785. Daonatus schreef in Vita Sancti Trudonis, het verhaal over de heilige Trudo. Zo vertelt hij onder andere over een hofmeier Pepijn van Herstal die al zijn geld aan Ochinsala (Eksel) en Ham opdroeg. Een soortgelijk verhaal vond men eveneens terug in geschriften van Theodoricus.

De stichting van de abdij van Averbode (in 1135) had een gunstige invloed op Oostham, aangezien deze nieuwe abdij verschillende eigendommen in Oostham bezat.

In 1365 werd Ham onderricht aan het heerschap van Gerard van Ailly.

Het gebied maakte historisch deel uit van de heerlijkheid Ham.

Beide deelgemeenten hadden ieder drie schansen:

Kwaadmechelen (3): Genendijk - Gerhoeven - Veldhoven

Oostham (3): Gerhees - Kwamol - Langven