Houthalen

In Houthalen waren 4 schansen

De Lilloschans is relatief goed bewaard.

De Brelaarschans

De Lakerschans

De Hoevereindeschans

Houthalen, in 1117 als HALLU, in 1223 als HALE, maar vroeger ook al als HOLTHALEN vermeld, behoorde aanvankelijk tot het grafelijk domein van Loon, maar vormde vanaf de 14 de eeuw een onderdeel van de Heerlijkheid Vogelzang (Zolder), alhoewel het gerechtelijk bleef afhangen van het Oppergerecht van het Graafschap Loon.

Oorspronkelijk behoorde Houthalen tot het domein van de graven van Loon. Alleszins maakte het dorp sedert XIII deel uit van het persoonlijk domein van de graaf. In het begin van XIV kwam het o.m. onder de vorm van bruidschat in handen van de familie van Heinsberg en vormde het samen met Zolder, Stokrooi, Zonhoven en Heusden-Houweiken het land van Vogelzang. De heerlijkheid was achtereenvolgens in het bezit van de families van Rummen (1330), de Hamal (verheffing 1367-86), de la Marck (1386-1422), van Bastenaken (1422-57), d’Autel of van Elter (thans Autelbas in Luxemburg), (1457-XVIII A), de Sousa-Pacheco (1740-41) en de Villenfagne (1741-95). In zijn baronie was de heer vrij in zijn rechten, uitgezonderd de verplichting de heerlijkheid voor de Leenzaal van Kuringen te verheffen, als ze in andere handen overging, en de verdediging van het graafschap Loon in tijden van nood. De heerlijke rechten gingen, na het verdwijnen van het graafschap Loon, over naar de prinsbischoppen van Luik.

De schepenbank van Houthalen was een Loons hof dat behoorde tot het beroepsressort van het Oppergerecht van Vliermaal. Het was een lokaal rechtscollege van zeven door de heer van Vogelzang benoemde schepenen o.l.v. de schout, gewoonlijk één van Lillo, twee van Laak en vier van Houthalen. Tot hun bevoegdheid behoorden de middele en lagere rechtspraak. In laatste instantie kon een partij zich richten tot de Leenzaal van Kuringen. In afwachting van het vonnis of de straf werden delinkwenten opgesloten onder de kasteeltoren van Vogelzang of in de gemeente, waar de school fungeerde als gevangenis.

In het land van Vogelzang bevonden zich twee galgebergen, één in Bolderberg (Zolder) en één in Lillo (Houthalen).

Op bestuurlijk gebied was Houthalen ingedeeld in vier kwartieren of heerdgangen, die een grote zelfstandigheid binnen de gemeente bezaten, Dorp (met Hoevereinde), Laak, Lillo en Tenhout (met Kwalaak en Tenhaagdoorn), met elk een jaarlijks verkozen burgemeester of dorpsmeester. Een moderne of opkomende burgemeester werd voor de duur van één jaar verkozen. Het jaar nadien was hij oude of afgaande burgemeester, die de nieuwe bijstond. Daarnaast waren er nog vijf aan het bestuur toegevoegde gezworenen.

Waren de schansen van Houthalen privaat bezit of werden ze gebouwd op gemeentegronden? In elk geval droeg de gemeente bij tot het onderhoud ervan. We zien dit in de borgemeestersrekeningen. Hieruit blijkt dat de gemeente geld leende voor het onderhoud van de schans en hiervoor interest betaalde. Voor elk der 4 schansen van Houthalen, vonden we deze leningen voor het laatst in 1772. Daar echter de borgemeestersrekeningen na 1772 tot 1791 ontbreken, mogen we aannemen dat tussen die twee jaartallen de schansen in onbruik geraakten ...

Wanneer de parochie Houthalen met, volgens sommige bronnen Laak als eerste en oudste kerk, gesticht is, blijft tot nu toe onbekend. Feit is dat de Norbertijnerabdij van Floreffe (Namen), die omstreeks 1140 Hengelhoef al verworven had, in 1223 door schenking de parochiekerk van Houthalen verwierf en sindsdien daar de pastoor benoemde en de tienden inde. Later verwierf ze ook nog Kelchterhoef en de kapel van Laak. Zo zou de abdij van Floreffe tot omstreeks 1800 van wezenlijke betekenis zijn voor Houthalen.

(combinatietekst uit de website van de geschied- en heemkundige kring de Klonkviool en uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed

de detailgegevens van de schansen komen uit 'De schansen van Houthalen van Arthur Cornelis')